Punten van overeenkomst in alle religies1
[‘Points of agreement in all religions’, The Path, juli 1894, blz. 105-11]
1. Een lezing gegeven door William Q. Judge op 17 april 1894 voor het Religieus Parlement in San Francisco, Californië. Aan de Midwinter Beurs in San Francisco was ook een Religieus Parlement verbonden, naar het voorbeeld van het eerste grote Parlement in 1893 in Chicago [zie blz. 547ev]. Dr. J.D. Buck en William Q. Judge, laatstgenoemde als secretaris-generaal van de Amerikaanse afdeling, werden officieel uitgenodigd om het Parlement tijdens een van zijn sessies toe te spreken als vertegenwoordigers van de theosofische beweging. De tijd was zo beperkt dat de sprekers ieder maar 30 minuten kregen; om die reden is de lezing niet zo volledig als het geval zou zijn als er meer tijd beschikbaar zou zijn gesteld. Maar de gelegenheid liet opnieuw de kracht van de theosofische beweging zien.
Meneer de voorzitter, dames en heren: Laat ik u een paar verzen voorlezen uit enkele van de oudste geschriften van de wereld, uit de oude Indiase boeken die door de brahmanen van Hindoestan als heilig worden beschouwd.
Kan er twijfel en verdriet bestaan voor iemand die weet dat alle spirituele wezens gelijk van aard zijn en slechts gradueel van elkaar verschillen?
– Isa Upanishad, 7De zon schijnt daar niet, noch de maan en de sterren, of de bliksem en nog minder dit vuur. Als hij schijnt, schijnt alles in navolging van hem; door zijn licht wordt dit alles verlicht.
– Mundaka Upanishad, 2:2:10Leid mij van het onwerkelijke naar het werkelijke!
Leid mij van duisternis naar licht!
Leid mij van de dood naar onsterfelijkheid!
– Brihadaranyaka Upanishad, 1:3:28Ik zoek een toevlucht en ga naar die god die het licht van zijn eigen gedachten is; hij die eerst brahmanen schept en hen de Veda’s schenkt; die zonder delen is, zonder handelingen, rustig, zonder gebreken, de hoogste brug naar onsterfelijkheid, gelijk een vuur dat zijn brandstof heeft verbruikt.
– Svetasvatara Upanishad, 6:18-19
Dit zijn enkele verzen van de vele duizenden die bewaard zijn in de oude Veda’s van de hindoes, geliefd bij hen die wij ‘heidenen’ hebben genoemd; het zijn de gedachten van hen die wij ‘slechts afgodendienaars’ hebben genoemd.
Als vertegenwoordiger van de theosofische beweging ben ik blij om hier te zijn en de taak te hebben gekregen om te spreken over de punten van overeenkomst in alle religies. Ik ben blij omdat theosofie in alle religies en alle wetenschappen is te vinden. Wij leden van de Theosophical Society onderschrijven ten volle de openingswoorden van uw voorzitter toen hij zei dat een theologie die stilstaat en niet vooruitgaat, geen ware theologie is, en dat we zover zijn gevorderd dat de theologie ook de studie van de mens moet omvatten. Bij zo’n studie moeten al zijn verschillende religies, zowel de dode als de levende worden betrokken. En wanneer we de studie in die richting uitbreiden zullen we tot de conclusie komen dat de mens grotendeels zijn eigen openbaarder is, dat hij de religie aan zichzelf heeft geopenbaard en dat daarom alle religies waarheid moeten bevatten; dat geen enkele religie er aanspraak op kan maken als enige de waarheid te bezitten of geopenbaard te zijn, of de enige te zijn die God de mensheid heeft geschonken, of de enige weg te zijn waarlangs de mens kan gaan om verlost te worden. Als dit niet zo is, dan is uw Religieuze Parlement geen parlement, maar slechts een groep mensen die bewondering hebben voor zichzelf en hun eigen religie. Maar juist het bestaan van dit Parlement bewijst de waarheid van wat ik zei, en wijst op de noodzaak, zoals de Theosophical Society al 19 jaar heeft beweerd, van een eerlijk, nauwgezet en broederlijk onderzoek van alle religies op de wereld, dat als doel heeft te ontdekken wat de kernwaarheden zijn waarop elke religie berust, en wat de oorspronkelijke bron is waaruit ze zijn voortgekomen. We zijn vandaag hier bijeen om dit onderzoek zorgvuldig en op een verdraagzame manier in te stellen; de Theosophical Society zet zich daarvoor in en heeft zich daarvoor ingezet – voor verdraagzaamheid, voor eenheid, voor de definitieve en onherroepelijke genadeslag aan elk dogmatisme.
