Inhoudsopgave 
Bijeenkomst in Londen
Bonnington Hotel
24 juni 1951 – 15.15 uur
Lilian Rainford – voorzitter
Lilian Rainford: Dit is de laatste bijeenkomst van de rondreis
langs de verschillende centra die we hebben bezocht en ik ben al die
tijd bij de leader geweest, en het was een enorme ervaring. Ik heb onderweg
heel wat kleine lessen geleerd. Het was een ervaring te zien hoe stille
mensen bijeenkwamen, enkelen met nogal bezorgde gezichten, die zich
afvroegen wat er ging gebeuren, en hoe dan al die gezichten opklaarden.
Het was werkelijk een heerlijke tijd, overal waar we kwamen. Ik weet
dat u nu in dit geluk zult delen en het is mij een genoegen u de leader,
James Long, voor te stellen.
JAL: Dank u zeer, Mw. Rainford. Uit de manier waarop Mw. Rainford
spreekt, zou u kunnen opmaken dat zij de enige is die enkele lessen
heeft geleerd! Vergeet niet dat de leader voortdurend lessen leert,
ook op deze rondreis.
In Londen maken we een nieuw begin, als ik mijn theosofische geschiedenis
ken. De London Lodge werd nog maar kortgeleden opnieuw gevormd en is
bezig met een nieuw begin na een periode – niet van pralaya en
zelfs niet van verduistering, maar van rust. Er zijn hier vanmiddag
nog twee of drie andere loges vertegenwoordigd, Croydon, Bow en nog
een uit de omgeving van Londen, geloof ik. Als ik een soort boodschap
of een basisgedachte zou moeten geven om onze discussie op gang te brengen,
dan zou ik het hoofdthema kiezen dat zich nu op dit bijzondere punt
in de geschiedenis van de Society en zijn werk aan ons voordoet: dat
we niet langer achterover moeten leunen en maar ontvangen en ontvangen
en er niets mee doen, maar dat we voortaan de theosofie die ons overvloedig
is geschonken, bewust tot een deel van ons eigen karakter moeten maken,
en beginnen haar te geven, niet zozeer in woorden maar door iets van
onszelf aan de theosofie en daardoor aan de wereld te schenken.
De meesters zijn in de eerste plaats geïnteresseerd in de oorzaken
die onbevredigende resultaten tot gevolg hebben, en als Society hebben
we jarenlang geprobeerd de vinger te leggen op de oorzaken van de moeilijkheden
in de wereld. Het is een enorme klus, maar het is aan ons theosofen
dit werk te doen. Het is in feite een innerlijk werk dat we moeten doen.
En wat houdt dat in? We hebben leden in Engeland, Wales, Duitsland,
Zweden, Nederland, de Verenigde Staten, Finland, Australië, Zuid-Afrika,
Nigeria en in andere landen, waar er niet genoeg zijn om een afdeling
te vormen. Waar leden van de Society zijn is er gelegenheid voor theosofen
om daadwerkelijk iets te doen, om te helpen de verkeerde oorzaken die
de ellende in de wereld teweegbrachten en nog brengen, recht te zetten.
We hoeven onze verbeeldingskracht niet zo sterk te gebruiken om te beseffen
en te begrijpen dat als ieder van ons de theosofie serieus nam, waar
we ons ook bevinden, en probeerde, in spirituele zin, een sterke man
of vrouw te worden, we zouden ontdekken dat we iets van onschatbare
waarde zouden hebben bijgedragen tot het rechtzetten van de genoemde
verstorende oorzaken.
We hebben iets groots ervaren op deze rondreis sinds het Congres in
Utrecht, en het licht dat uit de ogen van de leden straalde in heel
Europa en in Engeland was werkelijk iets geweldigs om te zien en te
voelen. Er is goud in het hart van de leden van de TS over de hele wereld,
die, zoals HPB het uitdrukte, strategisch geplaatst zijn als beschermers
van de vooruitgang van de mensheid.
De inrichting van de zaal hier vanmiddag sprak me direct aan toen ik
binnenkwam, omdat ze zo overeenkomt met wat we in Washington DC hadden
toen ik daar enkele jaren geleden ronde-tafel-discussies leidde. Ik
ben erg blij u hier allen te ontmoeten. Laten we nu samen denken en
doen alsof u thuis bent en met mij praat in uw huiskamer, en aarzel
niet om te spreken over wat u op uw hart of in gedachte heeft.
Frank Keep: Ik ben erg geïnteresseerd in de ethiek van
de beschaving zoals ze door de verschillende volkeren wordt gezien,
in verband met het ware spirituele standpunt.
JAL: Bedoelt u wat onze houding is ten aanzien van de taak
waarvoor we als theosofen met onze specifieke opvatting over ethiek
komen te staan wanneer we in aanraking komen met de gemiddelde mens
en hem willen helpen met wat u als een andere opvatting van ethiek beschouwt,
om hem ons standpunt te doen begrijpen? Is dat de kern van uw gedachte?
Keep: Ja, inderdaad. Ik geloof er op die manier in, en men
zegt dat je, als je je houd aan de wetten van het maatschappelijk leven,
in deze wereld en die van het hiernamaals alle kansen zult krijgen.
Dat is hen zo ingeprent.
JAL: Ja, ik denk dat ik uw gedachte en vraag begrijp. De hele
basis en achtergrond, of tenminste 99 procent daarvan, van de ethiek
of de beschaafde morele structuur die we aantreffen, is ontwikkeld en
gegroeid uit die van het christendom. Ik denk dat u allemaal het met
me eens zult zijn dat de basisgedachte van ethiek en religie in het
Westen in het algemeen christelijk is, en dat al onze wetten, zowel
de burgerlijke als de andere, daaruit zijn voortgekomen.
We kunnen het hart en het denken van de mensen niet in één
dag veranderen, en we kunnen tegen de gewone mens niet zeggen dat zijn
opvatting over ethiek niet helemaal voldoet en dat wij theosofen er
betere denkbeelden op na houden en dat hij dus daarnaar moet luisteren
en zijn inzichten veranderen. Dat kunnen we natuurlijk niet doen. Maar
dit is wat we wel kunnen en moeten doen. Het oorspronkelijke christendom
verschilde niet van de theosofie. We hebben geen kritiek op het christendom
dat Jezus zou hebben onderwezen, maar op datgene wat op de zuivere leringen
geënt is en dat bekendstaat onder de passende term kerkendom. We
maken een grote fout als we onmiddellijk proberen onze belangstellenden
te overtuigen van onze meest technische theosofische leringen. In plaats
dat we in staat zijn met hen te praten in hun eigen taal en hun een
theosofische sleutel geven die ze in hun eigen geschriften kunnen gebruiken
en hen helpen hun geloof beter te begrijpen, jagen we ze vrijwel onmiddellijk
weg. Hetzelfde beginsel is van toepassing op boeddhisten, of moslims,
of welk geloof de volkeren van de wereld ook aanhangen.
De enige praktische manier die ik ken om het begrip van ware spirituele
ethiek in het denken van het gewone volk te verruimen is door bij onszelf
te beginnen en zelf in praktijk te brengen wat we al 75 jaar hebben
verkondigd. Dat is de enige manier waarop het op een praktisch occulte
manier zal lukken. Het is eenvoudig, maar waar. We lezen over karma,
en we zeggen zo gemakkelijk dat alles karma is, enz. We zeggen dat de
theosofie de meest praktische filosofie is die er bestaat, maar brengen
we haar werkelijk elke dag en elk uur in praktijk? Theosofie is nutteloos
als we haar niet in praktijk brengen; ze zal ons niet ver brengen tenzij
we ons leven tot een instrument maken van ons hart. Alle leraren hebben
duidelijk gemaakt dat het hart de kern van ons hele wezen is, de bron
van al ons denken en handelen. Het hart is het orgaan, het spirituele
centrum, letterlijk het pad naar die vonk van de godheid die zo worstelt
om zijn invloed in ons leven kenbaar te maken.
Dat is praktisch occultisme. Het is geen ondankbaar werk; het is ook
geen werk dat ons roem en complimenten zal opleveren, maar een werk
dat aan de wereld meer spirituele kracht zal geven. Zo zal een nieuw
en ruimer begrip van ethiek langzamerhand door de volkeren van de aarde
worden aanvaard. Is uw vraag hiermee voorlopig voldoende beantwoord?
Keep: Ja, dank u.
Vraagsteller: Doet het er iets toe of iemand beseft dat wat
hij ontvangt theosofie is?
JAL: Dat doet er helemaal niet toe. Maar laat ik wat dieper
ingaan op deze gedachte en haar toepassen op een belangstellende die
op een openbare bijeenkomst bij ons komt, en waarom ik denk dat we geen
bevredigende resultaten zullen behalen als we bij iemand erop aandringen
zich voor de theosofie te interesseren, of als we bij hem erop aandringen
om direct lid te worden wanneer hij net belangstelling begint te tonen.
Wanneer u lid wordt van de Theosophical Society, treedt u de voorhof
binnen van een heilige tempel, en niemand kan de drempel van die voorhof
bewust, met aspiratie in zijn hart, overschrijden zonder een reactie
te voelen. Iedereen die het diepgewortelde verlangen heeft een beter
mens te worden, overschrijdt die drempel, maar zodra we dit doen vraagt
het leven vrijwel direct daarna dat we de ernst van onze aspiratie zullen
bewijzen. Waar een diepe en oprechte aspiratie is, treedt het proces
van beproeving automatisch in werking.
