Theosophical University Press Agency

pagina achteruit Inhoud pagina vooruit

Spiritisme

[‘Spiritualism’, The Path, april 1893, blz. 13-21]

Door het onderwerp spiritisme worden we rechtstreeks geconfronteerd met de geschiedenis van de Theosophical Society en de ware vooruitgang van de menselijke ziel. Toen Mw. Blavatsky in dit land [de Verenigde Staten] aankwam, in opdracht van hen die ze haar meesters noemde en die bij ons bekendstaan als de mahatma’s of adepten, begon ze bij de spiritisten. De meesters hadden gezien dat aan de nieuwe golf van belangstelling – die in deze kringen was begonnen maar naar het materialisme was afgedwaald – ten onrechte de edele naam ‘spiritisme’ was gegeven, en aanvankelijk werd geprobeerd om de spiritisten een kans te geven om voor de westerse volkeren te doen wat ze konden en zouden moeten doen. Maar die kans werd door hen helemaal niet gegrepen; in plaats daarvan werden door hen spot en haat over HPB uitgestort.

Iedereen die de gepubliceerde brieven van de meesters leest, kan zien hoeveel aandacht oorspronkelijk aan de spiritisten werd geschonken. Een van deze brieven vermeldt dat de meester de uitspraken van mediums op hun bijeenkomsten volgde, en HPB schreef haar opvattingen vaak op een manier alsof ze graag tot hun gelederen wilde toetreden. Ze wilde dat om hervormingen te kunnen doorvoeren, maar ze lieten haar niet toe, en lieten daardoor de grootste kans van de eeuw aan zich voorbijgaan. Ze schreef brieven aan tal van mensen om hun medewerking te verkrijgen voor een nieuw tijdschrift in Boston, getiteld de Spiritual Scientist, dat de juiste inzichten over deze onderwerpen zou geven, en zij en Olcott schreven voor dit blad en steunden het financieel. Maar het was slechts een kort leven beschoren. Ik kende de uitgever en was persoonlijk ervan op de hoogte waar HPB en Olcott zich toen mee bezighielden. HPB wilde misbruiken zoals betaalde en voor iedereen toegankelijke mediums afschaffen, en alle onjuiste opvattingen over het hele onderwerp en de verkeerde benadering ervan rechtzetten. In het bijzonder wilde ze, evenals wij, dat de dingen bij hun juiste naam worden genoemd, en dat bepaalde feiten niet als bewijzen worden gezien voor theorieën die door mediums, vooral door A.J. Davis, naar voren worden gebracht over de toestand na de dood en over de macht en de aard van de krachten die naar mediums worden aangetrokken en door hen werken.

Men kan dus met recht zeggen dat ze aanvankelijk streefde naar een hervorming van het spiritisme op een moment dat de cyclus veel meer spiritistische verschijnselen toeliet dan nu het geval is. Een student van de theosofie zal daaruit afleiden dat ze bekend was met feiten en wetten waarvan veel mensen tot op heden niets afweten. Want het is een feit dat er toen in het land veel meer paranormale kracht vrij beschikbaar was dan nu en dat naarmate de jaren voorbijgingen die kracht tot op zekere hoogte wel zou moeten verdwijnen. De geschiedenis bevestigt dit, want het is tegenwoordig moeilijk om goede, lichamelijk gezonde mediums te vinden, terwijl het toen heel gemakkelijk was en ze algemeen voorkwamen. De wereld denkt dat ze zeldzaam zijn geworden omdat het bedrog van veel mediums werd ontmaskerd, maar de werkelijke reden is dat de kracht zelf tijdelijk is verminderd. Ze wenste – en in feite haastte ze zich – om, vóór het te laat zou zijn, gebruik te maken van het gunstige moment. En toen ze van de spiritisten geen bijval kreeg, richtten zij en Olcott de Theosophical Society op.

Door dit onderwerp worden we rechtstreeks geconfronteerd met de aard en de bestemming van de ziel van de mens, want de feiten van het spiritisme zijn de feiten van het leven van de ziel zelf en van de verschillende voertuigen die ze gebruikt om in de natuur ervaring op te doen. Spiritisten beschouwen dit onderwerp op een materialistische manier en storten zich blindelings erop, waarbij ze iedereen die ermee in aanraking komt in gevaar brengen. Ze spreken over het leven na de dood en geven details van feiten uit dat leven, op een manier die voor de spiritueel ingestelde mens de grofste vorm van materialisme is, want het leven dat we na de dood zouden leiden wordt door hen op de meest zinnelijke manier aanbeden en uitvergroot, een leven dat geheel is gevormd naar het model van ons armzalige bestaan en in geen enkel opzicht lijkt op wat een zielenleven zou moeten zijn. Ze hebben de oude christelijke hemel alleen wat meer in detail beschreven en grover gemaakt.

