Dogmatisme in de theosofie
[‘Dogmatism in theosophy’, The Path, januari 1892, blz. 297-9]
De Theosophical Society werd opgericht om dogmatisme te vernietigen. Dit is een van de betekenissen van haar eerste doelstelling – universele broederschap. En in zijn inaugurele rede in 1875, in Mott Memorial Hall, New York, zei kolonel H.S. Olcott dat dit het beoogde doel was, en wees op de slechte gevolgen van intolerantie in het verleden. Deze toespraak werd door H.P. Blavatsky gelezen voordat hij werd gehouden, of de inhoud ervan werd aan haar doorgegeven, zodat deze haar instemming had, want ze was aanwezig toen deze werd uitgesproken.
In De sleutel tot de theosofie verwijst HPB in de ‘Conclusie’ nogmaals naar dit onderwerp en spreekt de hoop uit dat de Society na haar dood niet dogmatisch of verstard zal worden in sommige aspecten van het denken of de filosofie, maar dat ze vrij en open zal blijven, en haar leden wijs en onbaatzuchtig. En in al haar geschriften en opmerkingen, in besloten kring of openbaar, herhaalde ze dit idee voortdurend. De schrijver heeft directe bewijzen hiervan met betrekking tot haar uitspraken in besloten kring.
Willen onze inspanningen slagen, dan moeten we dogmatisme in de theosofie evenals bij alle andere zaken vermijden, want zodra we gaan dogmatiseren en aandringen op onze interpretatie van theosofie, verliezen we de universele broederschap uit het oog en zaaien de zaden van toekomstige moeilijkheden.
Er is een grote kans dat de leden van de Society zullen aandringen op een zekere orthodoxie in onze gelederen. Ze zijn al bezig om dat hier en daar te doen, en dit dient als waarschuwing om hun aandacht te vestigen op dit gevaar. Er is geen orthodoxie in onze Society. Ook al gelooft 90 procent van de leden in reïncarnatie, karma, de zevenvoudige samenstelling, en al het andere, en ook al houden de vooraanstaande leden ervan zich bezig met het bekendmaken van deze en andere leringen, de gelederen van de Society moeten altijd worden opengehouden, en niemand moet worden verteld dat hij niet orthodox of geen goede theosoof is, omdat hij niet in deze leringen gelooft. Het enige waarvan wordt gevraagd om dit te onderschrijven is universele broederschap, en de toepassing ervan bij het zoeken naar waarheid. Want de inspanningen van hen die op die manier specifieke denkbeelden bekendmaken vinden plaats in het kader van de tweede doelstelling van de Society, en iedereen is vrij om daarmee naar goeddunken in te stemmen of om dat te weigeren. Men kan reïncarnatie en andere leringen – ondogmatisch – ontkennen, of kan verklaren in een persoonlijke of onpersoonlijke god te geloven, en toch een goed lid van de Society zijn, mits universele broederschap wordt onderschreven en in praktijk gebracht.
Indien een lid zegt dat hij in een god gelooft, of niet in reïncarnatie kan geloven, dan moeten andere leden hem niet veroordelen, of wijzen op de geschriften van HPB of iemand anders om aan te tonen dat zo’n lid ontheosofisch is. De grootste geesten op aarde zijn geïntrigeerd door zulke veelomvattende ideeën, en kunnen, terwijl ze deze huldigen, niettemin met anderen in een geest van volmaakte verdraagzaamheid naar waarheid zoeken.
Maar tegelijkertijd is het duidelijk dat het ontheosofisch, onpraktisch en absurd is om lid te worden van de Society en vervolgens onder het voorwendsel van tolerantie te beweren dat de theosofie niet moet worden bestudeerd, dat het grote geheel van denkbeelden en filosofie die in onze literatuur wordt aangeboden niet moet worden onderzocht, want dat zou de doelstelling van onze organisatie juist tenietdoen; het is een dogmatisme dat voortvloeit uit ontkenning en onverschilligheid. We moeten de filosofie en de leringen die ons zijn aangeboden bestuderen, voordat we in staat zijn een oordeel te vellen en te zeggen dat ze niet waar zijn of dat ze moeten worden afgewezen. Iets beoordelen of verwerpen voordat het is onderzocht is het werk van kleingeestigen of bevooroordeelde dogmatici.
En omdat het grote geheel van filosofie, wetenschap en ethiek dat door H.P. Blavatsky en haar leraren is aangereikt het stempel draagt van onderzoek, van redelijkheid, van ouderdom en van wijsheid, is het nodig dat we dit eerst met grote aandacht bestuderen, zodat we op de juiste manier kunnen besluiten of we het aanvaarden of verwerpen.
Een lid van de Society, ongeacht hoe hoog of hoe laag zijn of haar positie in haar gelederen ook is, heeft dus het recht om alle filosofische en ethische ideeën die in onze literatuur zijn te vinden naar beste kunnen bekend te maken, en niemand anders heeft het recht daartegen bezwaar te maken, onder voorwaarde dat bij het bekendmaken duidelijk wordt vermeld dat dit niet het gezaghebbende of orthodoxe standpunt van de TS als organisatie is. Onze Society moet vrij en open worden gehouden, ongeacht of we, omdat we weigeren om als Society geloofsovertuigingen te formuleren, klein in aantal blijven, want we kunnen altijd een krachtige invloed hebben.