Ik weet het uit ervaring. Toen ik met theosofie in aanraking kwam,
viel het karma op me als een lading bakstenen, en hoe vastbeslotener
ik was, des te krachtiger het zei: bewijs het, bewijs wat je waard
bent, bewijs je aspiraties. Toen ik toetrad tot de Esoterische
Sectie, die nu gesloten is, was het verschrikkelijk, want indien men
oprecht is, verzengen de vuren die op de drempel van loutering branden
de ziel. Oprechtheid en de kracht van iemands aspiratie zijn de bepalende
factoren – ze zijn de barometers.
Ik ben bang dat ik van uw vraag ben afgedwaald. Nee, het is niet nodig
onmiddellijk te roepen dat u theosoof bent. Laat de belangstellende
ernaar vragen. U zult zijn hart veel dieper raken als hij te weten wil
komen wat uw filosofie is, dan wanneer u probeert hem uw filosofie aan
te praten. Ik weet niet of u zoals wij in ons land verkopers heeft die
aan de deur komen om u dingen te verkopen. Wat is uw onmiddellijke reactie?
U kunt de deur van uw huis niet sluiten, maar u sluit wel ogenblikkelijk
de deur van uw denken en besluit om niets te kopen. Misschien heeft
hij iets goeds aan te bieden, maar u heeft er niet om gevraagd en wilt
er daarom niet mee worden lastiggevallen. Dat is precies wat er gebeurt
wanneer u probeert theosofie te ‘verkopen’, wanneer u de
mensen naloopt om hen te vertellen dat ze er belangstelling voor zouden
moeten hebben, dan heeft u de zaak al bij voorbaat verloren. Maar wanneer
iemand ziet hoe u op de onverwachte situaties van het leven reageert
en weet dat u theosoof bent, of zelfs indien hij het niet weet, zal
hij, als hij daarvoor gereed is, bij u komen en zeggen, ‘Kijk
eens, ik heb gezien hoe u bepaalde omstandigheden tegemoet treedt, zowel
in uw werk als elders. Wat is het dat u bezit? Hoe speelt u het klaar
uw kalmte te bewaren en u niet van de wijs te laten brengen?’
Hij vraagt het u op de man af en geeft u daarmee de gelegenheid. Omdat
de deur van zijn hart openstaat, wordt u uitgenodigd om binnen te komen
en met hem te praten, en wat u te zeggen heeft, zal iets betekenen.
Misschien zal het iets betekenen dat zo krachtig is dat het de hele
loop van de toekomstige bestemming van die persoon zal wijzigen.
Dat is volgens mij de manier waarop we te werk moeten gaan wanneer
we mensen voor theosofie proberen te interesseren. Maar ik zou dit niet
als een vaste regel willen stellen. Helemaal niet. We hebben allemaal
onze individuele svabhava, waarmee we moeten werken en waar we niet
tegenin moeten gaan. In het algemeen gesproken geloof ik echter dat
het bovenstaande het na verloop van tijd mogelijk maakt die zielen aan
te trekken die op het punt staan theosoof te worden, hoewel ze op dat
moment nog niet weten waarnaar ze op zoek zijn.
Frank F. Potter: Mag ik een vraag stellen? Deze ligt zuiver
op het terrein van het praktische organisatorische werk van de Society
en in Londen. Ik neem aan dat men heeft gedaan wat men kon om dit innerlijke
proces in zichzelf tot geboorte te brengen; en ik kom nu bij het praktische
plan voor het organisatorische werk van de Society en specifiek in Londen
– dit is een enorme stad, ik geloof dat Groot-Londen tien à
twaalf miljoen inwoners telt en ze groeit snel, zodat u ongeveer twintig
mijl kunt reizen van de ene naar de andere kant en langs de hele weg
niets anders ziet dan huizen, gebouwen, enz. – we hebben drie
loges, de London Lodge, de Croydon Lodge en de Bow Lodge.
Ik weet dat leden niet het belangrijkst zijn, maar de vraag die ik
eigenlijk wil stellen is: Raadt u ons aan vast te houden aan wat we
hebben en die paar centra uit te bouwen, of ziet u liever dat we ook
proberen uit te breiden en andere centra op te bouwen? Dit laatste is
namelijk tot op zekere hoogte vanuit Londen geprobeerd maar, vanuit
een uiterlijk standpunt gezien, zonder veel succes. De mensen kunnen
geen lange reizen maken om naar plaatselijke loges te gaan. De Croydon
Lodge ligt tien of elf mijl van hier en de Bow Lodge ligt ook enkele
mijlen hiervandaan. Het is een praktische vraag. Wat zou u aanraden?
JAL: Dank je, Frank. Geen twee plaatsen zijn gelijk, en ik
weet niet wat voor Londen de juiste oplossing is. In principe zou de
oplossing voor Londen kunnen zijn, hoewel we dit nog zouden moeten bekijken,
om uiteindelijk een loge voor Groot-Londen te hebben en zoveel studiegroepen
als mogelijk is. Terwijl ik dit zeg besef ik echter dat er veel kanten
aan de zaak zitten die dit volkomen onuitvoerbaar zouden kunnen maken,
althans op dit moment. Een loge bestaat als zodanig op grond van het
feit dat ze in de eerste plaats bijeenkomt om openbaar werk te doen.
Als ze er alleen maar is om theosofie te bestuderen en er niets mee
doet, zou u helemaal geen charter nodig hebben. Dan kon ze zuiver als
een studiegroep werken, wat ze in feite ook zou zijn. Ik neem aan dat
u in Croydon openbare bijeenkomsten houdt en misschien houdt u ook openbare
bijeenkomsten in Bow. Het verdient misschien aanbeveling om in Groot-Londen
drie openbare bijeenkomsten te houden. U ziet dat er geen vaste regel
of scherp omlijnd plan hoeft te zijn.
In Los Angeles, waar de afstanden minstens twee keer zo groot zijn
als hier en we geen metro hebben, waren er zeven of negen loges. Kolonel
Conger hoopte bij het begin van zijn leiderschap dat ze slechts één
loge zouden hebben, en de rest studiegroepen zouden worden; en er periodiek,
afhankelijk van wat gezien de omstandigheden het meest bevredigend zou
zijn, een grote openbare bijeenkomst zou worden gehouden waarbij de
financiële en andere inspanningen van deze loges konden worden
gebundeld, en daarnaast zoveel mogelijk studiegroepen in de verschillende
stadsdelen in stand te houden.
Een moeilijkheid waarop we moeten letten is dat persoonlijke verschillen
het hoofddoel van ons werk voor de mensheid niet in de weg staan. Als
we toestaan dat er meningsverschillen, botsingen tussen personen of
zelfs jaloezie tussen loges ontstaan, is dat pure schijnheiligheid.
Als we die kleine kern van eenheid in onze verschillende persoonlijkheden
niet kunnen vinden, laten we dan ophouden voor theosofen te willen doorgaan.
Natuurlijk kunnen we daarin niet voor honderd procent slagen. Maar we
kunnen erop letten dat we niet in dit probleem verzeild raken. Ik denk
niet dat u in Londen dit probleem heeft. Maar stel dat een belangstellende
naar zo’n openbare bijeenkomst toegaat, waar leden van een aantal
verschillende loges aanwezig zijn. De een zegt: ‘Kom op onze logebijeenkomst’,
een ander zegt: ‘Nee, kom naar de onze’, en een derde zegt:
‘U zou eigenlijk naar de onze moeten komen’, enz., enz.
Smoor die houding in de kiem, en kondig op uw openbare bijeenkomsten
aan waar alle studiegroepen gevestigd zijn, zodat de belangstellende
het gevoel heeft dat hij zelf een of meer ervan kan uitproberen en zelf
kan besluiten welke hij zou willen bezoeken. Als we op die manier te
werk gaan, zullen we niet alleen de belangstellende helpen, maar we
zullen het beste doen voor de theosofie, omdat de mensen zullen zien
dat theosofen op een echt broederlijke manier handelen en niet met elkaar
wedijveren om de meeste leden, enz.
Wat Londen betreft zou ik de zaak graag na afloop van deze bijeenkomst
met jou, Frank, en met Mw. Rainford en Dorothy Adams willen bespreken,
en zien hoe jullie erover denken. Persoonlijk zie ik geen moeilijkheden
in Londen en zolang alles goed gaat in Groot-Londen, kunnen jullie de
zaak op de ene of op de andere manier aanpakken. Waar het op aankomt
is dat we in onze respectieve omgeving alles moeten doen wat nodig en
natuurlijk is om dit actieve, spirituele samenwerkingsverband tot stand
te brengen en te bevorderen. Het is niets nieuws, maar we hebben er
alleen nog niet hard aan gewerkt, en nu zou ik dit samenwerkingsverband
werkelijk in actie willen zien, zodat er een natuurlijke en vrije uitwisseling
zal ontstaan tussen het Hoofdkwartier en de leden overal.
Ik zou er in het voorbijgaan op willen wijzen dat, hoewel HPB universeel
was in haar werk, Judge vocht voor zogenaamde autonomie en onafhankelijkheid
van Adyar toen dit, nadat HPB Adyar verliet, van het rechte spoor afweek.