Een theosoof moet de feiten van het spiritisme maar aannemen, anders wordt hij beschuldigd van onwetendheid en fanatisme. Maar zijn filosofie verklaart deze feiten door zonder sentimentaliteit, verwondering of verbazing de werkelijke aard van de mens te beschouwen. Hij zoekt koste wat kost naar de juiste betekenis van de dingen. Het is dwaasheid en tijdverspilling om dag in dag uit naar een medium te gaan en telkens weer iets te horen wat de zin voor het wonderbaarlijke prikkelt. En een voorzichtige theosoof weet dat het ook gevaarlijk is om mediums op te zoeken; het is beter zich niet met hen in te laten en eerst te proberen om filosofie te begrijpen.

Alles wat op een seance te zien is, kan op kleinere schaal ook elders worden aangetroffen, als u uw aandacht er maar op wilt richten, want de wereld is elke dag vol wonderen en in ieders leven is veel te vinden dat een verklaring verschaft voor wat de spiritisten als hun exclusieve terrein beschouwen. Als u goed naar uw eigen leven kijkt in zijn drie toestanden van waken, diep slapen en dromen, zult u de sleutel vinden tot alle mysteries van het bewustzijn en zelfs tot de mysteries van de hele natuur. En wanneer u dus het spiritisme beschouwt moet u het niet in een apart hokje plaatsen, maar elk onderdeel van het onderwerp onderzoeken met betrekking tot de levende mens en de leringen over zijn samenstelling. Als u dat niet doet, maar deze verschijnselen als iets opzichzelfstaands blijft beschouwen, zult u al die tijd op de verkeerde weg blijven en ten slotte ongetwijfeld onjuiste conclusies trekken. Daarom is het voor ons van belang de zevenvoudige samenstelling van de mens, zoals in de theosofische literatuur uiteengezet, duidelijk voor ogen te houden.

Als we willen weten wat de paranormale verschijnselen inhouden moeten we eerst bekend zijn met onze zevenvoudige natuur. We moeten ook bedenken dat we feitelijk niet het lichaam beschouwen maar de activiteit van de ziel zelf waarbij ze gebruikmaakt van haar verschillende omhulsels, die soms ‘beginselen’ worden genoemd. Ook is het van belang, als u de waarheid wilt leren kennen, dat u de vergankelijkheid van wat gewoonlijk ‘stoffelijk’ en ‘stof’ en ‘objectief’ wordt genoemd, erkent en probeert te begrijpen. Vaste stof kan ineens vloeibaar worden, en het objectieve kan overgaan in het subjectieve; evenzo kan het subjectieve door de werking van natuurwetten objectief worden, en het onzichtbare is van meer blijvende aard dan het zichtbare. Als dit niet wordt erkend en beseft, zal de kans groot zijn dat de onderzoeker alleen over de uiterlijke kant van al deze vreemde verschijnselen iets te weten zal komen.

Houd goed voor ogen dat gedachten en ideeën hun eigen vormen scheppen die onder bepaalde omstandigheden het vermogen hebben om onze zintuigen zodanig te beïnvloeden dat ze voor ons waakbewustzijn objectief schijnen te zijn. Dit gebeurt vaak op het gebied van onze psychische natuur, en heeft honderden mensen misleid en doen denken dat iets een geest is wat in feite geen geest is maar tot het grofste deel en wezen van de stof behoort. En dit brengt ons bij de kern van dit alles, namelijk dat materie in haar essentie onzichtbaar is, maar tegelijkertijd van een veel grovere aard dan de stof waar we het gewoonlijk over hebben. Mensen zoals Tyndall en Huxley zijn praktisch tot dezelfde conclusie gekomen als ze u vertellen dat het voor ons in feite onmogelijk is om iets over de essentie of uiteindelijke aard van de stof te weten.

