De maskers van Odin – Oud-Noorse wijsheid
Elsa-Brita Titchenell

isbn 9789070328634, gebonden, bestel boek

Uit deze uitgave mag alleen met toestemming van de uitgever iets worden overgenomen.

© 2005  Theosophical University Press Agency, Den Haag

 

 

      Inhoudsopgave     

 

Verklarende woordenlijst

 

Äger [een titan of reus] Ruimte: brouwer van mede voor de goden.

Agnar Naam van twee vroege mensheden; één werd onderricht door Grimner (Odin).

Alf [kanaal] Elf, ziel.

Allvis [all al + vis wijs] Een dwerg: wereldwijze minnaar van de dochter van Thor.

Andrimner [and lucht + rimner berekening, kalender] Een van de zwijnen die als voedsel dienen voor de Eén-strijders.

Áse [ás nokbalk van het dak van een huis] Een actieve god. Zie ook Asen (mv.), Ásynja (vr.) Ásynjor (vr. mv.).

Asen, Aesir [goden] Actieve godheden (mv. van Áse).

Ásgárd [ás god + gárd hof] Verblijf van de Asen.

Askungen [ask as + unge kind] As-kind, Assepoester.

Ásmegir [godmaker] Potentiële god: de menselijke ziel.

Ásynja [vr. vorm van Áse] Godin, actieve godheid.

Ásynjor [vr. mv. van Áse] Godinnen.

Audhumla [mythische koe] Vruchtbaarheidssymbool.

Balder Een Áse: de zonnegod.

Bärgälmer, Bergelmir [een titan] Oogst van een universele levensperiode.

Barre [barr dennennaald] Het heilige hofje van vrede. Snorri zegt dat de es naalden (barr) heeft, terwijl hij nooit een boom had gezien. Er waren er geen op IJsland.

Bele’s vloek Het zwaard van Frey.

Bifrost, Bäfrast, Bilrast De regenboogbrug tussen mensen en goden.

Bilskirner [flitsend, schijnend] Het gebied van het walhalla.

Bleknäbb [bleekbek] Adelaar, de reus Räsvälg.

Bödvild Dochter van koning Nidud.

Brage, Bragi Een Áse: dichterlijke inspiratie, wijsheid.

Brimer [oceaangolf] Een aspect van Äger. Zie Ymer.

Brisingamen [brising vuur + men juweel] Freya’s juweel, menselijke intelligentie.

Brock Een dwerg: het mineralenrijk.

Budlung Een koning (dichterlijk).

Bur [geboorte?] Ruimte, de eerste emanatie van Buri.

Buri Bevroren, ongemanifesteerde, abstracte Ruimte. Traditioneel verpersoonlijkt koning Buri of Bore de winter.

Byleist [weerlicht] De negatieve, destructieve kant van Loki, denkvermogen.

Draupnir [druiper] Odins magische ring die cyclussen voortbrengt (die er als dauwdruppels afdruipen).

Dvalin [comateus] De menselijke, niet-ontwaakte ziel; Dvalins speelgoed, de zonneschijf.

Dwergen Zielen die wat hun evolutie betreft lager staan dan mensen.

Edda [overgrootmoeder] De schoot (schatkamer) van menselijke wijsheid.

Eén-strijder Odins krijger; iemand die zichzelf heeft overwonnen.

Egil Een vroege mensheid, het tijdperk van onschuld.

Eldrimner [eld vuur + rimner berekening, kalender] Een van de everzwijnen die de Eén-strijders tot voedsel dienen.

Elf [kanaal] De menselijke ziel tussen de geest en de dwerg in de mens.

Eli-vágor [golven van ijsbolletjes] Koude stromen van stof.

Elohim [Hebreeuws mv.: goden] Godheid als een verzameling van vele krachten.

Fenja [fen water] Een van de reuzinnen die de magische molen van Grotte doen draaien.

Fenris, Fenrer Loki’s zoon, weerwolf die de zon gaat verslinden.

Fimbultyr [fimbul machtig, groot + tyr god] De hoogste godheid, de god van geheime wijsheid.

Fjölsvinn [fjöl zeer + svinn wijs] Odin als leraar en inwijder.

Fohat [Tibetaans] Elektromagnetische straling.

Forsete Een Áse: rechtvaardigheid, karma.

Freke [vraatzucht] Een van de wolfshonden van Odin.

Frey Een Áse: planeetgeest van de aarde; moed.

Freya Een Ásynja: planeetgeest van Venus, beschermster van de mensheid.

Frigga [Oud-Engels friga geliefde, echtgenote] Een Ásynja: Odins echtgenote.

Frode [frodr wijs] Een legendarische koning.

Frodefrid [frodr wijs + frid vrede] Tijdperk van vrede en wijsheid: het gouden tijdperk.