Daarna kwam KT en brak organisatorisch alles af. Op het moment dat ze
kwam, was er kristallisatie opgetreden en om de circulatie van die kracht
tussen het Hoofdkwartier en de leden te herstellen, sloot ze vrijwel
alle formele loges in veel landen en gaf ze specifieke instructies voor
wat er gedaan moest worden en hoe en waar. Toen stierf KT en kwam GdeP
en stelde weer autonome afdelingen in. Kolonel Conger deed hieraan niets
tijdens wat hij zijn ‘overgangsbestuur’ noemde, maar bepaalde
zich tot het zaaien van de juiste zaden op de juiste plaatsen, zodat,
wanneer de volgende fase van het werk zou aanbreken, wij datgene zouden
kunnen doen wat de innerlijke kracht voor de leden weer vrij zou kunnen
maken. Wat gebeurt er dus nu? De zogenaamde autonomie gaat weer overboord.
Daar lag in het verleden het gevaar, en met de hulp van de goden zal
ik niet toestaan dat het weer gebeurt. Dit is een samenwerkingsverband.
Deze tijd vraagt erom dat de leader niet ‘de eerste onder gelijken’
maar ‘één onder gelijken’ zal zijn, en dat
wil zeggen dat ik overal in de wereld met de leden zal proberen samen
te werken.
We zijn nu bezig om aan de toekomst te bouwen, en we zouden niet meer
dat heen en weer geslinger moeten hebben zoals in het verleden, waarbij
de slinger te ver naar de ene kant gaat en dan weer een harde stoot
moet hebben om hem naar de andere kant te laten gaan. Dit samenwerkingsverband
is een grote taak, en ik heb uw hulp en de hulp van ieder lid nodig
om samen eerlijk de problemen te overdenken die zich niet alleen bij
uw individuele inspanningen, maar ook bij de nationale inspanningen
voordoen. Ik ben meer dan woorden kunnen zeggen dankbaar voor de kracht
en het begrip van onze leden in de verschillende landen. Is dat een
antwoord op je vraag, Frank?
Potter: Ja, dank u zeer.
JAL: Ik zou nu willen vragen of er leden zijn die op een bepaalde
tijd moeten vertrekken?
Vraagsteller: Kunt u me zeggen wanneer iemand door overreding
toetreedt tot de Esoterische Sectie, welke invloeden hij of zij dan
van de gelofte ondergaat?
JAL: Deze vraag is mij niet eerder gesteld en ik dank u hiervoor
hartelijk. Maar ik heb dit ook zien gebeuren, en mijn hart deed pijn
wanneer ik het zag, maar ik kon er niets aan doen. Dat is beslist het
paard achter de wagen spannen in deze occulte instelling. We moeten
nooit ofte nimmer iemand aanmoedigen die stap te doen. Nooit. Om het
karma van een dergelijke situatie te kunnen lezen, zou ik echter bijzonderheden
moeten weten, niet om het karma in details te lezen, maar om een beter
antwoord op uw vraag te geven. Geheel naar verhouding van de graad van
kennis die de aanvrager had, zal degene die erop aandrong en door zijn
wil de aanvrager de Esoterische Sectie in dreef, volgens mij moeilijkheden
krijgen. Met andere woorden, we hebben geen flauw idee hoe we ons eigen
individuele karma verstrikken in het karma van een ander wanneer we
ons bemoeien met zijn zaken die niet de onze zijn – of het nu
gaat om het toetreden tot de Esoterische Sectie of tot de TS.
Er schuilt gevaar in de plicht van een ander, en vooral wanneer het
om zaken zoals deze gaat. We kunnen dit niet serieus genoeg nemen. Het
is verschrikkelijk gevaarlijk de verantwoordelijkheid op zich te nemen
een ander in esoterische aangelegenheden te beïnvloeden. Gedurende
het leiderschap van kolonel Conger zag ik wat er gebeurde op het punt
van het aanvaarden of herkennen van een leader. Tijdens de hele duur
van kolonel Congers leiderschap maakten enkele leden van GdeP’s
hoogste groep aan het Hoofdkwartier, die overal in de wereld door de
leden werden gerespecteerd, van die positie en dat respect gebruik om
te proberen het denken van andere leden te beïnvloeden. Esoterisch
beschouwd was dit verkeerd. We hebben gezien hoe het karma daarvan heeft
gewerkt. De hevigheid van de reactie die de leden van die hogere groep
moesten doormaken en ondergaan, ondanks de verblinding van hun zelfgeschapen
maya, is naar mijn bescheiden mening het gevolg geweest van de reactie
op het zich inlaten met de plicht van een ander. Het kan ook niet anders,
want, zodra we ons op een onnatuurlijke manier door het gebruik van
onze persoonlijke wil mengen in de plicht van een ander, ontdekken we
dat het oplossen van onze moeilijkheden even lastig is als het scheiden
van een druppel inkt van het heldere water als ze eenmaal daarin is
gedaan. Dat is precies wat er gebeurt in onze karmische verbintenissen,
wanneer we iemand anders onze wil opleggen.
Hetzelfde is gebeurd in verschillende gradaties met veel personen die
in aanraking kwamen met de stroom van spirituele kracht die door deze
Society stroomt. We hoeven niet ver terug te gaan in de geschiedenis
van het werk om het te zien. Een lid dat de ware geest van de theosofie
in zijn of haar hart heeft, draagt veel bij aan het werk, heel veel.
Dan komt hij op het punt dat hij het gevoel krijgt dat hij heel wat
heeft gedaan en dat hij heel belangrijk moet zijn. Maar u en ik en anderen
zijn niet degenen die met de eer moeten gaan strijken. Als we oprecht
zijn, maken we onszelf voor kortere of langere periode tot kanalen;
en zolang we ervoor zorgen dat we zuivere kanalen zijn, werkt de Wet
zodanig dat de logekracht in meerdere of mindere mate door dat kanaal
moet stromen. Maar vanaf het moment dat iemand begint te denken dat
hij belangrijk is en dat hij degene is die al het goede werk doet, raakt
het kanaal verstopt. Omdat de menselijke aard nu eenmaal is wat hij
is, gaan zelfrechtvaardiging en andere aspecten van de negatieve kant
van de menselijke natuur een voor een meespelen, en droevig genoeg verdwijnen
zij die dachten werkelijk belangrijk te zijn, dachten sleutelfiguren
te zijn, van het toneel. En zo zal het blijven gaan. Er is niemand belangrijk
in dit werk. We zijn allemaal kanalen en we moeten ernaar streven dat
te blijven zodat de natuurwetten door ons hele wezen kunnen vloeien
en ons in staat stellen om werkelijk theosofen in actie te zijn.
Nee, ik zou nooit ofte nimmer een ander lid, als de Esoterische Sectie
open zou zijn, aanmoedigen of er bij hem op aandringen lid van die sectie
te worden. Ieder van ons moet zelf de drempel overschrijden. De enige
manier waarop we iemand werkelijk kunnen aanmoedigen die stap te doen
is door een waardig voorbeeld te zijn, en dan zal hij misschien ernaar
vragen. Het is gevaarlijk, heel gevaarlijk, met onze wil in te grijpen
in de plicht van een ander. Is uw vraag hiermee beantwoord?
Vraagsteller: Ja, dank u.
Vraagsteller: Hoe komt het dat soms wanneer we onderricht
geven of als we proberen te helpen, er als het ware een neiging schijnt
te zijn datgene van de andere persoon over te nemen waar we op dat moment
tegenin gaan?
JAL: Laat ik eens nagaan of ik uw vraag begrijp. Met andere
woorden als een medemens op een natuurlijke wijze bij mij of bij u komt
met een probleem, en u probeert hem te helpen om zijn moeilijkheden
op te lossen, dan nemen u of ik de gevolgen of de moeilijkheden op ons,
waar die persoon doorheen gaat. Bedoelt u dat?
Vrager: Gedeeltelijk, of we hebben het gevoel dat we dit doen?
Is dit noodzakelijk?
JAL: Het is niet noodzakelijk. Ik zal wat ik te zeggen heb
zo eenvoudig mogelijk houden en me niet in de technische aspecten van
de zaak begeven. Het beste antwoord dat ik daarop kan geven is om opnieuw
te wijzen op het zich dagelijks ontvouwende karmische draaiboek, waarover
ik zo vaak heb gesproken in verband met de mensen die we van dag tot
dag ontmoeten, en daarbij ook te denken aan de dingen die ik heb gezegd
over personen die bij ons komen om hulp, of die wij opzoeken om hen
te helpen. Ik durf te beweren dat als iemand ondervindt wat u zei en
de tekortkomingen, of wat het ook zijn, van de ander overneemt, dit
het gevolg is van het feit dat hij die ander opzocht om hem te helpen.
Dit klinkt misschien als een paradox. Soms doet iemand zonder woorden
een beroep op ons. En daarom zeg ik dat we moeten proberen het dagelijkse
karmische draaiboek te lezen en onze persoonlijke wil op de achtergrond
te houden. Ik bedoel niet dat wanneer u ziet dat iemand in moeilijkheden
zit, u er maar aan voorbij moet gaan en zeggen, zoals ik sommige theosofen
heb horen zeggen: ‘Wel, dat is zijn karma.’ De barmhartige
Samaritaan kwam voorbij, hielp de man en verbond zijn wonden. Dat is
onze plicht. Maar het is nodig om onderscheid te maken. Als we iemand
helpen, is de beste bescherming voor beiden zo onpersoonlijk mogelijk
te zijn: onpersoonlijk en zelfloos. Als hij bij u komt en om hulp en
bijstand vraagt, en u probeert hem dan te helpen om zichzelf te helpen,
is er niet veel gevaar. Maar als u in feite iets voor hem doet, dan
raakt u onmiddellijk in zijn moeilijkheden verwikkeld.