Maar als u zegt dat de religie moet zijn geopenbaard is het toch beslist niet zo dat God enkele miljoenen jaren heeft gewacht vóór hij haar schonk aan die arme wezens die mensen worden genoemd. Hij wachtte toch zeker niet tot hij een arme Semitische volksstam vond aan wie hij haar kon geven zo laat in de geschiedenis van de mensheid? Hij moet haar direct in het begin hebben geschonken en daarom moeten alle huidige religies uit één bron zijn ontstaan.
Wat zijn de grote religies van de wereld en waar komen ze vandaan? Het zijn het christendom, brahmanisme, boeddhisme, confucianisme, het jodendom, zoroastrianisme en de islam. Eerstgenoemde is een van de jongste met al zijn elkaar bestrijdende sekten, met het mormonisme als zijtak en het rooms-katholicisme dat brutaalweg beweert dat zij de belangrijkste is en dat alleen zij de waarheid bezit.
Het brahmanisme is de oude eerbiedwaardige religie van India, en was al een volwassen, volledig ontwikkeld stelsel lang vóór het boeddhisme of het christendom ontstond. Het gaat terug tot de nacht van de tijd en breidt de geschiedenis van de religie uit tot ver vóór het punt dat de huidige onderzoekers ooit als het begin van het religieuze denken wilden vaststellen. Als bijna de oudste onder de Ouden wacht het in het verre India, met zijn heilige Veda’s in de hand, rustig tot het jongere Westen de tijd zal vinden om, naast het najagen van materiële bezittingen, de schatten te onderzoeken die erin besloten liggen.
Het boeddhisme, de religie van Ceylon, van gedeelten van China, van Birma en Japan en Tibet, verscheen na zijn ouder, het brahmanisme. Historisch is het ouder dan het christendom maar het bevat dezelfde ethiek als laatstgenoemde, dezelfde wetten en dezelfde voorbeelden, soortgelijke heiligen en identieke legenden en verhalen die betrekking hebben op de Heer Boeddha, de verlosser van de mensheid. Het telt nu, na ongeveer 2500 jaar, meer mensen dan enige andere religie, want tweederde van de hele mensheid belijdt het.
Het zoroastrianisme verliest zich eveneens in de duisternis van het verleden. Het leert ook een ethiek zoals wij die kennen. Veel van zijn ritueel en filosofie wordt niet begrepen, maar de wet van broederlijke liefde ontbreekt er niet in; het leert rechtvaardigheid en waarheid, naastenliefde en vertrouwen in God, en ook onsterfelijkheid. Hierin stemt het met alle religies overeen, maar het verschilt van het christendom in die zin dat het niet gelooft in het plaatsvervangend lijden, dat volgens het zoroastrianisme onmogelijk is.
Het christendom van nu is een modern jodendom, maar het christendom van Jezus is iets anders. Hij onderwees vergevensgezindheid, terwijl Mozes vergelding onderwees en dat is tegenwoordig de wet in onze christelijke staat en kerk. ‘Oog om oog, tand om tand’ is nog steeds een erkende regel, maar Jezus leerde het tegenovergestelde. Hij was het volkomen eens met Boeddha die 500 jaar vóór de geboorte van de joodse hervormer zei dat we elkaar moeten liefhebben en onze vijanden moeten vergeven. Het moderne christendom is dus niet de religie van Jezus; maar het boeddhisme en de religie van Jezus komen overeen want beide vragen om menslievendheid, volkomen verdraagzaamheid, volledige geweldloosheid, en absolute zelfopoffering.
Als we het christendom, het boeddhisme en het hindoeïsme vergelijken wat ritueel, dogma’s en leringen betreft, zien we een treffende overeenkomst; het lijkt erop dat hier sprake is van imitatie van de kant van het jongere christendom. Kopieerde het modernere het oude? Dat lijkt waarschijnlijk. En sommige van de eerste christelijke kerkvaders zeiden vaak, zoals uit hun geschriften blijkt, dat het christendom niets nieuws in de wereld bracht en dat het in alle tijden had bestaan.