Als we naar het spiritisme kijken, dan zien we dat het zich, voor zover het zich van andere zaken onderscheidt, bezighoudt met verschijnselen die als volgt worden aangeduid: het terugkeren van geesten van de doden, het materialiseren van vormen die van de doden zouden zijn en daarom ‘materialisaties’ worden genoemd, het door de lucht zweven van voorwerpen of van het lichaam van een medium, het schrijven of overbrengen van boodschappen en het precipiteren daarvan in dezelfde stijl en in hetzelfde handschrift als dat van de overledene.

Spreken in trance, boodschappen die al of niet in trance worden overgebracht, spreken door inspiratie, helderziendheid, helderhorendheid en al zulke verschijnselen behoren niet specifiek tot het terrein van het hedendaagse spiritisme, want al deze zaken zijn al eeuwenlang bekend. Maar wat ik als niets bijzonders beschouw, is voor de gewone leek heel wonderbaarlijk, omdat we niet weten hoe een tastbare vorm zomaar uit de lucht tevoorschijn kan komen, en ook niet hoe een vrouw in trance in staat is allerlei feiten te vertellen, zoals de naam, de omstandigheden en al dat soort details over een dode man die ze nooit heeft gekend. En dit is het punt waar de wegen van theosofen en spiritisten uiteengaan. Een spiritist zegt dat dit bewijst dat de geest van de gestorven mens aanwezig is, maar een theosoof ontkent dit en zegt dat het allemaal wordt teweeggebracht door toedoen van één of door alle drie van de volgende factoren (entiteiten in kamaloka niet meegerekend). Ten eerste het astrale overblijfsel van de gestorven mens, zonder zijn ziel en geweten; ten tweede het astrale lichaam van het levende medium; ten derde het denkvermogen en het astrale lichaam van ieder van de aanwezigen.

Op basis van deze drie factoren kan elk verschijnsel worden verklaard; de elementalen zijn bij alle drie inbegrepen, omdat ze overal op en rondom de aarde deelhebben aan alles wat er in de natuur en met de mens gebeurt. Daarom heb ik ze hier geen afzonderlijke plaats gegeven. Elke gedachte die we hebben prikkelt deze elementalen en maakt gebruik van hen, en de beweging van de wind, de stralen van de zon, de lichaamsvloeistoffen en de bewegingen van de organen doen dat ook. Deze elementalen zijn de zenuwen van de natuur, en er kan op geen enkel gebied van het leven iets gebeuren of worden gedaan zonder dat de elementalen daarbij betrokken zijn en worden gebruikt. Met hulp van hen – die slechts vaste wetten volgen – schieten onze gedachten van plaats naar plaats. Ze galvaniseren de achtergelaten astrale lichamen van de doden en geven er een kortstondig en volkomen kunstmatig leven aan, laten hen, alsof ze machines zijn, klanken voortbrengen, herhalen waarmee ze vroeger bezig zijn geweest, en laten hen de ooit levende en bezielde persoon imiteren. Dat is zowat alles wat er aan ‘geest’ aanwezig is in de mededelingen van de gestorvenen. We zouden evengoed kunnen zeggen dat een aantal gedresseerde papegaaien die in een verlaten huis zijn achtergelaten, de zielen zijn van de mensen die daar ooit woonden en de eigenaar van die vogels waren. Deze vergelijking met papegaaien gaat volkomen op, want een goed gedresseerde papegaai die achter een scherm is geplaatst, zou u kunnen laten geloven dat er een verstandig mens voor het gezicht verborgen is en met duidelijk hoorbare stem begrijpelijke woorden spreekt.

Neem het geval van een ‘materialisatie’. Hier ziet u een schijnbaar menselijke vorm uit de grond verrijzen of uit een kabinet tevoorschijn komen, een vorm die u kunt aanraken en voelen en die in het beste geval enkele woorden spreekt. Wat is dat? Is het echt? Is het een geest?