Om een tastbaar voorbeeld te geven: door verkeerd handelen, een verkeerde
instelling, onjuiste denkbeelden, verkeer ik in een moeilijke financiële
positie. Ik ga naar de bank of naar iemand anders om wat geld te lenen.
Een poosje ben ik ermee geholpen, maar mijn moeilijkheden worden er
niet door opgelost. En dan gebeurt weer hetzelfde en ik leen weer wat
geld, misschien heb ik de ander zelfs nog niet kunnen terugbetalen en
wat belangrijker is, ik heb niets gedaan aan datgene waardoor ik in
financiële problemen raakte. U ziet dus wat de bank of de mensen
die me het geld leenden, zich op de hals hebben gehaald. Ze hebben de
gevolgen van mijn zwakheid op zich geladen, omdat ze ongetwijfeld het
geld zullen verliezen. En wat hebben ze voor mij gedaan? Ze hebben me
eerder zwakker dan sterker gemaakt.
Nu gaat dit niet in alle gevallen op, beslist niet, omdat iedere individuele
omstandigheid en situatie anders is. Maar het gaat hier om het principe.
Als wij als theosofen zeker zouden weten dat ik in die slechte financiële
omstandigheden verkeerde omdat ik te veel hulp van de verkeerde soort
kreeg en iemand iets voor mij deed terwijl ik mijn eigen kar had moeten
trekken, dan zou de werkelijk broederlijke houding zijn mij het geld
niet te lenen, maar mij in de gelegenheid te stellen de moeilijke weg
te gaan, zodat ik die karaktereigenschappen en levensgewoonten zou veranderen
en zelfstandiger zou worden. Maar zoals ik zei, ieder geval is anders.
In het algemeen gesproken geloof ik niet dat de persoon die op een
natuurlijke manier de gelegenheid heeft gehad een ander te helpen, datgene
op zich zal nemen waaronder die ander lijdt, indien hij die persoon
helpt om zichzelf te helpen, in plaats van feitelijk iets voor hem te
doen waardoor hij hem zwakker maakt. Is uw vraag hiermee beantwoord,
althans in essentie?
Vraagsteller: Vrijwel.
JAL: Vrijwel, waarom zegt u niet welk gedeelte er niet door
werd beantwoord?
Vraagsteller: Voornamelijk gemoedstoestanden van mensen of
zelfs bij discussies of wanneer we proberen hen een weg te wijzen. Het
lijkt op geven en nemen. Ze krijgen wat en jij verliest wat.
JAL: Ik denk dat ik nu begrijp wat u bedoelt. Misschien heeft
u aan het volgende punt niet gedacht, of misschien ook wel. Wanneer
we met iemand over iets praten zonder dat we een stap verder komen en
we zijn hart of zijn denken niet kunnen bereiken en de deur gesloten
is, kunnen we beter ermee ophouden, omdat woorden niet zullen werken.
Naargelang u of wij ons door dezelfde maya, waarin die persoon verstrikt
is, laten meeslepen, zullen we de gevolgen ervan ondervinden. Er bestaat
echter een andere manier, die op de lange duur even doeltreffend is,
maar waarvan u de resultaten waarschijnlijk niet te zien zult krijgen.
Namelijk niet te argumenteren en niet te spreken, niet te proberen met
uw verstand het verstand van de ander te bereiken, maar rustig en met
sympathie te luisteren en zo weinig mogelijk te zeggen.
Kolonel Conger gaf me eens een uitstekend advies, toen ik erg ontmoedigd
was door het feit dat iemand die ik had geprobeerd te helpen zich –
ondanks het feit dat ik de indruk had gekregen dat hij werkelijk zijn
leven zou beteren – eenvoudig had afgekeerd en nog slechter was
geworden dan daarvoor. Toen ik het allemaal aan de kolonel had verteld,
keek hij me aan met een twinkeling in zijn ogen: ‘Jongeman, je
vergeet dat er zoiets als karma bestaat.’ Toen ging mij snel een
licht op!
Ik zei tegen hem: ‘Wat zou u doen in zo’n geval?’
En zijn antwoord was: ‘Er is niet veel dat je kunt doen, behalve
dan dat je, wanneer je met hem spreekt, niet moet verwachten dat je
woorden resultaat zullen hebben, maar laat je woorden een beroep doen
van jouw hogere zelf op zijn hogere zelf en zie niet uit naar resultaten.’
Ik heb ontdekt dat dit het beste werkt, en ook heel snel. Op die manier
neem je niets van de ander over en toch help je in feite waar hulp nodig
is: zo versterk je de neiging van zijn hogere zelf om wat verder in
zijn lagere bewustzijn door te dringen. Dat is wat hij nodig heeft.
Dan leggen we niet onze wil op, maar uit een vriendelijk hart zenden
we met ons hogere zelf een gedachte naar zijn hogere zelf. Dan zal de
magie haar werk doen. Dat is ongeveer het enige wat we op een bepaald
moment kunnen doen.
Vraagsteller: Er is nog een kant aan de zaak wanneer we worden
omringd door allerlei standpunten, en hoewel we alles eraan doen om
vast te houden aan de dingen waarvan we weten dat ze goed zijn, bestaat
er niettemin de tendens dat we die moeilijkheid overnemen.
JAL: Dat is waar en ik wil niet de indruk bij u wekken dat
wat ik in positieve zin heb gezegd, in een handomdraai kan worden verwezenlijkt.
Nee, daar is tijd, volharding en inzicht voor nodig. Ik begrijp precies
wat u bedoelt, want het is in het dagelijks leven onder bepaalde omstandigheden
een zware taak. Maar theosofen zijn praktische mensen, althans behoren
het te zijn, en het is nu tijd om iets van onze filosofie in praktijk
te brengen. Hoe sensitiever we worden, des te sterker we de atmosfeer
ergens opmerken en aanvoelen. Er is maar één ding dat
we werkelijk kunnen doen en niet met woorden, namelijk dit: kom met
een sterke onpersoonlijke houding en probeer de zaken niet te veranderen,
maar breng in die atmosfeer een juiste gedachte en laat het daarbij.
Ze zal na verloop van tijd haar gevolg hebben.
Bedenk wat ik al zo vaak heb gezegd: dat ieder mens, iedere omstandigheid,
iedere atmosfeer, zo u wilt, waarmee we te maken krijgen, u een van
twee mogelijkheden geeft: óf u krijgt iets, óf er wordt
van u verwacht dat u iets geeft. Als u dus een goede en opbouwende gedachte
in die atmosfeer brengt en niet probeert uw ideeën op te dringen,
of er bewijzen voor aan te voeren, maar rustig uw taak doet en het goede
en schone in anderen probeert te zien hoewel hun uiterlijke gedrag misschien
erg storend lijkt, dan denk ik dat u niet al te veel problemen zult
hebben. U zult misschien ontdekken dat juist die atmosfeer zal helpen
om in uw eigen natuur bepaalde eigenschappen zoals kracht, geduld en
begrip aan te kweken, die we allemaal nodig hebben. Als we weglopen
dan schieten we tekort in onze verantwoordelijkheid om juist dat te
geven wat misschien nodig is om de hele polariteit van een toestand
te wijzigen.
Frank Hunter: Ik heb een boek van Paul Brunton over India
gelezen. Ik heb veel over hem horen vertellen, maar ik weet niet of
hij een waar occultist is of niet. Hoe staat u tegenover zo iemand die
yoga beoefent en tegenover de gedachte van het persoonlijk bereiken
van de grote ervaring?
JAL: Bij onze openbare bijeenkomst in Berlijn was er iemand
die ongeveer dezelfde vraag stelde. Ik vertelde de jongedame dat ik,
toen ik nog maar pas was begonnen naar waarheid te zoeken, Paul Brunton
had gelezen. Ik ben bekend met zijn boeken, niet in detail, maar laat
ik zeggen dat iemand er volgens mij niet op achteruit gaat door ze te
lezen. Het voornaamste bezwaar bij Brunton is naar mijn mening dat hij
op een bepaald punt zo opgaat in zijn eigen mystiek dat hij zijn werkelijkheidszin
verliest die hij nodig heeft en die we allemaal in ons dagelijks leven
nodig hebben; en het is niet goed voor een lid om te gaan zweven en
te gaan denken dat hij niet ver af is van een volkomen eenwording met
het goddelijke. Maar vooral in zijn eerste boeken is Paul Brunton een
van de betrouwbaarste die ik ken, en ik zou niemand willen afraden hem
te lezen omdat het een stap in de goede richting is. Ik zou u in overweging
willen geven geen pogingen te doen hem in zijn latere boeken te volgen,
waar hij dieper ingaat op de verschillende soorten yoga, want op dat
punt moet een theosoof alleen maar uitzien naar de fundamentele ware
rajayoga. Dit is praktisch occultisme, en hoe goed iedere andere filosofie
of stelsel van training misschien ook lijkt, zolang het geen werkelijke
rajayoga is, is het geen echte theosofie. Als we daarvan afdwalen komen
we in moeilijkheden. Aan de andere kant, indien theosofie niet het antwoord
heeft op welk probleem dan ook in ons leven, dan zou ik zelf naar iets
anders beginnen uit te kijken!
Laat u alstublieft niet weerhouden te zeggen wat u op uw hart heeft,
zolang u nog vragen hebt.