Als we ons wenden tot het ritueel, waarvan de rooms-katholieke kerk zoveel voorbeelden laat zien, ontdekken we dat in het boeddhisme dezelfde gebruiken en zelfs gelijksoortige gewaden en een overeenkomstige inrichting van het altaar worden aangetroffen, en dat veel voorschriften die betrekking hebben op het altaar en op het naderen en het zich weer verwijderen van het altaar, heel duidelijk worden vermeld in de veel oudere richtlijnen die voor de brahmaan gelden als hij als priester optreedt. Deze overeenkomst bleek op zo treffende wijze uit het waarheidsgetrouwe verslag van de katholieke priester Abbé Huc dat de verontruste kerk eerst verklaarde dat dit het werk was van de duivel, die wist dat het christendom op komst was en al deze dingen voor de boeddhisten verzon door middel van een soort ante facto kopieerkunst met het doel onschuldige katholieken daarmee in verwarring te brengen; en toen verbrandden ze het boek van de arme Abbé Huc. Wat de staties van de kruisweg betreft, waarmee we nu goed bekend zijn, of de rozenkrans, de biecht, kloosters, enz., dit alles kunnen we in de oudere religie terugvinden. De rozenkrans werd van oudsher in Japan gebruikt, waar men meer dan 172 soorten kende. En een onderzoek van de mummies van het oude Egypte onthulde dat zij in het graf rozenkransen meekregen en dat ook daar verschillende soorten werden gebruikt. Sommige daarvan heb ik gezien. Als we de schimmen van de priesters van Babylon konden oproepen, zouden we ongetwijfeld ook daar dezelfde rituelen aantreffen.
Wat leringen betreft is in het christendom die van verlossing door geloof algemeen bekend. Ze was de oorzaak van een ernstig geschil in de tijd van Jacobus. Maar wat voor veel christenen misschien heel vreemd klinkt, het is een heel oude brahmaanse leer. Ze noemen het ‘de brug-leer’, omdat het de grote brug vormt. Maar voor hen betekent het niet het geloof in één speciale emanatie van God, maar God zelf is het doel, God is het middel en de weg, en God is het doel van het geloof; door een volkomen geloof in God, zonder een middelaar, zal God u verlossen. Ze hebben ook een leer van verlossing door geloof in de grote zonen van God, Krishna, Rama en anderen; volkomen geloof in een van deze is voor hen een weg naar de hemel, een overbrugging van alle zonden. Zelfs zij die door Rama werden gedood in de grote oorlog die in het Ramayana uitvoerig wordt beschreven, gingen regelrecht naar de hemel omdat ze hem aankeken, evenals de dief aan het kruis die naar Jezus keek, het paradijs binnenging. In het boeddhisme vinden we dezelfde leer van het geloof. Onder de 12 grote scholen van het boeddhisme in Japan is er één die de school van het Zuivere Land wordt genoemd. Deze leert dat Amitabha de gelofte deed dat iedereen die driemaal zijn naam aanroept geboren zou worden in zijn zuivere land van gelukzaligheid. Hij stelde dat sommigen sterk genoeg kunnen zijn om de vijand te overwinnen, maar dat de meesten dat niet zijn en enige hulp van een ander nodig hebben. Deze hulp wordt gevonden in de kracht van de gelofte van Amita Boeddha, die iedereen zal helpen die zijn naam aanroept. Deze leer is een gewijzigde vorm van het plaatsvervangend lijden, maar ze sluit de verlossing door werken die door Jacobus van de christenen werd verkondigd niet uit.
Het christendom, het boeddhisme en het brahmanisme hebben ook hemel en hel gemeenschappelijk. De brahmanen noemen het svarga, de boeddhisten devachan, en wij hemel. Het tegenovergestelde is naraka en avichi. Maar afgezien van de namen zijn de beschrijvingen gelijk. De hellen van de boeddhisten zijn gruwelijk, lang van duur en schrikwekkend. Het verschil is dat de hemel en de hel van de christenen eeuwig zijn, terwijl de andere dat niet zijn. Aan deze andere komt een einde zodra de krachten waardoor ze in het leven werden geroepen zijn uitgeput. Ook in het denkbeeld dat er meer dan één hemel bestaat is er overeenkomst, want Paulus maakt melding van meer dan één enkele hemel en over één daarvan spreekt hij in opgetogen bewoordingen; de boeddhisten spreken over vele, die zich alle een stap lager of hoger dan de andere bevinden. Brahmanen en boeddhisten zijn het erover eens dat wanneer voor de ziel aan de hemel of de hel een einde is gekomen, deze weer neerdaalt om opnieuw geboren te worden. En dat werd ook door de joden onderwezen. Ze zeiden dat de ziel oorspronkelijk zuiver was, maar dat ze zondigde en een zwerftocht moest maken door wedergeboorten, tot ze was gezuiverd en gereed was om naar haar bron terug te keren.