Gagnrád [gagn lucratief, waardevol + rád raad] Odin in Vaftrudnismál.

Galder Bezweringsformule.

Gángläre [gáng omzwervend + läre leerling] Koning Gylfe die wijsheid zoekt.

Garm De hond die de poort van Hel bewaakt, koningin van de dood.

Gegijzelde Een Vanen-god onder de Asen: een avatara vanuit een hogere wereld naar een lagere.

Geirröd [geir speer + röd rood] Een vroege mensheid.

Gerd Een reuzin: echtgenote van Frey.

Gere [hebzucht] Een van de wolfshonden van Odin.

Gimle [hemels verblijf] Een hoger bestaansniveau.

Ginnungagap [ginn de leegte + unge nakomeling + gap afgrond] Het mysterie van het niet-zijn.

Gladsheim [glad blij, schitterend + heim verblijf] De plaats van het walhalla.

Grimner [de vermomde] Odin als leraar van de jongere Agnar.

Groa [groei] Een sibille: het evolutionaire verleden dat loopt tot aan het heden.

Grotte [groei] Magische molen van verandering, schepping, vernietiging: evolutie.

Gudasaga [gud goed + saga vertelling] Een goddelijk verhaal dat mondeling werd verteld, een god-spel of gospel [evangelie].

Gullveig [guld gouden + veig teug of dorst] Het verlangen van de ziel naar wijsheid.

Gunnlöd Reuzin die de mede opdiende aan Odin in de berg.

Gylfe Een legendarische koning en zoeker naar wijsheid.

Gymer Een reus: de vader van Gerd.

Hamingja [geluk] Een beschermgeest.

Hávamál [hár hoog + mál spraak] Lied van de Verhevene.

Heid [heid heldere hemel] Een vala of sibille: de natuur die zich het verleden herinnert.

Heidrun [heidr heide of eer] De geit die de bast van de levensboom afknabbelt.

Heimdal [heim verblijf + dal vallei] ‘De witste Áse’. Hemelse beschermer van Bifrost.

Hel [dood] De dochter van Loki, heerser van het rijk van de doden. Zij wordt weergegeven als half blauw en half wit.

Hermod [herr een menigte + modr boosheid, stemming] Een Áse: een zoon van Odin.

Höder [höd oorlog, slachting] Een Áse: blinde god van duisternis en onwetendheid; broer van Balder.

Höner Een van de scheppende drie-eenheid; het water-beginsel.

Hugin [hug denkvermogen] Een van de twee raven van Odin.

Hvergälmer [hverr kookpot] Bron van de rivieren van levens. Ze ontspringt in Niflheim en bevloeit één wortel van de levensboom.

Hymer De eerste titan van een levenscyclus. Zie Rymer.

Idun Een Ásynja: ‘de vruchtbare geest’ die de goden voedt met de appels van onsterfelijkheid; de ziel van de aarde. Zij is de vrouw van Brage, dichterlijke inspiratie.

IJsreus Tijdperk van niet-leven tussen actieve levensperioden van een kosmos.

Ifing [ef of if twijfel] Rivier die mensen van goden scheidt.

Iörmungandr [jörmun enorm groot + andr adem] Een nakomeling van Loki: de Midgárd-slang. (Misschien de equator, het vlak van de ecliptica, of de melkweg.)

Ivalde Een reus: de vorige belichaming van de aarde.

Järnsaxa [järn ijzer + sax een kort zwaard] Een tijdperk: moeder van Thors zoon Magne. Op aarde het ijzeren tijdperk, in de ruimte één van Heimdals negen moeders.

Kenning Een beschrijvend epitheton gebruikt in plaats van een naam.

Kvasir Een gegijzelde die aan de Asen wordt gegeven door de Vanen; zijn bloed is epische poëzie.

en Laeti Genetische bloedlijn en duidelijk herkenbaar karakter of uiterlijk.

Lidskjälf [hlid zich richten op, of lid lijden + skjälf gebied] Het gebied van hulp of mededogen.

Lif en Lifthrasir [leven en overlever] Onsterfelijke beginselen.

Lin [lin vlas] Frigga, Odins echtgenote.

Loddfáfner Een dwerg: een lerende menselijke ziel.

Lodur Een van de scheppende drie-eenheid; het vuur-beginsel.

Lofar [lof hand of lof] Hoogste vertegenwoordiger van het dierenrijk.

Logi [log vlam] Weerlicht, het niet-geïnspireerde denkvermogen.

Lokabrenna [brenna brandend] Een naam voor Sirius.

Lokasenna [senna scherts] Loki’s schimpdicht.

Loki [lokka verleiden, verlokken; logi licht] Een Áse van een reuzengeslacht: de verlichter, het tweevoudige denkvermogen.