Vraagsteller: Ondervindt u veel tegenwerking van de kant van
de Kerk?
JAL: Dat hangt af van de streek. In sommige plaatsen helemaal
niet, in andere heel veel. Ik geloof dat een van de redenen waarom de
tegenstand aanhoudt is dat de meeste geestelijken geen ervaring hebben
met de welwillende en begrijpende houding die veel theosofen tegenover
het christendom hebben. Aan de andere kant staan geestelijken die zelf
wat hebben gestudeerd, helemaal open voor de theosofische invloed. Ik
ken in feite een of twee gevallen waarin de dominee zelf HPB noemde
en haar Geheime Leer citeerde. Ik heb een vriend die in de
stad woont waar ik vandaan kom die theosoof is en die daar de bijbelklas
van de presbyteriaanse kerk leidt. De dominee weet dat hij theosoof
is en heeft hem uitgenodigd lezingen te houden in zijn eigen klas. Ik
heb er op verzoek één gehouden over verschillende aspecten
van de mysteriën. Steeds meer ruimdenkende geestelijken van verschillende
richtingen staan open voor de theosofie. De unitariërs in ons land
zijn zeer ruim van opvatting en dat geldt ook voor een toenemend aantal
andere groepen. De congregationalisten zijn ook ruimdenkend. Dit is
begrijpelijk omdat ze in hun organisatie ook begonnen zijn met de broederschapsgedachte.
Het hangt er helemaal van af in welk deel van het land men zich bevindt
en ik neem aan dat het hier ook wel zo zal zijn. In het oosten van ons
land zitten ze nogal vast in hun geloof, vooral in New England is het
moeilijk. Ook in het zuiden hebben we nog een heleboel kerkgenootschappen
die proberen de belangstelling voor godsdienst te laten opleven. In
het algemeen gesproken hebben we daar de minste leden. Maar in het midden-westen
en het uiterste westen ondervinden we weinig of geen tegenstand.
Zo hier en daar zijn er nog geestelijken die erg onverdraagzaam zijn.
Dit doet me denken aan het verhaal van een dominee uit het zuiden van
Zweden, die zijn preekstoel beklom en begon om eens even te vertellen
hoe het met de theosofie stond en zei dat het ‘het werk van de
duivel was’ en om dit te bewijzen vertelde hij zijn gehoor dat
‘elke keer dat je over theosofie spreekt, of naar een theosofisch
boek kijkt, of met een theosoof spreekt, het enige wat je ziet een blauw
licht is!’ Ik weet niet wat hij bedoelde, maar om die blauwe tint
in verband te brengen met de duivel, leek me onzinnig. Dit werd me verteld
door een van de leden in Zweden en ik heb er hartelijk om gelachen.
Vraagsteller: Een vriendin van mij is onlangs aangenomen,
maar voordat dit zou gebeuren zei ze tegen de dominee: ‘Ik geloof
in reïncarnatie, heeft u daar geen bezwaar tegen?’ Ze vertelde
me dat hij enkele minuten bleef zitten en toen antwoordde: ‘Dat
is goed.’ Het lijkt er dus op dat er in ieder geval over deze
dingen wordt nagedacht.
JAL: Dat moeten ze wel. Intelligente mensen onder de geestelijken,
en ook in hun geloofsgemeenschappen, kunnen niet langer voorbijgaan
aan het feit dat ongeveer 80 procent van de wereldbevolking in reïncarnatie
gelooft. In het Oosten iedereen. Dat is een aangenomen feit, en kritische
bijbelonderzoekers hebben voldoende bewijsmateriaal aangevoerd om aan
te tonen dat meester Jezus haar aannam. In de bijbel is hier en daar
duidelijk te zien dat de vertalers en commentatoren dachten dat ze bepaalde
aanwijzingen hadden verwijderd, maar ze zijn daarin niet goed geslaagd.
Dit zijn allemaal goede tekenen. Ik ken zelf enkele voortreffelijke
dominees en hoogwaardigheidsbekleders in de kerk die heel ruimdenkend
zijn.
Vraagsteller: Misschien moet ik deze vraag niet stellen omdat
ik nieuw ben, maar ik had belangstelling voor wat meestal spiritisme
wordt genoemd omdat ze zeer sterk neigen tot wat in feite theosofie
is. En ze doen niet meer zoveel aan verschijnselen en al die gekke dingen
die hun zo’n slechte naam hebben bezorgd, en ze hebben in feite
een voorkeur voor sprekers met theosofische opvattingen. Ik vind het
erg jammer dat er niet iets aan gedaan kan worden. Ik zou niet echt
weten wat, maar hoopte dat er in de toekomst wat gedaan zou kunnen worden
om samen te gaan of hen meer actief bij ons werk te betrekken. Ik heb
het gevoel dat we deze mensen behandeld hebben zoals we met het christendom
hebben gedaan. We hebben een beetje op hen neergekeken.
JAL: Dank u voor uw opmerking en gedachten. Ik ben ook heel
blij te ontdekken dat er in bepaalde kringen van spiritisten de neiging
bestaat om zich van het aspect van verschijnselen af te wenden. Volgens
mij zullen ze ongetwijfeld na verloop van tijd, als ze oprecht zijn
en werkelijk naar waarheid zoeken en niet naar de rechtvaardiging van
hun eigen ideeën, individueel automatisch tot het theosofische
werk worden aangetrokken. Het was niet zonder goede redenen dat HPB
toen ze haar werk in de Verenigde Staten begon, contact zocht met de
spiritisten, in de hoop dat ze hun de waarheid duidelijk zou kunnen
maken, hen op het rechte spoor zou kunnen brengen, en hen zou kunnen
gebruiken als de eerste kern voor het stichten van deze Society. Maar
ze werden te zeer in beslag genomen door wat ze hadden ontdekt en ze
wilden geen dieper inzicht. Toen moest ze hen laten gaan. Sindsdien
is er een verbetering te bespeuren, maar niet in die mate dat ze de
werkelijke filosofische achtergrond van hun verschijnselen willen kennen,
hoeveel goede en oprechte mensen er onder hen ook zijn.
Vanuit een organisatorisch of groepsstandpunt beschouwd ligt het echter
niet op onze weg om te proberen door uiterlijke organisatorische regelingen
tot een spirituele eenheid te komen. Spirituele eenheid is iets innerlijks
en naargelang we een voorbeeld zijn van onze theosofie, zullen zij die
ervoor open staan en naar waarheid zoeken, in ons een voorbeeld vinden
dat ze zullen willen volgen. Ze zullen er dan meer van willen weten.
Wat er in ons hart leeft is de magneet, want om Emerson te parafraseren:
wat ons hart zegt klinkt zo luid dat niemand een woord kan verstaan
van wat we zeggen. Dat is de waarheid, want wat we in ons hart als theosoof
zijn zal met luide stem spreken, ongeacht wat onze woorden zijn.
Ik denk dat de werkelijke reden waarom de spiritisten zich enigszins
van het aspect van de verschijnselen hebben afgewend en wat meer de
richting van de theosofie op gaan – ik zeg niet van de Theosophical
Society, maar theosofie, de goddelijke wijsheid – is dat enkele
van de zaden die daar door HPB werden uitgezaaid, nu als ideeën
wortel beginnen te schieten. Ik hoop ook dat er in de loop van de cyclussen
van tijd en van generaties meer en meer inzicht zal groeien en dat ze
bij hun inspanningen de juiste weg zullen inslaan.
Anderen doen hetzelfde. In Cardiff spreekt een van onze leden regelmatig
voor een groep spiritisten. Hij is een mijnwerker uit Wales en hij brengt
hen altijd zuivere theosofie.
Vraagsteller: Vindt u dat verantwoord en raadzaam?
JAL: Jazeker. Een theosoof kan gerust naar een groep spiritisten
gaan, of waarheen dan ook. Individueel heeft hij het recht daartoe.
We bemoeien ons niet met de rechten en verantwoordelijkheden van een
lid. Maar ik zou geen algemeen geldende verklaring willen doen en zeggen
dat het officieel juist is dat deze persoon dit of dat doet.
Maar als iemand mijn mening vraagt over dit of een ander geval, dan
zou ik de feiten over dat specifieke geval willen weten. Individueel
kan een lid doen wat hij wil; hij kan naar iedere kerk gaan, of tot
elke organisatie behoren die hem aanspreekt. We hebben hier geen dictatuur.
Maar wanneer hij officieel de Society vertegenwoordigt is dat
een andere zaak.
Vraagsteller: Ik ben zelf lid geweest van een spiritistische
groep. Ik kreeg genoeg van al die verschijnselen en verlangde naar wat
meer, en nu ben ik hier.
Vraagsteller: Wat betreft het lid worden van onze Society:
Ik denk dat er zelfs bij GdeP’s idee van verbroedering tussen
theosofische groepen niet werd verwacht dat ze bij ons lid zouden worden
en ze werden ook niet daartoe uitgenodigd.
JAL: U brengt hiermee een punt naar voren dat ook in Manchester
en Liverpool ter sprake kwam en dat ook in andere landen van Europa
en bij ons in de Verenigde Staten is besproken. In de korte periode
van mijn leiderschap werden me een aantal vragen gesteld die hiermee
verband houden, omdat men natuurlijk zegt: Wel, u staat broederschap
voor en toch voelt u er niet voor dat de twee organisaties zich verbroederen.