Wat priesterschap en priesterpolitiek betreft stemmen alle religies volkomen overeen, behalve dan dat de brahmanen in plaats van tot priester te worden gewijd, als zodanig worden geboren. Het priesterschap van Boeddha begon met hen die zijn vrienden en discipelen waren. Na zijn dood kwamen ze in concilie bijeen, en daarna werden vele concilies gehouden, die alle door priesters werden bijgewoond. Dezelfde soort vragen als bij de christenen kwamen bij hen naar voren en soortgelijke scheuringen, zodat er nu een noordelijk en een zuidelijk boeddhisme bestaat en twaalf scholen in Japan. Gedurende het leven van Boeddha kwam het oude vraagstuk naar voren over de toelating van vrouwen en leidde tot veel discussie. De macht van de brahmaanse en boeddhistische priesters is aanzienlijk en ze eisen even grote privileges en rechten voor zich op als de christelijke.
We moeten daarom tot de conclusie komen dat deze religies wat hun leringen en theologie betreft alle overeenstemmen. Het christendom valt echter op als bijzonder onverdraagzaam – en dit woord ‘onverdraagzaam’ ontleen ik aan enkele uitspraken van priesters over het Parlement van Religies bij de Wereldtentoonstelling – want het zegt dat het de enige ware religie is die God aan de mens heeft willen openbaren.
De belangrijke leer van een verlosser die de zoon van God is – God zelf – is niet oorspronkelijk christelijk. Ze is gelijk aan de heel oude leer van de hindoes die de leer van de avatara’s wordt genoemd. Een avatara is iemand die afdaalt naar de aarde om de mens te verlossen. Hij is de geïncarneerde God. Krishna was zo iemand en ook, zoals zelfs de hindoes toegeven, Boeddha, want hij is een van de tien grote avatara’s. Op de overeenkomst tussen Krishna of Cristna en Christus is vaak gewezen. Hij verscheen 5000 jaar geleden om de mensheid te verlossen en tot zegen te zijn, werd geboren in India en zijn leer was brahmaans. Hij werd evenals Jezus gehaat door de vorst, in dit geval Kansa, die hem bij voorbaat van het leven wilde beroven en die de zonen van veel families van het leven beroofde om zijn doel te bereiken, maar daarin niet slaagde. Rama streed tegen de machten van de duisternis in zijn gevechten met Ravana, die hij ten slotte doodde. Men geloofde dat hij de incarnatie van God was. Dit is in overeenstemming met de oude leer dat het Grote Wezen periodiek de vorm van een mens aanneemt voor het behoud van de rechtvaardigen, het vestigen van deugd en orde en het bestraffen van mensen die slechte daden verrichten. Miljoenen mannen en vrouwen lezen elke dag over Rama in het Ramayana van Tulsi Das. Zijn lof wordt elke dag gezongen, en herhaald tijdens hun feestdagen. Het lijkt beslist nogal bekrompen en kleingeestig om aan te nemen dat slechts één enkele stam en één enkel volk werd begunstigd met het verschijnen van een min of meer volledige incarnatie van God.
Jezus onderwees een geheime leer aan zijn discipelen. Tot hen zei hij dat hij het gewone volk door middel van eenvoudige verhalen onderwees, maar dat de discipelen in de mysteriën konden worden onderricht. En in de begintijd van het christendom was die geheime leer bekend. In het boeddhisme bestaat hetzelfde, want Boeddha begon met één voertuig of leer, ging daarna over tot twee en toen tot drie. Ook hij onderwees een geheime leer die ongetwijfeld overeenstemde met die van de brahmanen die hem aan het hof van zijn vader onderricht hadden gegeven. Hij deed afstand van de wereld, en later van de eeuwige vrede in nirvana, opdat hij de mensheid zou kunnen verlossen. Hierin komt het verhaal overeen met dat van Jezus. En Boeddha weerstond ook Mara, of de duivel, in de wildernis. Jezus onderwijst dat we even volmaakt moeten zijn als de Vader, en dat het koninkrijk van de hemel zich in ieder van ons bevindt. Om volmaakt te zijn als de Vader moeten we aan hem gelijk zijn, en hier hebben we dus de oude leer die vanouds door de brahmanen werd onderwezen dat ieder mens God is en een deel van God. Dit ondersteunt de eenheid van de mensheid als een spiritueel geheel, een van de belangrijkste leringen uit de tijd van vóór het christendom en die ook nu in het brahmanisme wordt aanvaard.