Het is geen geest. Het is gemaakt uit het astrale lichaam van het medium, en vaak uit de astrale stof die is ontleend aan de bezoekers die bij de seance aanwezig zijn. Het medium verschaft het natuurlijke scheikundige laboratorium waarin astrale deeltjes worden toegevoegd aan de vrije fysieke atomen van mensen in zijn directe nabijheid, om een dichte vorm te maken vanuit het subjectieve dat tijdelijk objectief wordt, maar dat geen stand kan houden. Deze zal weer vervagen. Eerst wordt een geraamte van magnetische en astrale deeltjes gemaakt en dan wordt het gecondenseerd door er fysieke deeltjes aan toe te voegen uit de lichamen van de aanwezigen. Dan wordt het zichtbaar. Maar het heeft geen organen. Het zou niet kunnen worden ontleed. En indien het lang genoeg standhield om doormidden te worden gesneden, zou u zien dat het volledig massief was, of etherisch, want de scheidslijn tussen deze twee toestanden verschuift in dit geval voortdurend. Het zou zeker niet de hemelse vorm zijn van uw overledene. Het komt waarschijnlijk tot stand door de grote kracht van een heel slecht mens met een volkomen verdorven aard die blijft rondwaren in de aardse sfeer en niet in staat is zich daaruit te bevrijden, en voortdurend ernaar verlangt om zijn oude lusten te bevredigen.

Dit is de verklaring van de Ouden, en dezelfde uitleg is gegeven door enkele mediums onder invloed van wat ze een leidende geest noemen. Een paar jaar geleden deelde een medium in Chicago eens mee dat een zekere Jim Nolan, die al lang dood is maar een heel geleerd spook zou zijn, bij haar was gekomen en had gezegd dat materialisaties precies waren wat ik u zojuist vertelde, en eraan had toegevoegd: ‘Waarom denkt u dat het nuttig of nodig is dat wij voor iedere nieuwe geest die zich bij u komt manifesteren een nieuwe vorm maken? We gebruiken dezelfde oude vorm telkens weer, en we drukken er vanuit het astrale licht slechts het beeld op af van het gezicht van de dode die u wilt zien.’1 Hij had eraan kunnen toevoegen dat indien men maar lang genoeg zou vragen naar uitsluitend geesten van nog levende mensen, de vormen en gezichten van levenden eveneens vanuit het kabinet zouden worden gematerialiseerd. De spiritisten hebben dit experiment nog niet uitgeprobeerd, maar er zou onvermijdelijk worden aangetoond dat ook anderen dan de doden kunnen verschijnen, en er zou twijfel ontstaan over het terugkeren van de doden. Want als een geest zich materialiseerde die alles welbeschouwd het beeld van een levende persoon bleek te zijn, welk bewijs zou men dan hebben dat alle andere spoken niet ook van levenden zijn? Theosofie zegt dat ze allemaal bedrieglijke weergaven van mensen zijn van wie ze de namen onrechtmatig gebruiken. Zolang dit cruciale experiment niet wordt uitgevoerd, en goed wordt uitgevoerd, kunnen de spiritisten niet met recht beweren dat de doden terugkomen en zich zichtbaar maken.

1. Zie de Religio-Philosophical Journal van 1877.

Ook de verbeelding van zowel de aanwezigen als het medium heeft een grote invloed. Niet door hen te laten zien wat er niet is, maar om een gedaante of vorm te geven aan wat er wel verschijnt. Naast een medium dat maar een zwak vermogen had om beelden te vormen, heb ik zogenaamde geesten gezien die eruitzagen alsof ze door een amateur waren gemaakt, ruw vormgegeven uit een of andere substantie. Dit kwam omdat het medium niet in staat was om zelf van iets een beeld of voorstelling te maken, en de elementalen die het model in het denken van het medium moesten volgen, moesten daarom die vormen voortbrengen die beschikbaar waren. Maar er zijn anderen die over een goed beeldend vermogen beschikken en bij hen krijgt het spook een duidelijke vorm.

Dit brengt me op het onderwerp van het precipiteren of schrijven van boodschappen. Hier maakt de bekwaamheid van het medium om te schrijven of te tekenen geen verschil, omdat het model of het origineel voor het schrijven of tekenen in het astrale licht, of de ether, vastligt, wat het voor de natuurkrachten gemakkelijk maakt om het handschrift van de doden nauwkeurig te imiteren. Omdat ik heb gezien dat het handschrift van levenden zo door middel van precipitatie werd geïmiteerd, weet ik dat dit op deze manier gebeurt en dat het origineel of het model niet afhankelijk van het medium is.

De wetten die het voortbrengen van een precipitatie van materie uit de ruimte op een oppervlak beheersen – zodanig dat ze erop vast komt te liggen en zichtbaar wordt op het papier of op enig ander materiaal – zijn voor alle gevallen dezelfde, ongeacht of dat door een medium onbewust of door een adept in die kunst bewust wordt gedaan.

