9. Hermetische en kabbalistische leringen
[‘Hermetic and kabalistic doctrines’, SD 3:91-7; CW 14:86-94]
De kosmogonie van Hermes is net zo versluierd als het stelsel van Mozes, maar ze is op het eerste gezicht veel meer in overeenstemming met de leringen van de geheime wetenschap en zelfs met de moderne wetenschap. De in drie opzichten grote Trismegistus zegt: ‘de hand die de wereld vormde uit vormloze reeds bestaande stof is geen hand’; waarop men Genesis laat antwoorden: ‘De wereld werd uit het niets geschapen’, hoewel de kabbala die opvatting in haar eerste zinnen ontkent. De kabbalisten hebben nooit, evenmin als de Indiase arya’s, zoiets absurds aangenomen. Bij hen speelden vooral vuur, of warmte, en beweging1 een rol bij de vorming van de wereld uit reeds bestaande stof. Het parabrahman en de mulaprakriti van de Vedanta zijn de voorlopers van de ain sof en shekhinah van de kabbalisten. Aditi is het origineel van sefira, en de prajapati’s zijn de oudere broers van de sefiroth.
De nevelvlektheorie van de moderne wetenschap, met al haar mysteries, wordt duidelijker door de kosmogonie van de oude leer; en de paradoxale, hoewel wetenschappelijke, uitspraak ‘afkoeling veroorzaakt samentrekking en samentrekking warmte, en daarom veroorzaakt afkoeling warmte’ blijkt de belangrijkste factor te zijn bij de vorming van de werelden, en in het bijzonder van onze zon en ons zonnestelsel.
In het beknopte traktaat Sefer Jetsirah met zijn 32 verbazingwekkende wegen van wijsheid, geschreven door ‘Jehovah Sabaoth’, ligt dit allemaal besloten voor wie over de sleutel tot de verborgen betekenis ervan beschikt.2 Wat de dogmatische of theologische interpretatie van de eerste verzen in Genesis betreft, dit boek geeft daar een antwoord op wanneer de schrijver spreekt over de drie moeders, lucht, water en vuur, en ze beschrijft als een evenwicht met
het goede op de ene schaal, het slechte op de andere, en de heen en weer gaande evenaar van de weegschaal daartussen.3
Een van de geheime namen van de ene eeuwige en altijd aanwezige godheid was in elk land dezelfde, en tot op de dag van vandaag vertoont deze in de verschillende talen nog steeds enige fonetische overeenkomst. De aum van de hindoes, de heilige lettergreep, was bij de Grieken de αἰών geworden, en de aevum bij de Romeinen – de Pan of het Al. De ‘dertigste weg’ wordt in de Sefer Jetsirah het ‘groeiende inzicht’ genoemd, want
de astrologen leiden dit af uit de beoordeling van sterren en sterrenbeelden, en hun waarnemingen van de banen zijn de volmaking van de wetenschap.4
De tweeëndertigste en laatste weg wordt daarin het ‘dienende inzicht’ genoemd, en het wordt zo genoemd omdat
ze het werk regelt van al diegenen die de zeven planeten dienen, in overeenstemming met hun menigten.5
Het ‘werk’ was de inwijding, waarbij alle mysteries die verband houden met de ‘zeven planeten’ werden onthuld, en ook het mysterie van de ‘zonne-ingewijde’ met zijn zeven afgesneden stralen – de glorie en triomf van de gezalfde, de christos; een mysterie dat de nogal raadselachtige uitspraak van Clemens duidelijk maakt:
Want we zullen ontdekken dat heel veel van de dogma’s die door zulke scholen [van de heidense en Griekse filosofie] worden aangehangen, en die hun betekenis niet volledig hebben verloren, en niet van de orde van de natuur zijn afgesneden (door Christus,6 [of beter gezegd chrestos] af te snijden) . . . in hun oorsprong overeenkomen en ook met de waarheid als geheel.7
In Isis ontsluierd8 vindt de lezer meer informatie over de Zohar en de schrijver ervan, de grote kabbalist Shimon ben Yochai, dan hier kan worden gegeven. Daar wordt gezegd dat zijn leven gevaar liep omdat men wist dat hij over geheime kennis beschikte en kennis had van de merkabah, waardoor hij het ‘Woord’ kon ontvangen, en dat hij naar de woestijn moest vluchten, waar hij 12 jaar in een grot woonde, omringd door trouwe discipelen, en daar ten slotte stierf te midden van tekenen en wonderen.9 Zijn leringen over de oorsprong van de geheime leer, of, zoals hij het ook noemt, de geheime wijsheid, zijn dezelfde als die van het Oosten, behalve dat hij God in de plaats stelt voor de leider van een menigte planeetgeesten, en zegt dat deze wijsheid door God zelf eerst aan een aantal uitverkoren engelen werd onderwezen; terwijl de oosterse leer het anders formuleert, zoals we zullen zien.
