HPB werd door de meesters niet in de steek gelaten
[‘H.P.B. was not deserted by the masters’, Theosophy, april 1896, blz. 14-18]
Er zijn bepaalde dingen die verband houden met de persoonlijkheid van de grote leider waarnaar af en toe moet worden verwezen, zelfs in een Society die probeert het bespreken van persoonlijkheden zoveel mogelijk te vermijden. Soms zijn ze onaangenaam, vooral wanneer, zoals in dit geval, een aantal andere personen daarbij moeten worden betrokken. En als de grote leider H.P. Blavatsky is, zijn er een hele reeks beginselen en veronderstellingen met betrekking tot bepaalde natuurwetten verbonden met haar naam. Want niet alleen was ze iemand die ons van de wijzere broeders van de menselijke familie een consistente filosofie over het zonnestelsel heeft gebracht, maar zelf illustreerde ze in de praktijk het bestaan van de bovenzinnelijke wereld en van de vermogens van de innerlijke en astrale mens. Vandaar dat elke theorie of bewering die te maken heeft met haar betrekkingen met het onzichtbare en met de meesters namens wie ze sprak, onvermijdelijk leidt tot een discussie over een wet of beginsel. Dit zou natuurlijk niet het geval zijn als we het slechts over een gewoon mens zouden hebben.
Over HPB werden tijdens haar leven veel dingen gezegd door mensen die probeerden haar te begrijpen; sommige daarvan zijn dwaas en sommige zonder meer verderfelijk. De meest verderfelijke uitspraak werd door A.P. Sinnett in Londen tijdens het leven van HPB gedaan, en vóór het schrijven van De geheime leer, namelijk dat ze door de meesters in de steek was gelaten, en de prooi was van elementalen en elementale krachten. Hij was op dat punt moedig, want hij zei het recht in haar gezicht, zoals hij haar ook vaak had gezegd dat hij dacht dat ze op andere punten een bedriegster was.
Deze theorie had vergaande implicaties, zoals onmiddellijk is in te zien. Want als ze waar is, dan zou alles waarvan ze zei dat het afkomstig was van de meesters en dat niet strookte met de mening van degene aan wie het was gericht, kunnen worden afgedaan als slechts holle frasen van sommige elementalen. En precies op die manier werd die theorie gebruikt. Ze werd niet alleen besproken in de beschermde afzondering van de London Lodge, maar er werd door bijna alle leerlingen en aspirant-leerlingen die zich rond HPB verdrongen over gesproken. Ze heeft haar sporen achtergelaten, zelfs tot op de dag van vandaag. En toen er tussen HPB en Sinnett totale onenigheid ontstond over de relatie van Mars en Mercurius ten opzichte van deze aarde, en over de metafysische aard van het heelal – waarbij HPB met een uitleg kwam afkomstig van de meester – werden deze verderfelijke theorie en andere soortgelijke theorieën naar voren gebracht om aan te tonen dat ze ongelijk had en geen bericht had gehad van de meester, en dat Sinnetts bekrompen en materialistische opvattingen van de verklaring van de meester – die waren gemaakt vóór ze in de steek zou zijn gelaten en vóór ze overheerst zou zijn door elementalen – de juiste waren. Het meningsverschil is opgenomen in De geheime leer en is cruciaal voor de hele filosofie. De onenigheid is ontstaan omdat Sinnett vond dat zijn opvatting over een van de brieven van de meester in India – ontvangen via HPB – de juiste was, terwijl zij zei dat dit niet zo was. Hij hield hardnekkig vast aan zijn standpunt, en ze vroeg de meester om nadere uitleg. Toen deze door haar werd ontvangen en aan Sinnett werd getoond, ontkende hij de echtheid ervan, en de theorie dat ze in de steek was gelaten zou de rest verklaren. Hij scheen te vergeten dat zij het kanaal was en niet hij.