Het medium handelt als de overheerste en onwetende tussenpersoon; de adept is de meester en brengt door zijn eigen wil hetzelfde teweeg, waarbij hij gebruikmaakt van dezelfde wetten. Het verschil tussen deze twee is zoals het verschil tussen iemand die een hoeveelheid verf op een doek kloddert en door een toevallige combinatie van kleuren een zonsondergang of een ander tafereel produceert, en de kunstenaar die met kennis van zaken doelbewust een schilderij maakt. Er zullen u op andere gebieden soortgelijke voorbeelden te binnen schieten. Op het gebied van de paranormale krachten werken de wetten echter krachtiger en met grotere zekerheid, en vertonen daardoor verbazingwekkender resultaten. We kunnen dus niet zeggen dat het medium bewust van deze wetten gebruikmaakt, maar we kunnen wel vaststellen dat het innerlijke of astrale lichaam van het medium deze wetten en krachten op een manier kan gebruiken die door zijn waakbewustzijn niet wordt begrepen.

Wanneer een adept een precipitatie maakt, construeert hij met zijn ontwikkelde verbeeldingskracht en beeldende vermogen een in elk onderdeel nauwkeurig beeld van de woorden of de figuren die moeten worden geprecipiteerd, en met zijn wilskracht onttrekt hij dan aan de lucht de koolstof of een andere stof die voor de kleur ervan nodig is. Deze valt dan als regen, die vanuit de lucht is gecondenseerd, neer, en wordt dan onfeilbaar binnen de grenzen van het beeld getrokken dat door het denkvermogen is gemaakt. Wanneer dit proces wordt voortgezet, condenseert ze geleidelijk op het papier en heeft u de mededeling of het beeld. Natuurlijk zijn er nog andere details die ik niet heb genoemd, maar ze zijn hier voor de toelichting van dit proces niet nodig. Het medium is het werktuig voor dezelfde werking, maar die wordt dan tot stand gebracht door de elementalen.

Bij leischrift is gewoonlijk geen sprake van precipitatie, maar wordt er echt met de griffel op het oppervlak van de lei geschreven, en dit gebeurt altijd door de astrale hand van het medium, voortbewogen door elementalen en de tot leven gewekte astrale schillen van doden. De overeenkomst van het handschrift, enz., kan worden verklaard door de beelden in het astrale licht, beelden in de aura van de aanwezigen, en ook door de beelden in de aura en het denkvermogen van het medium. Er zijn geen andere geesten aanwezig dan de geesten in de levende lichamen, en geen enkele boodschap zal informatie bevatten die beter is of van hoger gehalte dan de kennis en ontwikkeling van het medium en de aanwezigen en de onderbewuste indrukken op het astrale lichaam van het medium.

In het bijzijn van sommige mediums zijn voorwerpen door de lucht en zelfs door muren heen verplaatst, en soms werd ook het lichaam van een medium opgetild. Hoe gebeurt dit? Als u naar India gaat en de moeite neemt ernaar te zoeken, kunt u de levitatie van het lichaam van een yogi zien, en voorwerpen die men door de lucht laat vliegen. Ik heb beide daar zien gebeuren, en ook in aanwezigheid van Mw. Blavatsky door middel van haar doelbewuste inspanning. De levitatie van het menselijk lichaam vindt plaats door het wijzigen van de polariteit van het lichaam, zodat de elektrische lading ervan tegengesteld wordt aan die van de grond eronder. De hoogte van levitatie hangt af van de kracht en grootte van de verandering in polariteit. Dit is niet in strijd met de zwaartekracht, want de wet van de zwaartekracht is slechts de helft van de grote wet die aantrekking en afstoting zou moeten worden genoemd, of – met andere woorden – sympathie en antipathie. De zwaartekracht wordt volgens het occultisme geheel door de wetten van de elektriciteit beheerst, en niet door gewicht of dichtheid.

Het door de lucht verplaatsen van voorwerpen zonder hulp van zichtbare middelen wordt tot stand gebracht door elementalen of door de astrale hand van het medium. Daarom moeten we alles over het astrale lichaam te weten zien te komen. Een van de eigenschappen van het astrale lichaam is dat het zich tot een afstand van vele meters kan uitstrekken.