Enkele synthetische en kabbalistische studies over het heilige boek Henoch en de taro10 (rota) liggen voor ons. We citeren uit de inleiding van een kopie van het manuscript van een westerse occultist:
Er is maar één wet, één beginsel, één kracht, één waarheid en één woord. Wat boven is, komt overeen met wat beneden is. Alles wat is, is een evenwicht van verschillende grootheden.
Het axioma van Éliphas Lévi en deze drieledige aanhef laten zien dat het Oosten en het Westen hetzelfde denken over de geheime wetenschap die, zoals dit manuscript ons vertelt:
De sleutel is tot geheimen, de sleutel tot het heiligdom. Dit is het heilige woord dat aan de adept de diepste essentie van het occultisme en zijn mysteries onthult. Het is de kwintessens van filosofieën en dogma’s; het is de alfa en omega; het is alomtegenwoordig licht, leven en wijsheid.
Bovendien verklaart de inleiding van de taro, of rota, van het heilige boek Henoch:
De ouderdom van dit boek verliest zich in de nacht van de tijd. Het is van Indiase oorsprong en gaat terug tot een tijdperk lang vóór Mozes. . . . Het is op losse bladen geschreven; het origineel ervan was van fijn goud en edele metalen gemaakt. . . . Het is symbolisch, en de combinaties ervan zijn van toepassing op alle wonderen van de geest. In de loop van de eeuwen is het gewijzigd, maar de belangrijkste oorspronkelijke symbolen ervan zijn – omdat de onderzoekers ze niet begrepen – niettemin bewaard gebleven.
Dit is de rota van Henoch, nu taro van Henoch genoemd, waarop De Mirville zinspeelt, zoals we hebben gezien, als middel dat voor ‘zwarte magie’ wordt gebruikt, de ‘metalen platen [of bladen] die tijdens de zondvloed aan vernietiging zijn ontsnapt’11 en die door hem aan Kaïn worden toegeschreven. Ze ontsnapten aan de zondvloed eenvoudig omdat deze zondvloed niet ‘wereldwijd’ was. En er wordt gezegd dat het ‘van Indiase oorsprong’ is, omdat het ontstond bij de Indiase arya’s van het eerste onderras van het vijfde wortelras, vóór de definitieve vernietiging van het laatste bolwerk van Atlantis. Maar hoewel het ontstond bij de voorouders van de oorspronkelijke hindoes, werd het toch niet als eerste in India gebruikt. De oorsprong ervan is nog ouder en ligt in of aan de andere kant van de Himalaya12, de besneeuwde bergketen. Het kwam uit die mysterieuze plaats die niemand kan lokaliseren, en die de wanhoop is van zowel geografen als christelijke theologen – het gebied waarin de brahmaan zijn Kailasa plaatst, de berg Sumeru, en de Parvati Pamir, door de Grieken omgevormd tot Paropamisus.
De overleveringen van de Hof van Eden hebben zich rond deze plaats, die nog steeds bestaat, gevormd. Uit deze streken verkregen de Grieken hun Parnassus;13 en vandaar kwamen de meeste bijbelse figuren, van wie sommigen in hun tijd mensen waren, sommigen halfgoden en helden, sommigen – hoewel zeer weinigen – mythen, de sterrenkundige tegenhangers van eerstgenoemden. Abram was een van hen – een Chaldeeuwse brahmaan,14 zegt de overlevering – en werd later, nadat hij zijn goden had afgezworen en zijn Ur (pur, ‘stad’?) in Chaldea had verlaten, veranderd in A-brahm15 (of A-braham), ‘geen brahmaan’, die emigreerde. Zo wordt uitgelegd dat Abram de ‘vader van vele volkeren’ wordt.