Hoewel toen aan de beschuldiging geen grote ruchtbaarheid werd gegeven, werd deze uitgebreid besproken door de vele bezoekers van beide kampen, en het effect ervan blijft tot op de huidige dag bestaan onder degenen die zich onlangs in besloten kring tegen HPB hebben gekeerd. Als ze onder elkaar zijn wordt ze heel gemakkelijk weggeredeneerd, en in het openbaar verzetten ze zich tegen degenen die stevig vasthouden aan haar nagedachtenis, haar eer en de waarheid van haar uitspraken over de meesters en hun berichten aan haar. Ze denken dat ze door haar omlaag te halen naar het middelmatige niveau waarop zij staan, kunnen doen alsof ze haar begrijpen, en verstand van zaken lijken te hebben als ze zeggen wanneer zij wel en wanneer zij niet door elementalen werd overheerst. Deze poging zal natuurlijk mislukken, en sommigen zullen denken dat de zaak niet naar voren hoeft te worden gebracht. Er zijn veel redenen waarom ze wél moet worden besproken en niet langer als een verborgen vergif moet blijven liggen: omdat ze leidt tot het ontkennen van broederschap, het goedkeuren van ondankbaarheid, een van de zwartste misdaden, en, als men erin gelooft, onvermijdelijk zal leiden tot de vernietiging van de edele filosofie die door de meesters in grote lijnen is geschetst en door middel van HPB is bekendgemaakt.
Indien HPB, zoals door Sinnett werd beweerd, door de meesters in de steek was gelaten, nadat ze haar jarenlang hadden gebruikt als hun instrument en communicatiekanaal, zou dit in de steek laten het bewijs zijn van een onvoorstelbare ontrouw van hun kant, geheel tegengesteld aan de door henzelf verkondigde beginselen. Want toen Sinnett vele jaren eerder speelde met de gedachte dat het beter zou zijn als ze in de steek zou worden gelaten, toen hij de manier waarop HPB leiding gaf aan de beweging in India afkeurde, schreef meester KH hem nadrukkelijk dat ‘ondankbaarheid niet een van onze ondeugden is’, en vroeg hem of hij het rechtvaardig zou vinden te worden behandeld zoals hij voorstelde om Mw. Blavatsky te behandelen ‘als u op die manier zou komen’, zoals HPB dat heeft gedaan, en ‘voor de waarheid alles zou achterlaten, jarenlang onvermoeibaar zou zwoegen op de moeilijke steile weg omhoog, niet ontmoedigd door obstakels, standvastig onder elke verleiding; en de geheimen die als een beproeving aan u waren toevertrouwd trouw in uw hart zou bewaren; met al uw energie had gewerkt en onzelfzuchtig de waarheid had verspreid en mensen had aangespoord om juist te denken en juist te leven’.1
1. De mahatma brieven aan A.P. Sinnett, blz. 10.
Maar deze waarschuwing bracht blijkbaar slechts een tijdelijk effect teweeg, want – zoals gezegd – na een paar jaar kwam Sinnett tot een conclusie waarbij zijn gedachte nog verder was doorgevoerd dan hij oorspronkelijk had bedoeld. Aanvankelijk had hij alleen gewild dat HPB aan de kant zou worden gezet als kanaal tussen hem en de meester, en onder die omstandigheden zou hij de leiding krijgen van een gereorganiseerde TS; maar daarna dacht hij dat HPB wat de meesters betreft aan de kant was gezet als een kanaal van welke aard dan ook. Dit volledig in de steek laten zou betekenen dat meester KH intussen geheel van aard was veranderd en hij nu tot grove ondankbaarheid in staat was, wat absurd is. Meesters zijn boven alles trouw aan degenen die hen dienen en die hun gezondheid, hun positie en hun hele leven opofferen aan het werk van de meester, en HPB deed dit alles en meer, zoals de meester schreef. Als u het andere standpunt inneemt en denkt dat HPB na jaren van dienstbaarheid, zoals in het bovenstaande citaat werd beschreven, in de steek werd gelaten om figuurlijk door elementalen te worden verslonden, dan zouden de meesters slechts monsters van zelfzucht blijken te zijn, die gebruikmaakten van een instrument dat niet gemaakt was van ijzer, maar van een prachtig menselijk hart en ziel, en dit instrument dan onbeschermd weggooiden zodra ze het niet meer nodig hadden.