Lopt [verheven] Het aspirerende denkvermogen.

Lorride Thor als elektrische kracht op aarde.

Magne [goddelijk vermogen: zwaartekracht?] Een van Thors zonen in de kosmische ruimte.

Mede Drank van de goden: levenservaring.

Meid van Od (Freya) De hamingja of het hogere zelf van de mens.

Menglad [men juweel + glad blij, schitterend] Freya van wie het juweel de mensheid is.

Menja [men juweel] Een van de twee reuzinnen die de molen van Grotte laten draaien.

Midgárd [mid midden + gárd hof] Onze fysieke planeet.

Mimameid [mima van Mimer + meid boom] De boom van Mimer, eigenaar van de bron van ervaring.

Mimer [de hemel met negen niveaus] Een reus: eigenaar van de bron van wijsheid waaruit Odin dagelijks drinkt: stof.

Mjölnir [molenaar] Thors hamer van schepping en vernietiging.

Mjötudr [mjöt maat + udr uitputtend] De levensboom in zijn sterffase.

Mjötvidr [mjöt maat + vid toenemend] De levensboom in het stadium van groei.

Mode [goddelijke toorn: straling?] Een van Thors zonen in de kosmische ruimte.

Mundilföre [verwant aan möndull hendel, draaistok + före gaan, bewegen] Een reus, vader van de zon en de maan: de ‘hefboom’ of ‘as’ die de ‘wielen’ van de ruimte doet draaien.

Munin [denkvermogen, liefde, herinnering] Een van Odins twee raven.

Muspellsheim [muspell vuur + heim verblijf] Een kosmisch beginsel. Zie Niflheim.

Mysing Een zeekoning die de overwinning behaalde op Frode.

Nagelfar [nagel nagel + far reizen] Het schip van de dood, gebouwd uit de nagels van dode mensen.

Nanna Ziel van de maan, die stierf van verdriet toen haar echtgenoot Balder werd gedood. Voorgangster van Idun.

Nidhögg [nid onder + högg bijter] Slang die de Yggdrasil, de levensboom, ondermijnt.

Nidud [nid onder, het kwaad] Een legendarische koning: het meest materiële tijdperk op aarde.

Niflheim [nifl wolk, nevel + heim verblijf] Een kosmisch beginsel. Zie Muspellsheim.

Niflhel [nifl wolk, nevel + hel dood] Vernietiging van de stof.

Niflungar [nifl mist + ungar kinderen] Een vroeg menselijk ras dat nog vormloos, nevelachtig, was.

Nikar [hij die kwistig (ongeluk) ronddeelt] Odin als brenger van ongeluk/onheil.

Njörd Een Vanen-god: de heerser van Saturnus, vader van Frey en Freya.

Nornen [norn noodlot] Spinsters van het lot van goden, werelden en mensen.

Od, Odr [odr verstand, intelligentie] De hogere menselijke ziel, geestelijk geïnspireerd.

Odin [odr intelligentie, wijsheid] Alvader: het goddelijke beginsel op alle niveaus van het universele leven. Bewustzijn.

Odraerir [od wijsheid + raerir voortbrenger] De inspirator van goddelijke wijsheid.

Ofner [opener] Odin aan het begin van een cyclus.

Okolner [niet-bevriezend] De ‘wateren’ van de ruimte.

Örgälmer [ör oorspronkelijk, oer] Eerste trilling: de big bang. Zie Ymer.

Ragnarök [ragna goden, heersers + rök reden, oorsprong] Wanneer de heersende godheden zich terugtrekken naar hun oorsprong; het einde van de levensperiode van een wereld.

Ratatosk [rate reizen + tosk tand] Eekhoorn in de levensboom: bewustzijn.

Rate [een boor] Boorde door de stof voor Odin.

Reus, Reuzin Stof die door goddelijkheid wordt bezield.

Rig [neerdaling; deelname, inmenging] Goddelijke ontwaking van het menselijk denkvermogen.

Rimgrimner [rim rijp, aangevroren mist + grimner masker, vermomming] Een thurse, reus: koud, volstrekte stof.

Rind De aarde in de winter of in slaap.

Rödung [röd rood + ung kind] Vader van de vroege rassen Agnar en Geirröd in Grimnismál.

Ropt, Roptatyr [ropt over wie wordt kwaadgesproken, hij die verkeerd wordt begrepen + tyr god] Odin als brenger van beproevingen voor de ziel; de inwijder, hiërofant.

Röskva [levenskracht] Dochter van Egil en bediende van Thor.

Runen Wijsheid die tijdens het leven wordt verworven.

Rungner [luid gebulder] Een reus.

Rymer Een reus: einde van een levenscyclus. Zie Hymer.

Saga Gesproken of gezongen instructie in de vorm van een verhaal.