De onderzoeker van het occultisme moet bedenken dat van elke god en held in de oude pantheons (waaronder die van de Bijbel) zogezegd drie levensbeschrijvingen worden gegeven, die parallel aan elkaar verlopen en elk daarvan hangt samen met een van de aspecten van de held. Er is een historische, een sterrenkundige, en een volmaakt mythische levensbeschrijving, waarbij laatstgenoemde dient om de andere twee met elkaar te verbinden en de hiaten en tegenstrijdigheden in het verhaal weg te werken, en de waarheden van de eerste twee in een of meer symbolen samen te brengen. Plaatsnamen zijn zo gekozen dat ze overeenkomen met sterrenkundige en zelfs psychische gebeurtenissen. Zo werd de geschiedenis de gevangene van het oude mysterie, om later de grote sfinx van de 19de eeuw te worden. Maar in plaats van haar al te domme onderzoekers te verslinden die haar raadsel zullen oplossen, of ze dat nu erkent of niet, wordt ze door de hedendaagse Oedipus ontheiligd en verminkt, voordat hij haar in een zee van speculaties stort waarin de sfinx verdrinkt en omkomt. Dit is nu duidelijk geworden, niet alleen door de geheime leringen, hoe spaarzaam ze misschien ook worden gegeven, maar ook door het werk van serieuze en geleerde kenners van de symboliek en zelfs meetkundigen.
De publicatie van Key to the Hebrew-Egyptian Mystery in the Source of Measures, waarin een geleerde vrijmetselaar uit Cincinnati, Ralston Skinner, het raadsel oplost van een god die zich zo goddeloos gedraagt als de bijbelse Jehovah, werd gevolgd door de oprichting van een geleerd genootschap met als voorzitter een man uit Ohio en vier vice-voorzitters, onder wie Piazzi Smyth, de bekende astronoom en egyptoloog. De directeur van het Royal Observatory in Schotland en schrijver van Our Inheritance in The Great Pyramid probeert hetzelfde te bewijzen als de Amerikaanse schrijver en vrijmetselaar; namelijk dat het Engelse stelsel van maten hetzelfde is als dat wat door de oude Egyptenaren werd gebruikt bij de bouw van hun piramide, of, in de woorden van Skinner, dat de farao’s maten gebruikten waaruit de ‘Britse inch en de oude el’ zijn voortgekomen. Er is veel meer uit ‘voortgekomen’ dan dat, zoals voor het einde van de 20ste eeuw volledig zal worden aangetoond. Niet alleen is alles in de westerse religie gerelateerd aan maten, meetkundige figuren en tijdberekeningen, waarbij de duur van de belangrijkste tijdperken de basis vormt voor de namen van de meeste historische figuren,16 maar laatstgenoemden houden ook werkelijk verband met hemel en aarde, maar dan met de hemel en aarde van de arya’s uit India, niet die van Palestina.
De oervormen van bijna alle bijbelse figuren zijn te vinden in het oude pantheon van India. Het zijn de ‘uit het denkvermogen geboren’ zonen van Brahma, of beter gezegd van de dhyani-pitarah (de ‘vadergoden’), de ‘zonen van het licht’, die de ‘zonen van de aarde’ – de aartsvaders – hebben voortgebracht. Want als de Rig-Veda en zijn drie zuster-Veda’s werden ‘gemolken uit vuur, lucht en zon’, of Agni, Indra en Surya, zoals Manu-Smriti ons vertelt, dan werd het Oude Testament onmiskenbaar ‘gemolken’ uit het heel vindingrijke brein van de Hebreeuwse kabbalisten, deels in Egypte, en deels in Babylonië dat ‘vanaf het begin de zetel van Sanskrietliteratuur en brahmaanse kennis was’, zoals kolonel Vans Kennedy terecht verklaarde. Een van die kopieën was Abram of Abraham, in wiens schoot elke orthodoxe jood na de dood hoopt te worden opgenomen; die schoot wordt aangeduid als ‘hemel in de wolken’ of Abhra.17
Tussen Abrahams en Henochs taro lijkt een lange tijd te zitten, maar toch zijn die twee in meer dan één opzicht nauw met elkaar verbonden. Gaffarel heeft aangetoond dat de vier symbolische dieren op de eenentwintigste sleutel van de taro, bij het derde zevental, de terafim van de joden zijn, bedacht en vereerd door Abrams vader Terah, en gebruikt in de orakels van de urim en thummim.18 Bovendien is Abraham sterrenkundig gezien de zonnemaat en een deel van de zon, terwijl Henoch evenals Hermes of Thoth het zonnejaar is; en Thoth was, numeriek gezien, ‘het equivalent van Mozes of Hermes, de heer van de lagere gebieden, ook beschouwd als een leraar van wijsheid’,19 vertelt dezelfde vrijmetselaar-wiskundige ons; en omdat de taro volgens een van de laatste bullen van de paus ‘een uitvinding van de hel’ is, hetzelfde als ‘vrijmetselarij en occultisme’, is het verband duidelijk. De taro bevat werkelijk het mysterie van al zulke omzettingen van personen in hemellichamen en omgekeerd. Het ‘wiel van Henoch’ is een oeroude vinding, de oudste van allemaal, want men vindt het in China. Éliphas Lévi zegt dat elk volk het kende, en dat de werkelijke betekenis ervan in het diepste geheim werd bewaard. Het kwam over de hele wereld voor.