Zoals ik herhaaldelijk heb gezegd, staat het ieder TS-lid vrij alle
bijeenkomsten van welke aard ook bij te wonen, theosofische, maatschappelijke,
historische of welke dan ook. Maar officieel gezien hebben
we als theosofen van deze Society maar één plicht, namelijk
te werken voor de theosofie in de stroom waarin karmisch onze verantwoordelijkheid
ligt. We weten waardoor de splitsingen oorspronkelijk zijn ontstaan,
en we weten dat de scheiding van de twee organisaties nodig was voor
de gezondheid van de Beweging. We weten dat HPB lang vóór
ze stierf opdracht kreeg Adyar te verlaten en haar werk voort te zetten
ver van die atmosfeer die steeds exoterischer was geworden en waar theosofie
steeds minder in praktijk werd gebracht.
Er zijn natuurlijk veel, heel veel goede leden in de Adyar Vereniging,
uitstekende theosofen, precies zoals er ook armzalige voorbeelden van
de ware theosofie in onze eigen Society zijn geweest en nóg zijn.
Het is mij ook bekend dat er binnen de Adyar Vereniging veel leden en
zelfs loges zijn die niets moeten hebben van het soort theosofie dat
het Hoofdkwartier van Adyar heeft toegestaan te verkondigen en nog steeds
in zijn publicaties laat verspreiden. Een van hun leden in Nederland,
bijvoorbeeld, gaf kort geleden 50.000 gulden om een van HPB’s
boeken te laten vertalen, met de uitdrukkelijke bepaling dat het geld
alleen mocht worden gebruikt om, theosofisch gesproken, de aandacht
weer op HPB te vestigen.
Zo zal men op een dag, wanneer de innerlijke omstandigheden goed zijn,
op een natuurlijke manier samenkomen, omdat iedereen dan werkelijk het
oorspronkelijke stelsel van rajayoga, van karaktervorming, zal volgen,
en zich daarbij strikt zal houden aan de oorspronkelijke leringen en
het programma van de meesters. Wanneer het moment daarvoor aanbreekt,
zal niets het kunnen tegenhouden. Maar het is belachelijk een organisatorische
eenheid te willen fabriceren. Het zal neerkomen op een algemene erkenning
van de waarheid, waarbij het om de waarheid zelf gaat. Intussen is het
onze karmische plicht als leden van deze Society om onze theosofie in
praktijk te brengen, zoals ze ons werd gegeven en ervoor te werken.
Is uw vraag daarmee beantwoord?
Mw. Shaw: Mag ik, meneer de voorzitter, u danken voor uw woorden
van waardering voor de goede leden van Adyar. Ik ben zelf Adyar-lid.
Ik trad ook toe tot de loge van dhr. Potter omdat ik het gevoel heb
dat we moeten proberen vriendelijk te zijn; en in Croydon werken we
op een zeer vriendschappelijke manier. Maar omdat ik Adyar-lid ben en
wel vanaf 1925, dacht ik u te moeten zeggen, dat er hier één
aanwezig was.
JAL: Dank u zeer. Dat is in orde. Ik ben niet bang voor wat
ik zeg, omdat er vriendelijkheid in mijn hart is. Indien daar ook maar
enige onvriendelijkheid zou zijn, dan heb ik niet het recht hier te
zitten. Nogmaals dank voor uw oprechte manier van spreken, daaruit blijkt
wat een sterk karakter u heeft.
Mw. Shaw: Ik heb met groot genoegen geluisterd naar wat u
heeft gezegd. Dank u.
JAL: Bij theosofie gaat het om een innerlijke ervaring. Wanneer
de werkelijke waarheid van de goddelijke wijsheid ons hart beroert,
maakt het mij niet uit waartoe we behoren; we zijn broeders in het aanvoelen
en erkennen van die waarheid. En volgens de occulte wet moeten de meesters
het buddhische licht overal waar het schijnt, niet uiterlijk maar innerlijk,
wel herkennen, en natuurlijk schijnt het in het hart van heel veel Adyar-leden
en van veel leden van de ULT, maar niet in al onze leden! Nee, ik probeer
niet die indruk te vestigen!
De meesters werken op heel veel plaatsen. Overal waar de bodem vruchtbaar
is, zullen ze het zaad uitstrooien. Als ik zeg dat de TS de enige formele
organisatie is die ze in de wereld hebben opgericht, wil dat niet zeggen
dat het de enige organisatie is waardoor ze werken. Het is de enige
formele organisatie waarin ze zich formeel in de wereld tot
uitdrukking brengen. Hier en daar tikken ze mensen op hoge posten, in
regeringen of elders, op de schouder, wanneer het karma dat toelaat,
en als in het hart van die personen het buddhische licht schijnt. Toen
de constitutie van onze regering in de Verenigde Staten werd uitgedacht
en opgesteld, waren ze niet ver weg. En ze zijn niet ver weg in welk
land ook, waar de juiste omstandigheden bestaan.
Daarom zeg ik dat het aan ons theosofen is om innerlijk ons steentje
bij te dragen, opdat zij steeds meer de gelegenheid zullen krijgen om
steeds meer mensen op de schouder te tikken.
Mw. Shaw: Mag ik een aanvullende vraag stellen? In verband
met GdeP en de verbroederingsbeweging begrijp ik uit wat u heeft gezegd
dat GdeP nooit van plan was de verschillende organisaties te laten samengaan,
maar ik heb inderdaad begrepen dat hij wel gevoelens van vriendschap
wilde tussen de afzonderlijke leden van de verschillende organisaties.
JAL: Dat is heel wat anders.
Frank Potter: Omdat men onderling zo’n beetje op voet
van oorlog stond.
JAL: Als ik over verbroedering spreek heb ik het niet over
vriendschap. Hoe dan ook, verbroedering is volgens mij geen goed woord.
Vriendschap, en ik bedoel geen gefabriceerde gevoelens, maar vriendschap
van hart tot hart, is altijd goed. Organisatorische verbroedering is
iets anders.
We moeten bovenal begrijpen dat de occulte wetten natuurwetten zijn,
eenvoudige wetten, en dat, als geen twee grassprieten hetzelfde zijn,
iets wat de wetenschap tot haar eigen voldoening heeft bewezen, waarom
zouden dan in hemelsnaam twee groepen die door karma ieder hun eigen
weg zijn gegaan, op dit moment aan elkaar gelijk moeten zijn, wanneer
het karma en de natuurlijke gesteldheid hen niet hebben samengebracht?
Maar in die verscheidenheid is zich een innerlijke eenheid
aan het ontwikkelen die ons interesseert, niet door organisatorische
manipulaties, niet door uw of mijn wil, maar door de voorbeelden die
we zijn van dat innerlijke licht. Eens zullen we innerlijk ontdekken
dat we aan de draad van spirituele waarheid verbonden zullen zijn, gestaag
en bewust werkend in de richting zoals ze oorspronkelijk bedoeld was:
om het lijden van de mensen te verzachten en de vooruitgang van de mensheid
als geheel te helpen bevorderen. Dat is onze werkelijke taak als theosofen.
Dorothy Adams: Kunt u verklaren wat GdeP bedoelde bij de Eeuw-conventie
die in Londen werd gehouden toen deze niet in Point Loma kon worden
gehouden? Ik was door hen slechts als telefoniste aangesteld. Ik was
niet in het kantoor, maar GdeP zei dat het doel van de Conventie was
bereikt, en ik heb altijd begrepen dat er op innerlijk gebied eenheid
was bereikt.
JAL: Ik ben bang dat ik die vraag niet zomaar kan beantwoorden,
omdat ik niet het gevoel heb precies te weten wat GdeP bedoelde. Ik
weet niet wat hij met deze uitspraak heeft bedoeld. Indien ik aanwezig
was geweest dan zou ik misschien kunnen proberen te zeggen wat hij heeft
bedoeld. Maar het is een hele opgave voor iemand om te zeggen wat een
leader met de ene of de andere uitspraak heeft bedoeld, vooral wanneer
ze uit haar verband wordt gelicht en ook wanneer hij haar zelf niet
toelicht of verklaart. Een uitspraak kan toen ze gedaan werd dit betekenen,
maar als ik vandaag hetzelfde onder dezelfde omstandigheden zou zeggen
zou het iets heel anders kunnen betekenen. Ik zou niet willen proberen
te zeggen wat GdeP precies heeft bedoeld.
Het komt hierop neer: een leader kan op een bepaald moment en onder
bepaalde omstandigheden, vooral als hij niet officieel spreekt, aan
een of twee personen een uitspraak doen die in een heel ander licht
kan worden opgevat door anderen waarmee hij op dat ogenblik niet in
gesprek is, maar die iets opvangen en er dan een uitleg aan geven die
maar heel weinig te maken heeft met het punt dat de leader innerlijk
in gedachten heeft.
Dan is er nog het geval dat een lid bij een leader komt, vol van zijn
eigen ideeën en plannen, zo vol dat het niet tot hem doordringt
dat er voor een gedachte die de leader hem zou willen geven, geen plaats
meer is. Zo iemand stelt een leader een vraag en wat krijgt hij dan?
