Theosophical University Press Agency

pagina achteruit Inhoud pagina vooruit

Beschouwingen over magie

[‘Considerations on magic’, The Path, maart 1887, blz. 377-80]

We horen tegenwoordig heel veel over occulte wetenschap en zullen er waarschijnlijk nog veel meer over horen. Wat dat betreft kunnen we net zo goed het onvermijdelijke accepteren. Alle zaken hebben hun hoogtijdagen, en alle dingen verlopen in cyclussen; ze komen en gaan, en komen opnieuw, hoewel nooit twee keer precies hetzelfde. Zelfs onze eigen gedachten volgen deze universele wet. Het leven, de leringen en het lot van Pythagoras vormen een mysterie, maar het lot van de scholen die hij oprichtte en van zijn aanhangers die hem opvolgden zijn historische feiten. Het afslachten van de magiërs staat tegenover de wandaden en gruwelen die in hun naam werden verricht, en ongetwijfeld door velen die zich als magiërs voordeden.

Het doel van dit korte artikel is niet om te proberen een definitie van magie te geven, of om meer duidelijkheid over de occulte wetenschap als zodanig te geven, maar veeleer om enkele beschouwingen aan te bieden die in onze tijd van essentieel belang zijn. Ze zijn even belangrijk voor hen die aan de magie hoogstens een denkbeeldige basis toekennen, als voor hen die, overtuigd van het bestaan ervan als wetenschap, onderzoekers zijn of willen worden. In zowel publicaties als dagelijkse gesprekken komen herhaaldelijk de uitdrukkingen ‘zwarte magie’ en ‘witte magie’ voor, en zij die deze bestuderen worden aangeduid als volgelingen van het ‘linkerpad’ of het ‘rechterpad’. We moeten begrijpen dat alle onderzoekers van magie of occultisme tot een bepaald punt gezamenlijk reizen. Maar al snel wordt het punt bereikt waar twee wegen samenkomen, of waar het gemeenschappelijke pad zich splitst, en de ontzagwekkende stem van de stilte, die alleen in de schuilhoeken van de individuele ziel wordt gehoord, het strenge bevel uitspreekt: ‘Kies nu wie je wilt dienen’ (Jozua 24:15). In plaats van zwarte en witte magie, moet je lezen: zwarte en witte motivatie.

De onderzoeker van het occultisme probeert zijn bestemming sneller te bereiken, maar tot op zekere hoogte ligt die bestemming in zijn eigen handen, hoewel hij voortdurend zijn koers bepaalt en zijn ziel bevrijdt uit de boeien van de zintuigen en het lagere zelf, of verstrikt raakt in het web dat hij voor zichzelf heeft geweven en hem omhult als een gewaad zonder naden.

Indien hij het moeilijk vindt aan het begin van het traject zijn ketenen af te werpen, laat hij dan bedenken dat ze bij iedere stap sterker worden. Vaak is de strijd al verloren of gewonnen vóór het punt wordt bereikt waar de wegen zich scheiden, en het besluit is op dat punt slechts een kwestie van vorm. Wanneer het eenmaal is genomen, is het onherroepelijk, of dat is bijna altijd het geval zodat er geen uitzondering hoeft te worden gemaakt. De mens leeft tegelijkertijd in twee werelden: de gewone en de spirituele, en omdat hij op het gewone gebied zijn lotgenoten beïnvloedt en op zijn beurt door hen wordt beïnvloed, laat hij dan niet denken dat hij op het spirituele gebied alleen is. Dit zou een fatale vergissing zijn voor een amateur in de magie of een onderzoeker van het occultisme. Overal in dit uitgestrekte heelal zullen de goeden de goeden zoeken, en de slechten de slechten, en onbewust zal ieder tot zijn eigen soort worden aangetrokken.

Maar wanneer de mens volledig beseft waar het om gaat en zijn bestemming onder ogen ziet zoals hij moet doen vóór de uiteindelijke beslissing wordt genomen, zal hij niet langer onbewust zijn van deze invloeden, maar zal hij zijn lotgenoten herkennen. Helaas zijn ze nu niet langer zijn lotgenoten, maar zijn meesters, die onmenselijk en meedogenloos zijn; en diezelfde wet van aantrekking die hem heeft geleid langs het kronkelige pad, ontsluiert haar gelaat, en door zijn affiniteit met het kwade staat de slaaf voor zijn meester, en de vijanden die hem al die tijd hebben aangezet tot leedvermaak en tot het vertrappen van elke vriendelijke impuls, elk liefdevol gevoel van sympathie, laten nu de onmetelijke hellen in zijn eigen ziel weerklinken met hun leedvermaak over hem, de arme misleide dwaas van wie de egoïstische trots en ambitie zijn menselijkheid het zwijgen hebben opgelegd en ten slotte vernietigd.

De mens die niet kan inzien waarom zij die in het bezit zijn van de geheime wijsheid, aarzelen om haar aan de wereld mee te delen, is werkelijk blind. Wanneer in de loop van de tijd het moment daarvoor is aangebroken, verkondigen ze de enige leer die het vermogen heeft te verlossen en een zegen te zijn: UNIVERSELE BROEDERSCHAP, met alles wat dit begrip inhoudt.