Dat het heelal in essentie spiritueel is, dat de mens een geest is en onsterfelijk, en dat de mens de volmaking kan bereiken zijn universele leringen. Alle religies hebben zelfs specifieke leringen gemeen. Reïncarnatie komt niet alleen voor in het hindoeïsme of het boeddhisme. Ook de joden geloofden erin, en Jezus geloofde er niet alleen in maar onderwees haar ook. Want hij zei dat Johannes de Doper de reïncarnatie was van Elia ‘die zou komen’. Als jood moet hij de leringen van de joden hebben gekend, en dit was er één van. En in Openbaring (3:12) zegt de schrijver: ‘Wie overwint maak ik tot een zuil in de tempel van mijn God, en hij zal niet meer daaruit gaan.’ De woorden ‘niet meer’ impliceren dat er een tijd van ‘daaruit gaan’ aan voorafging.
De leer van de vervolmaakbaarheid van de mens doet de leer van de erfzonde teniet, en zoals gezegd onderwees Jezus eerstgenoemde leer. Reïncarnatie is een noodzaak voor het bereiken van deze volmaking, en door middel daarvan worden ten slotte die verlossers van de mensheid voortgebracht waarvan Jezus er één was. Hij ontzegde anderen dergelijke voorrechten niet, maar zei tegen zijn discipelen dat zij zelfs grotere dingen konden doen dan hij heeft gedaan. We vinden deze edele wijzen en verlossers dus in alle religies. Daar zijn Mozes en Abraham en Salomo, allen wijzen. En we moeten de joodse gedachte aanvaarden dat Mozes en de anderen de reïncarnaties van vroegere personen waren. Mozes was volgens hen Abel, de zoon van Adam; en hun messias zou een reïncarnatie van Adam zelf zijn die al een tweede keer was verschenen in de persoon van David. We aanvaarden de messias en volgen hem terug tot David, maar weigeren, ten onrechte, de rest van hun leer te aanvaarden.
Als we ons richten op de meer alledaagse leringen, dan zien we die van karma of de leer dat we verantwoording moeten afleggen voor al onze daden en de gevolgen daarvan moeten ondervinden. Dit is de grote leer die het menselijk leven verklaart. Ze werd onderwezen door Jezus en Mattheus en Paulus. Laatstgenoemde zei met nadruk: ‘Vergis u niet, God laat niet met zich spotten: wat een mens zaait, zal hij ook oogsten’ (Galaten 6:7).
Dit is het karma van de brahmaan en de boeddhist, dat leert dat elk leven het resultaat is van een vorig leven of vroegere levens en dat ieder mens in zijn wedergeboorten elke gedachte zal moeten verantwoorden en de gevolgen zal ondervinden van zijn vroegere daden.
Wat de ethiek betreft zijn al deze religies gelijk, en niet één ervan geeft een nieuwe ethiek. Jezus stemde daarin overeen met zijn voorganger Boeddha, en beiden onderwezen de wet van liefde en vergevingsgezindheid. Een onderzoek van de religies van verleden en heden vanuit een theosofisch standpunt steunt en bevestigt die ethiek. We kunnen daarom geen nieuwe code introduceren, maar streven ernaar door een onderzoek van alle religies – dat niet is gebaseerd op angst, partijdigheid of onrechtvaardigheid – een stevige grondslag te vinden voor de ethiek die alle gemeen hebben. Dat is het doel van de theosofie en wat ze tot stand wil brengen. Ze is de hervormster van religie, ze verenigt de verschillende stelsels en ze doet recht aan onze theorie over het heelal. Ze is ons verleden, ons heden en onze toekomst; ze is ons leven, onze dood en onze onsterfelijkheid.