Kolonel Conger zei bijvoorbeeld vaak dat de beste manier om iemand iets
te leren daarin bestaat dat hij door ervaring tot het inzicht zal komen
dat het op zijn manier niet gaat. Ik herinner me dat een functionaris
dacht dat er inbreuk op zijn rechten was gemaakt, en hij zei dit tegen
de leader. De leader antwoordde alleen maar: ‘De meesters staan
achter iedere benoeming en ieder ambt in de TS.’ Dat was alles
wat hij zei. De persoon in kwestie trok hieruit onmiddellijk de conclusie
dat kolonel Conger zijn werkwijze en ideeën carte blanche
goedkeurde, en dus ging hij op dezelfde voet verder. Wat de kolonel
dat lid werkelijk vertelde was dat de meesters achter iedere benoeming
staan, en dat met iedere benoeming een karmische verantwoordelijkheid
tegenover het werk ontstaat, en dat al de verworven ervaring aan het
Werk en aan de persoon ten goede komt. Maar hij bedoelde daarmee niet
dat iedere handeling van iemand en iedere inspanning voor het werk niet
haar problemen en moeilijkheden zou opleveren, of dat men bij alles
wat men zei of deed het bij het juiste eind had.
Ziet u waar ik heen wil? Ik herhaal dat het onjuist zou zijn als ik
zou proberen in detail te vertellen wat GdeP destijds precies bedoelde,
omdat hij ongetwijfeld over een bepaald aspect van het werk sprak en
tegen enkele mensen die zouden begrijpen, of althans ten dele zouden
begrijpen, wat hij bedoelde.
Onderbreking – thee en koffie
U bent tot nu toe erg geduldig geweest, en ik wil u niet vermoeien.
Het leven is iets geweldigs. Behalve een Adyar-lid hebben we hier ook
nog een ‘koopman aan de deur,’ zoals ik ontdekte! U zult
zich herinneren dat ik over zo’n soort koopman heb gesproken.
Tijdens de pauze kwam er een jongeman naar me toe en zei: ‘Ik
ben een ‘koopman aan de deur’.’ [Gelach]
Wij begrepen elkaar en hebben hartelijk gelachen en prettig met elkaar
gepraat. Het maakt een groot verschil of we iets uit zelfzuchtige motieven
doen of niet. Als we proberen onze waarheid in praktijk te brengen,
zullen we nooit moeilijkheden met personen krijgen, want zij zullen
er begrip voor hebben, omdat ons hart dat van hen zal hebben aangeraakt
– ondanks onze woorden. Dit is volgens mij een volmaakt voorbeeld
van wat er in dit theosofische werk kan worden gedaan.
Ter wille van de jongeman die de vraag over Paul Brunton stelde, zou
ik nog eens willen onderstrepen dat zijn latere boeken duidelijk de
kant opgaan van bepaalde yogaoefeningen die gevaarlijk zijn. Had hij
maar niet die vrijheid genomen; en alleen omdat ik zei dat ik ooit een
bewonderaar van Paul Bruntons eerste werken ben geweest, zou ik niet
willen dat iemand hier weggaat met de indruk dat deze Society of zijn
leader iets wil steunen dat ook maar in de verste verte verband houdt
met ademhalingsoefeningen of een andere soort yoga dan rajayoga. We
geloven in het ontwikkelen van ons karakter van binnenuit. Al deze oefeningen
om allerlei vermogens tevoorschijn te roepen en te ontwikkelen zullen
aan het einde van deze incarnatie van geen enkel nut zijn. Ze behoren
tot de vier lagere beginselen van onze samenstelling en zullen hoe dan
ook niets van spirituele waarde bijdragen, en kunnen in feite grote
schade toebrengen aan onze innerlijke natuur. Ons werk is erop gericht
het ware innerlijke karakter van de mens, dat in leven na leven incarneert,
tot ontwikkeling te brengen. Het is daarom veel wijzer de rajayoga-methode
te volgen en die altijd blijvende eigenschappen van binnen naar buiten
te ontwikkelen. Dan is er een blijvende groei, en zullen er geen inspanningen
verloren gaan.
We hebben vanmiddag veel punten besproken en ik heb er erg van genoten.
Ik wil iedereen die misschien nog een laatste vraag heeft daartoe de
gelegenheid geven, waarna we, denk ik, de bijeenkomst beter kunnen besluiten,
want het begint laat te worden. Als er nog meer vragen zijn, stel ze
dan alstublieft nu.
Vraagsteller: Ik ben te verlegen om het te vragen.
JAL: Dat geeft niets. Haast u zich niet.
Vraagsteller: In de eerste plaats, als wij allemaal verschillend
zijn, waarom moeten we dan één worden? En wat ik eigenlijk
wil weten is: wie zijn de meesters? Iedereen praat over meesters, en
de theosofie is erg nieuw voor mij; ik heb nooit begrepen wie de meesters
zijn.
JAL: Dat zijn twee vragen. Als ik uw eerste vraag goed begrijp
dan bedoelt u: als iedere grashalm en ieder individu verschillend zijn,
waarom dan al die moeite om één te worden? Is dat uw gedachtegang?
Vraagsteller: Zoals ik het begrijp ontwikkelt ieder ding in
de natuur zich en zo ook de mens; en ik heb de indruk dat het enige
wat de theosofie in het vooruitzicht stelt is een ophouden van ontwikkeling,
zodat je gezamenlijk in een oceaan opgaat, waar je al je bijzondere
eigenschappen verliest, die je met zoveel moeite hebt opgebouwd. En
ook: wie zijn de meesters?
JAL: Ik denk dat we de twee vragen tegelijk kunnen behandelen.
In de theosofie proberen we in lange tijdsperioden te denken met betrekking
tot de evolutie en de ontwikkeling van de mensheid, maar we denken ook
aan die taak van de evolutie en de verantwoordelijkheid die ieder van
ons op dit moment draagt. Beide benaderingswijzen zijn noodzakelijk.
In de eerste plaats zal iemand die niet op de hoogte is van de theosofische
leer over zelfbewuste, zelfgeleide evolutie uiteindelijk, naar we hopen,
dezelfde ervaring en gelegenheid krijgen en hetzelfde doel bereiken,
namelijk de eigenschappen van zijn lagere natuur te verheffen tot het
niveau van zijn hogere natuur, als diegenen die dit zelfbewust proberen
te doen. Maar al het leven in dit heelal, alle werkingen in dit heelal
zijn cyclisch en verlopen spiraalsgewijs. Ik wil niet technisch worden,
maar ik moet de spiraal in deze zin gebruiken: terwijl we de cirkel
helemaal doorlopen, komen we altijd een beetje hoger.
De mensheid heeft in al zijn verscheidenheid gedurende de lange eeuwen
van vooruitgang langs die spiraal in de menselijke levensgolf, zowel
individueel als gezamenlijk, levenservaring opgedaan in het eerste wortelras,
het tweede wortelras en het derde wortelras. Halverwege het derde wortelras
vond de scheiding van de geslachten plaats (het paradijsverhaal uit
de bijbel), en at de mens van de vrucht van de boom van kennis van goed
en kwaad, of van juist en onjuist, van positief en negatief, het doet
er niet toe hoe u het noemt. Op dat moment werd de mens een zelfbewust
wezen en werd hem de vrije keuze gegeven, het gebruik van zijn vrije
wil.
Vraagsteller: Mag ik hier een vraag stellen? Wanneer u zegt
dat de mens zich bewust werd van goed en kwaad, bedoelt u daarmee dat
er vóór die tijd geen verschil bestond tussen goed en
kwaad en tussen de geslachten?
JAL: Dat is juist, voor zover het ons bewustzijn van goed
en kwaad betrof. Het was op dat punt in de evolutie toen de witte magie,
die mooie ervaring, plaatsvond in de menselijke levensgolf – toen
wat wij het werk van de manasaputra’s noemen plaatsvond, wat de
christenen, die dit verkeerd begrepen, de val van de engelen, of van
Lucifer noemden. Vanaf dat moment maakte die magie of de versnelling
van verstandelijke ontwikkeling in de mensheid het voor ieder van ons
mogelijk zelfbewust te zijn en een vrije wil te hebben; vanaf dat moment
begonnen we karma te maken en onze ervaringen op te doen, en deel te
hebben aan de actieve werking van de wet van karma. Meester
Jezus doelde hierop toen hij zei, geen tittel of jota van de Wet gaat
verloren. En dat gebeurt ook niet.
Zo bevinden we ons nu in het vijfde wortelras en hebben een enorme
hoeveelheid van wat sommige mensen goed en slecht karma noemen, verzameld.
Ik houd niet van die term maar zeg liever: waar we geweldige kansen
hebben verzameld. In de eerste plaats: ieder van ons incarneerde met
een bepaalde hoeveelheid van dat karma uit het verleden op zijn schouders,
om in dit leven uit te werken, te gebruiken en mee te werken. Het aangename
karma, de prettige omstandigheden waarin we verkeren en waarmee we ons
omringd zien, zijn het gevolg van goede eigenschappen die we in het
verleden door het gebruik van onze vrije wil hebben ontwikkeld, en het
is onze verantwoordelijkheid om deze goede eigenschappen in te zetten
voor het welzijn van onze medemensen. De onaangename dingen die we ervaren
zijn geen slecht karma. Nee, ze zijn onze kansen die we kunnen aangrijpen
om een einde te maken aan de werking van die oorzaken die dat negatieve
karma in ons leven brachten, zodat we, door dat dagelijkse karmische
draaiboek te lezen, de eigenschappen in onze natuur kunnen herkennen
die verbetering behoeven.