En hoe staat het met de leden en meer trouwe leerlingen aan wie niet was verteld dat ze in de steek zou zijn gelaten? Zou het van trouw getuigen tegenover hen? Jarenlang was hen geleerd om HPB en de leringen die ze gaf te respecteren, en haar te beschouwen als het kanaal van de meesters. Ze kregen geen waarschuwing dat het plan dat Sinnett zo lang in gedachten had gehad, uitgevoerd zou kunnen worden, maar ontvingen daarentegen vaak persoonlijk van de meesters goedkeurende berichten over de handelingen en leringen van HPB. Degenen die voortdurend twijfels koesterden over haar oprechtheid werden terechtgewezen; en toch werd ze, ogenschijnlijk om geen andere aanwijsbare reden dan haar noodzakelijke correctie van de onjuiste interpretatie van Sinnett van eerder gegeven leringen, in de steek gelaten door haar oude leraren en vrienden die haar jarenlang juist voor dit werk hadden getraind!
Deze vergezochte veronderstelling is dus in strijd met zowel broederschap als occultisme. Ze schendt elke wet van de ware ethiek en van de Loge, en als toppunt van absurditeit zou daardoor De geheime leer grotendeels het werk zijn van elementalen. Men zou kunnen denken dat HPB in de steek was gelaten vóór de uitleg van de fouten van Sinnett in dat boek verscheen, en dat haar bezetenheid door elementalen enige goede resultaten heeft opgeleverd! Maar degenen die beweren dat ze in de steek was gelaten en eraan toevoegen dat ze in de macht was van elementalen die het werk voor haar deden, geven in feite blijk van grote onwetendheid. Ze kennen de beperkingen van de elementalen niet: een elementaal kan alleen kopiëren wat al bestaat, kan niet iets scheppen of bedenken, kan alleen de gegeven impuls precies volgen of de gegeven opdracht precies uitvoeren, die, als deze onvolledig is, het resultaat eveneens onvolledig doet zijn, en zal niet beginnen te werken tenzij het door het denken en de wil van een mens daartoe wordt aangezet. Deze veronderstelling over HPB’s bezetenheid door elementalen is in geen enkel geval houdbaar.
De onwetendheid die op dit punt blijkt te bestaan illustreert het verstandelijke niveau van de meeste critici van HPB. Materialisten waren door hun vooroordelen niet in staat haar leringen, methoden of karakter te begrijpen, en nadat ze de ideeën die ze oorspronkelijk van haar hadden gekregen slecht in zich hadden opgenomen en hadden verstoffelijkt, pasten ze het resultaat vervolgens toe op een verklaring van alles over haar wat ze niet konden begrijpen, alsof ze probeerden de houten blokken van verschillende puzzels aan elkaar te passen. Maar als tegen alle redelijkheid in deze opvatting over het in de steek laten zou worden aanvaard, zou dit uiteindelijk, zoals ik al zei, ongetwijfeld leiden tot de vernietiging van de theosofische filosofie. Het indirecte effect zou even schadelijk zijn als het directe effect van het omlaaghalen van het ideaal van de meesters. Dit wordt duidelijk aangegeven in De geheime leer.