Een hard voorwerp kan door een muur worden gezonden als het een klein voorwerp betreft; daarbij wordt een deel van de muur ter grootte van het voorwerp ontbonden, zodat het erdoorheen kan. Men kan dit niet met grote dingen doen en ook niet met het menselijke organisme, behalve door het uitoefenen van een enorme hoeveelheid kracht waarover niemand anders dan een meester kan beschikken. Ik heb HPB haar astrale arm en hand meer dan 3 meter zien uitstrekken en een voorwerp van de andere kant van de kamer naar haar fysieke hand zien trekken. Dit bedoelde ze met ‘paranormaal bedrog’, omdat men de arm en de hand niet waarnam en vol verbazing was om levenloze dingen ogenschijnlijk uit zichzelf te zien bewegen. Het medium doet meestal hetzelfde en is zich zelden ervan bewust dat zijn eigen ledematen dit doen. Maar er zijn natuurlijk ook gevallen waarin de elementalen het doen.

Andere verschijnselen horen thuis op andere gebieden. Want de wereld is al veel langer bekend met al deze verschijnselen, en het enige wat het spiritisme echt van de rest onderscheidt is dat het niets anders is dan een vereren of najagen van de doden. Het is helemaal geen geestenverering. Het is de omgang met dode schillen van mannen en vrouwen die eens leefden. Wij denken dat de ziel bij de dood naar andere bewustzijnstoestanden gaat en haar omhulsels van fysieke en astrale stof achterlaat. Deze moet men met rust laten, omdat ze een gevaar inhouden. Ze horen tot andere gebieden van de natuur en indien we hen wekken, deze bruten en duivels, stellen we ons bloot aan hun invloed en macht. Ik zeg dat ze bruten en duivels zijn, omdat het beste in ons weet dat een deel van onze natuur niet goddelijk is, maar verwant is aan de aarde en de grove stof en vol met alle hartstochten en begeerten die we tijdens het leven hebben gekoesterd. Wanneer de ziel vertrokken is, is er geen gids om te leiden en kwaad te voorkomen, en als we seances bijwonen of zelf een medium zijn geworden, hebben we dus alleen te maken met het grofste bezinksel van de mens.

In de slaap zien we een gering, maar niettemin overtuigend bewijs hiervan. Dan zijn we enige tijd vertrokken, en het lichaam, dat aan zichzelf is overgelaten, kan zich soms onbehoorlijk gedragen, snurken, woelen en misschien een ander slaan. Ik heb over gevallen gelezen waarin een man zich tijdens zijn slaap vooroverboog en de persoon die naast hem lag doodde. ‘O,’ zult u zeggen, ‘dat was een nachtmerrie.’ Juist, dat was het, maar het was het niet door de ziel gecontroleerde lichaam van de man dat de daad verrichtte. Hetzelfde doet zich voor bij spoken. Ze hebben geen ziel, ongeacht wie er tijdens het leven de eigenaar van was, en het is beter ze met rust te laten en te proberen de levende ziel te ontwikkelen en op te voeden terwijl ze in het lichaam verblijft en de werkelijke drie-eenheid vormt; alleen daardoor kan in een leven werkelijke kennis worden verworven.

In een kort artikel is het onmogelijk dit onderwerp volledig te behandelen, omdat de hele dynamica en wetenschap van de paranormale krachten eraan te pas komen. Maar ik heb de oplossing van allerlei problemen die zich voordoen aangegeven. Zolang u de zevenvoudige samenstelling van de mens en de aard van het denkvermogen met zijn krachten niet zorgvuldig heeft bestudeerd, zult u met dit onderwerp misschien moeite hebben, behalve wat de historische en op analogie gebaseerde argumenten betreft. Deze, samen met de onwaarschijnlijkheid die men kan concluderen uit de absurde woorden en daden van de zogenaamde geesten, bevestigen het standpunt dat jaren geleden door H.P. Blavatsky werd ingenomen en hierboven is geschetst. En natuurlijk zal niemand denken dat er betrouwbare spirituele uitspraken – afgezien van louter feiten – kunnen voortkomen uit de verachtelijke praktijken van financiële transacties tussen mediums en publiek. Dit is de vloek van het spiritisme en zou tot elke prijs moeten worden uitgebannen. Tot dat is gebeurd, kan er uit dat Nazareth niets goeds voortkomen.

William Q. Judge


Theosofische inzichten, blz. 273-6

© 2023 Theosophical University Press Agency
Daal en Bergselaan 68, 2565 AG Den Haag