Omdat wij allen in de cyclussen van de tijd natuurlijk verschillend
zijn en ervaringen opdoen in de school van het leven, hebben we de verschillende
graden van die school doorlopen, en blijven dat doen, die voor onze
ontwikkeling nodig zijn. Naarmate we onze lessen leren en voor de examens
van het leven slagen, bereiken we een hoger niveau, waarbij nieuwe eigenschappen,
spirituele eigenschappen, in ons wezen worden ontwikkeld.
Na dit alles zal duidelijk zijn dat er vele, vele graden van mensen
zijn, vele beneden het niveau dat u heeft bereikt en vele erboven.
Vraagsteller: Dat is juist waar ik veel moeite mee heb gehad.
JAL: Ja, als we beginnen onze ontwikkeling bewust te leiden,
dan gaan we wat sneller vooruit. Daarmee bedoel ik niet dat we beter
zijn dan anderen, want als we dat denken, zullen we vanzelf terugglijden.
Het is te vergelijken met het beklimmen van een bergtop. Men kan steeds
om de berg heenlopen en elke keer een beetje hoger gaan, totdat men
de top heeft bereikt; of men kan, als men dat wil, zeggen: ‘Nee,
ik zal er niet zoveel tijd over doen. Ik ga rechtstreeks naar boven.’
Zelfbewust begint u dat te doen, en de tegenstand daarbij is ontzettend
veel groter, maar het is mogelijk die weerstand te overwinnen. Er zijn
mensen die hun verheven plicht tegenover hun medemensen hebben herkend
en het besluit namen hun karakter zozeer te verbeteren dat ze eerder
de eigenschappen hadden om de mensen werkelijk te helpen. Er zijn verschillende
niveaus van mensen met die geesteshouding. Er zijn voorlopers van de
mensheid geweest, evenals er voorlopers in het dierenrijk zijn, en er
zullen voorlopers van het volgende ras zijn, enz. Deze voorlopers waren
in cyclussen in het verleden zover gekomen dat ze, als ze dat hadden
verkozen, de drempel hadden kunnen overschrijden van wat men in het
Oosten nirvana noemt, en tot aan het einde van dit manvantara, of deze
grote cyclus, de volmaakte gelukzaligheid hadden kunnen ervaren die
ze door hun inspanning hadden verdiend. In plaats daarvan zeiden ze:
‘Nee, ik zal die stap niet doen vóór de allerlaatste
van mijn broeders die stap met mij kan maken.’ Dit kenmerkt de
boeddha van mededogen. Degene die spirituele volmaaktheid heeft verworven
en die stap over de drempel van nirvana doet, noemt men een pratyekaboeddha,
maar hij heeft alleen voor zijn eigen vooruitgang gewerkt en niet voor
de mensheid. De karmische, niet de persoonlijke, verdienste van een
boeddha van mededogen die deze gelukzaligheid weigert totdat de allerlaatste
van zijn broeders die met hem kan delen, zal, wanneer de volgende grote
cyclus aanbreekt, veel groter zijn; en hij zal de pratyekaboeddha ver
vooruit zijn.
Wat gebeurt er in deze grotere en kleinere cyclussen in de menselijke
levensgolf? Hoewel ieder individu verschillend is, hebben we één
ding gemeen en dat is de goddelijke vonk in het hart van ieder van ons.
Naarmate we de eigenschappen van ons hele gestel tot dat punt van goddelijkheid
verheffen dat wordt vertegenwoordigd door die goddelijke vonk, worden
we meer en meer aan elkaar gelijk in plaats van verschillend van elkaar.
Maar zolang de laatste dauwdruppel niet in de oceaan gaat, zijn ze alle
verschillend. Wanneer hij in de oceaan is opgenomen, betekent dit het
einde van de grote cyclus. Toch gaat er niets verloren. Als de volgende
cyclus begint, zal die straal van goddelijkheid weer in het hart van
ieder van ons zijn; en dan zullen zij die geslaagd zijn, zij die al
hun graden in de vorige cyclus hebben gehaald, op een hoger niveau aan
een lange reeks ervaringen beginnen in de school van het leven. Spiraalsgewijs
gaat het verder; welbeschouwd is het de innerlijke en uiterlijke ervaring
die we opdoen tijdens het uitwerken van onze verschillen; en toch zijn
we nooit spiritueel, of hoe dan ook gelijk en zullen we ook nooit gelijk
zijn, tot die vonk in de oceaan van goddelijkheid wordt opgenomen voor
een rustperiode tot zijn volgende manifestatie.
Heeft u iets aan dit antwoord? Of althans gedeeltelijk, voor zover
het de eerste vraag betreft?
Vraagsteller: Niet helemaal. Ik bedoelde te zeggen dat de
verschillen die worden ervaren tijdens de weg omhoog er dan in feite
weinig toe doen. Hebben ze dan in feite weinig betekenis?
JAL: De verschillen betekenen heel veel, omdat we juist door
deze verschillen als een voertuig van evolutionaire ontwikkeling leren.
Wat zou u leren als iedereen en alles gelijk was? In de school van het
leven leren we werken met allerlei omstandigheden en doen we alle mogelijke
ervaring op. Er is nergens een einde aan en niets gaat verloren, want,
als de evolutie van iemand, relatief gesproken, zijn eindpunt bereikt,
zullen al deze ervaringen in essentie in zijn karakter zijn wanneer
hij in de volgende grote cyclus weer tevoorschijn komt, en het aroma
van deze ervaringen is daar in de volgende cyclus om gebruikt te worden
tot verdere ontwikkeling van die goddelijke vonk, op een hoger niveau.
Hoewel we aan het eind van de cyclus allen als eenheden verdwijnen in
de oceaan van goddelijkheid, en het lijkt of alles eenvoudig is teruggekeerd
tot zijn bron en of alle beproevingen die we tijdens ons groei- en ontwikkelingsproces
hebben doorgemaakt, verloren zijn, wordt alles van spirituele waarde
als zaad in die godsvonk, die u bent en die ik ben, bewaard. En wanneer
de nieuwe grote cyclus aanbreekt en die slapende goddelijke zaden, die
vonken van goddelijk vuur, weer tevoorschijn komen, dan zal alles wat
als ervaring uit het verleden latent aanwezig is weer een kans krijgen
om op te bloeien in de volgende cyclus. Is dit een beter antwoord op
uw vraag?
Vraagsteller: Ja, dat is het zeker.
JAL: Nu wat de meesters betreft, ze vormen wat we de Grote
Witte Loge noemen en ze hebben verschillende graden van relatieve volmaaktheid
bereikt, van de laagste graad van mahatma tot aan de maha-chohan, zoals
we hem noemen, het hoofd van hen. Hun plicht om hun medemensen te dienen
kan alleen worden vervuld op de manier zoals zij werken. Ze hebben dat
punt bereikt waar ze meer voor de mensheid kunnen doen, niet door de
mensheid te mijden of haar de rug toe te keren, maar doordat ze een
punt hebben bereikt dat een ruimer perspectief biedt, uiterlijk en innerlijk,
waar ze zich in een betere positie bevinden om zelfbewust met karma
te werken.
We zijn allemaal nog lang niet in staat nauwkeurig iemands karmische
draaiboek te lezen, maar zij werken niet alleen met het karma van individuen,
maar ook met het karma van de mensheid en van landen. Om dat te kunnen
doen, moeten ze niet te dicht bij de bomen staan, opdat ze het bos kunnen
zien. Vanzelfsprekend zijn er mensen die zeer verschillende niveaus
hebben bereikt, en als we wat aan vergelijkende godsdienststudie hebben
gedaan en wat gestudeerd hebben in mythologie, dan zullen we, zelfs
in de christelijke bijbel, zien dat er niet alleen edele mensen zijn
maar ook graden en niveaus van goden tot aan de hoogste van deze bol,
die we de stille wachter van deze planeet noemen; en dat andere gebieden
en bollen hun stille wachter hebben, evenals de zon enz., ad infinitum.
Er is geen einde aan evolutie.
De moeilijkheid voor ons mensen en theosofen is om in volle omvang
te begrijpen wat meester Jezus als antwoord gaf op de vraag hoe hij
zijn wonderen verrichtte. Zijn antwoord luidde: ‘Ik ben het niet
die deze dingen doet, maar de Vader die in mij woont. En de dingen die
ik doe, zult u ook doen en zelfs grotere dan deze.’ Deze uitspraak
is niets meer of minder dan de kern van de oude wijsheidsleringen dat
er een goddelijke Vader is die in ieder van ons woont, de godsvonk waarover
we hebben gesproken, en deze was het die volgens meester Jezus de wonderen
verrichtte, die in werkelijkheid geen wonderen waren. ‘De dingen
die ik doe, zult u ook doen en zelfs grotere dan deze.’ Ook wij
theosofen zullen eenmaal hetzelfde doen wat meester Jezus zei, indien
we de potentiële spirituele grootsheid beseffen die in ons hart
woont, en vertrouwen hebben in de Wet; dan zullen we onze spirituele
kracht voegen bij die van de beschermers van de mensheid, deze meesters
van wijsheid en mededogen, die in hun wijsheid en kennis van het karma
van de wereld krachtiger kunnen werken met dat karma om de verlossing
van de hele mensheid tot stand te brengen.
Dat is het oorspronkelijke programma van de TS. Dat is ook vandaag
nog het programma van de TS. Dat is het wat ik probeer meer tot leven
te wekken in het hart van ieder lid van de TS, en dat zal ik blijven
doen tot aan mijn dood.
Ik denk dat we deze bijeenkomst beter kunnen besluiten.
De bijeenkomst werd om 18.15 uur gesloten.