Misschien zijn er in dit nieuwe tijdperk al mensen die het linkerpad hebben betreden. Maar nu geldt evenals vroeger: ‘Aan de vruchten kent men de boom.’ Het heeft geen zin om met hen samen te werken. Egoïsme, arrogantie en machtswellust zijn de tekenen waaraan we hen kunnen herkennen. Het is mogelijk dat ze hun masker niet gelijk afzetten, maar ze zullen een echte theosoof nooit kunnen misleiden. Niettemin kunnen ze de onwetende, de nieuwsgierige en de onoplettende bedriegen en te gronde richten. Voor zulke mensen zijn deze regels geschreven en het ergste is dat deze arme bedrogen zielen ertoe worden gebracht te geloven dat zo’n gevaar niet bestaat. Dit geloof wordt versterkt door de zogenaamde wetenschappers die als autoriteiten worden geciteerd en die alles belachelijk maken behalve grof materialisme. Ondanks dit alles fladderen deze eenvoudige zielen als motten rond de vlam tot ze erin worden gezogen. Het is een miljoen keer beter dat trotse, egoïstische en opportunistische mensen eten, drinken en plezier maken, dan dat ze zich bezighouden met occultisme, want als die neigingen niet snel worden uitgeroeid zullen ze vruchten dragen en uitgroeien tot een rijpe oogst, en het gevolg daarvan is de dood, letterlijk de ‘tweede dood’.

Het doel van theosofie is om deze slechte neigingen van de mens uit te roeien, zodat hetzij op de gewone gebieden van het dagelijks leven, of op de hogere occulte gebieden, de christus zich kan verheffen en alle mensen tot zich trekken.

Door de onmenselijkheid van mensen tegenover elkaar hebben vele duizenden verdriet.1

1. Robert Burns, ‘Man was made to mourn: a dirge’.

De christussen van alle tijden hebben deze ene leer gepredikt: menslievendheid en universele broederschap. Het verloochenen van de wet van menslievendheid is het verloochenen van Christus. De Theosophical Society is niet verantwoordelijk voor het onthullen van de occulte aard van de mens aan de tegenwoordige generatie. Het moderne spiritisme heeft dit al gedaan; noch moeten de spiritisten hiervoor verantwoordelijk worden gesteld, want deze onzichtbare krachten hebben zichzelf in de loop van de tijd geopenbaard en vele miljoenen mensen zijn overtuigd geraakt, velen tegen hun wil, van de werkelijkheid van het onzichtbare heelal. Deze dingen bestaan en beschuldigingen over en weer zijn zinloos. Het individu is daarom volledig verantwoordelijk voor het benutten van de mogelijkheden om zijn doeleinden te bereiken. Naarmate hij verdergaat, verwikkeld in de kringloop van noodzakelijkheid, beïnvloedt hij, of hij wil of niet, het leven van die mensen met wie hij op een of ander moment in aanraking komt. Wat u zaait, zult u ook oogsten. De cyclus zal ten slotte worden voltooid en zowel het kwade als het goede zullen terugkeren zoals brood dat over het water wordt uitgeworpen (Prediker 11:1). Dit is de wet van al het leven.

Denk niet dat zij die het linkerpad betreden zwakke en weifelende zielen zijn: Lucifer was eens de vorst van het licht en maakte deel uit van de raad van de Allerhoogste. Hij viel door trots en sleepte in zijn val allen mee die de demon van trots vereerden. Dit is geen onnozel sprookje, maar een vreselijke tragedie die voor de ogen van het hele universum wordt opgevoerd bij de poort van het paradijs, en die opnieuw wordt opgevoerd in het hart van de mens, de microkosmos. Alleen oneindig mededogen kan de ondergang van zo’n wezen peilen, alleen oneindige liefde kan ontwapenen door vernietiging en een eind maken aan ondraaglijk verdriet, en dat alleen wanneer de cyclus is voltooid en de onrechtvaardigheid in evenwicht is gebracht door de pijn. Occultisme en magie zijn geen kinderspel, zoals velen tot hun verdriet zullen ontdekken, en veel bezoekers van duistere kringen al langgeleden hebben ervaren. We kunnen nog beter aan onze kinderen dynamiet geven als speelgoed, dan magie aan de gewetenlozen, de onnadenkenden, de egoïsten en onwetenden. Laten alle leden van de Theosophical Society dit onthouden en hun hart onderzoeken vóór ze de eerste stap zetten in de richting van de magie. Alles wordt door het motief bepaald. Occulte vermogens brengen een onbekende en onmetelijke verantwoordelijkheid met zich mee.

Indien we in het geheime overleg met de ziel, waar geen stoffelijk oog kan zien en geen gedachte de goddelijke vonk van het geweten kan misleiden, bereid zijn het zelf te vergeten, arrogantie op te geven en te werken voor het welzijn van de mensheid, laten we dan als rechtschapen mensen ons lot onder ogen zien, deze gids volgen en niet bang zijn voor het kwaad. Anders zou het veel beter zijn als een molensteen om onze nek werd gehangen, en we in de diepten van de zee werden geworpen.

Pythagoras


Theosofische inzichten, blz. 30-4

© 2023 Theosophical University Press Agency
Daal en Bergselaan 68, 2565 AG Den Haag