Särimner [sär zee + rimner berekening, kalender] Een van de everzwijnen die als voedsel dienen voor de Eén-strijders.

Sejd Profetie.

Sif [sif genegenheid, de heiligheid van het huwelijk] Een Ásynja. Thors echtgenote. Haar gouden haar is de oogst.

Sigyn Loki’s echtgenote.

Sindre [droesem] Een dwerg: het plantenrijk.

Sinmara Toverkol die de kookpot van de stof bewaakt, ervaring in de onderwereld.

Skade Zuster-vrouw van Njörd, dochter van de reus Tjasse.

Skald Bard

Skaldemjöd [skald dichter + mjöd mede] Inspiratie.

Skidbladnir [skid lat + blad blad] Door dwergen gemaakt schip voor Frey. De planeet aarde.

Skirner [straling] Straal van de god Frey, een boodschapper naar de reuzenwereld.

Sleipnir [glijder] Odins achtbenig strijdros.

Surt [vuur] Vernietiger van werelden; ook een kenning voor de drank van Sinmara.

Suttung Een reus, bewaker van de goddelijke mede van wijsheid en dichtkunst.

Svadilfare [svad glibberig + fare reizen] Een mythisch strijdros, de vader van Odins achtbenige Sleipnir.

Svafner [sluiter] Odin aan het einde van een cyclus.

Svipdag [svip oogopslag, snelle blik + dag dag] De succesvolle initiant.

Svitjod [het koude, het grote] Zweden.

Tafels Sterren en planeten waaraan de Asen hun feestmaal houden.

Thor [thorr, thonor, thur donder, inwijder, onversluierde macht] Een Áse: god van macht, levenskracht, elektriciteit, en van de planeet Jupiter. Bij verschillende gelegenheden ook Trudgälmer, Vior en Lorride genoemd.

Thurse [traag, dom] Niet-geïnspireerde stofreus.

Ting, Thing [kostbare voorwerpen; verzameling, inventaris] Parlement.

Tjalfe [snelheid] Zoon van Egil en dienaar van Thor.

Tjasse Een reus: een vroegere levensperiode.

Tjodvitner [tjod voetboei + vitner wolf, getuige] Fenris; wolf die vist naar de zielen van de mensen.

Tomte [tom leeg] Natuurgeest, behulpzaam.

Trol Natuurgeest, ondeugend.

Trudgälmer Kosmische Thor.

Trym [lawaai, strijd] Een reus: onze fysieke planeet aarde.

Tund Een rivier: tijd.

Tyr [Áse, god] Een goddelijk vermogen, ook de heerser van Mars. Tyr offerde zijn hand op om Fenris te helpen bedwingen.

Ull Een Áse: de god van een zeer spirituele, niet-gemanifesteerde wereld.

Vac of Vach [Skt. stem, spraak] Bij de hindoes het eerste geluid. Zie ook Audhumla.

Vaftrudnir [vaf wikkelen, weven + thrudr krachtig, geducht] De wever van sterke weefsels (van illusie).

Vägtam [väg weg + tam gewend aan] Pelgrim.

Vala, völva [sibille, profetes] Onuitwisbaar verslag van het kosmische leven.

Vale Een zoon van Odin.

Vanen, Vanagoden, Vanareuzen Goden die hoger staan dan de Asen; niet-gemanifesteerde godheden en overeenkomstige reuzen.

Ve, Vi [ontzag] Kosmisch prototype van Höner.

Vidar Een zoon van Odin, opvolger van Balder.

Vidofner [wijd opener] Haan in de top van de levensboom.

Vigridsslätten [viga inwijden + slätt vlakte] Het slagveld van het leven.

Vile Kosmisch prototype van Lodur.

Vingner, Vingthor [gevleugelde Thor] Epitheton van Thor.

Vior Thor als levenskracht in wezens.

Völsungar [völsi fallus + ungar kinderen] Vroege tweeslachtige mensheid.

Völund Naam van een mythische smid en bekwaam ambachtsman. De ziel van de vierde mensheid.

Völuspá [vala sibille + spá profeteren] Belangrijkste lied van de oudere Edda.

Walhalla [val keuze; gevallene op het slagveld + hall zaal] Odins zaal waar de Eén-strijders feestvieren.

Walkuren [val keuze; gevallene op het slagveld + kyrja zij die uitkiest of keurt] Odins afgezanten.

Weg van Hel Het pad van geboorte tot dood.

Yggdrasil [Odins strijdros, Odins galg] De levensboom.

Ymer [ijsreus] Örgälmer.

 


De maskers van Odin – Oud-Noorse wijsheid, blz. 344-54

© 2005  Theosophical University Press Agency
Daal en Bergselaan 68, 2565 AG Den Haag