Na in haar ‘Inleiding’ van De geheime leer (blz. 2) te hebben gewezen op de fout van de schrijver van Esoteric Buddhism door in het voorwoord daarvan te stellen dat ‘twee jaar geleden [dat is in 1883] noch ik, noch enige andere levende Europeaan het alfabet van de occulte wetenschap kende, dat hier voor het eerst in wetenschappelijke vorm is gegoten’, terwijl in feite jaren tevoren niet alleen HPB dit alles en nog veel meer al wist, maar ook twee andere Europeanen en een Amerikaan, geeft ze vervolgens de toelichting die de meester zelf op zijn eerdere brieven over de aardketen van bollen en de relatie van Mars en Mercurius ten opzichte daarvan heeft gegeven (1:190-200). Sinnett erkent zelf dat ‘zijn denken ongetraind’ was in het occultisme toen hij via HPB de brieven ontving op basis waarvan Esoteric Buddhism werd geschreven. Hij had meer kennis van de moderne sterrenkundige speculaties dan van de occulte leringen, en dus hoeft men zich niet erover te verbazen, zoals HPB opmerkt, dat hij een metafysisch onderwerp materialistisch opvatte. Maar dit zijn de eigen woorden van de meester in antwoord op een verzoek van HPB om uitleg over iets waarvan ze heel goed wist dat het een fout van Sinnett betrof – het opnemen van Mars en Mercurius als bollen van de aardketen:
. . . beide [Mars en Mercurius] zijn zevenvoudige ketens, en zijn even onafhankelijk van de siderische heren en superieuren van de aarde, als u onafhankelijk bent van de ‘beginselen’ van Klein Duimpje . . . Tenzij men minder moeite doet om het onverenigbare te verenigen, dat wil hier zeggen de metafysische en spirituele wetenschappen met de fysische of natuurfilosofie – waarbij ‘natuur’ voor hen [de wetenschappers] een synoniem is van die stof die valt binnen het waarnemingsgebied van hun lichamelijke zintuigen – kan geen werkelijke vooruitgang worden bereikt. Zoals vanaf het begin werd onderwezen, bevindt onze bol zich op het laagste punt van de neergaande boog, waar de stof die we waarnemen zich in haar grofste vorm vertoont. . . . Het is dan ook logisch dat de bollen die onze aarde overschaduwen, zich op andere en hogere gebieden moeten bevinden. Kortom, als bollen zijn ze in één geheel verenigd met onze aarde, maar ze hebben niet dezelfde substantie als onze aarde en behoren daarom tot een geheel andere bewustzijnstoestand.1
1. De geheime leer, 1:195-6, waar HPB een brief van de meester citeert.
Indien dit niet als de juiste verklaring wordt aanvaard, dan wordt de hele filosofie materialistisch en tegenstrijdig, en heeft analogie geen enkele waarde meer, en moet de basis en het hele stelsel van de theosofie als flauwekul worden afgedaan. Maar daarvoor hoeft men niet bang te zijn, want veruit de meeste theosofen zullen de uitleg van de meester blijven accepteren.
En wat HPB persoonlijk betreft, is het misschien nuttig om deze woorden te onthouden:
De meesters zeggen dat de natuurwetten onheil zullen brengen aan hen die hun leraar in het gezicht spuwen, aan hen die haar werk proberen te kleineren en haar proberen af te schilderen als deels goed en deels een bedrieger; zij die door haar toedoen het pad hebben betreden moeten niet proberen om haar werk en doel te kleineren. Ze vragen niet om slaafse verafgoding van een persoon, maar loyaliteit is vereist. Ze zeggen dat het ego van het lichaam dat ze gebruikte een edele en dappere dienaar van de Loge was en is, dat met een opdracht naar het Westen werd gestuurd, zich volledig bewust van de beledigingen en de laster die ongetwijfeld over dat toegewijde hoofd zouden worden uitgestort, en ze voegen eraan toe: ‘Zij die haar niet kunnen begrijpen kunnen beter niet proberen haar te verklaren; zij die niet sterk genoeg blijken te zijn voor de taak die zij vanaf het begin heeft geschetst, kunnen er beter niet aan beginnen.’
William Q. Judge