Zoals we zien bevat noch het boek Henoch (zijn ‘wiel’) noch de Zohar noch enig ander kabbalistisch boek uitsluitend joodse wijsheid.
Omdat de leer zelf het resultaat is van duizenden jaren van nadenken, is ze het gemeenschappelijke eigendom van adepten van alle volkeren onder de zon. Niettemin onderwijst de Zohar meer praktisch occultisme dan enig ander boek over dat onderwerp; evenwel niet zoals het door verschillende critici is vertaald en toegelicht, maar door de geheime tekens in de kantlijn. Deze tekens bevatten de geheime instructies, afgezien van de metafysische verklaringen en schijnbare dwaasheden, waarin Josephus, die nooit was ingewijd en die de letterlijke betekenis meedeelde zoals die aan hem was meegedeeld, zo heilig geloofde.20
Noten
- Het eeuwige en onophoudelijke ‘in- en uitademen van parabrahman’, of de natuur, het heelal in de ruimte, zowel tijdens het manvantara als de pralaya.
- Vgl. De geheime leer, 2:42-3.
- Sefer Jetsirah, 3:1.
- Sefer Jetsirah, appendix ‘De 32 paden van wijsheid’, pad 30.
- Op.cit., pad 32.
- Iemand die weet dat de term christos door de gnostici (en eveneens door de oude heidense Griekse ingewijden) werd gebruikt voor het hoger ego, zal de zinspeling gemakkelijk begrijpen. Over christos werd gezegd dat hij na de laatste en hoogste inwijding was afgesneden van het lager ego, chrestos, toen de twee tot één versmolten; chrestos was overwonnen en verrees in de verheerlijkte christos.
- Clemens van Alexandrië, Stromateis, 1:13.
- Isis, deel 2, hfst. 8 en index.
- Er worden vele wonderen vermeld die plaatsvonden bij zijn dood, of beter gezegd bij zijn overgang; want hij stierf niet zoals anderen, maar was plotseling verdwenen, terwijl een verblindend licht de grot met luister vervulde, en zijn lichaam zag men pas weer toen dat licht zwakker werd. Pas nadat dit hemelse licht plaatsmaakte voor het gebruikelijke halfdonker van de mistroostige grot, zegt Ginsburg, ‘zagen de discipelen van Israël dat het licht van Israël was gedoofd’. (The Kabbalah, 1865, blz. 3.) Zijn biografen vertellen ons dat er bij het voorbereiden van zijn begrafenis stemmen uit de hemel werden gehoord, en bij zijn begrafenis, toen de kist in het diepe graf werd neergelaten, schoot er een vlam hoog op en een machtige en majestueuze stem sprak deze woorden: ‘Dit is degene die de aarde deed beven en de koninkrijken sidderen!’ (S.L. MacGregor Mathers, The Kabbalah Unveiled, 1887, Idra Zuta Qadisha, 22:781-3, blz. 340-1.)
- Noot vert.: H.P. Blavatsky (The Secret Doctrine Würzburg Manuscript, 2014, blz. 51) voegt hieraan toe: Er zijn twee taro’s – het zuiver esoterische wiel, en de westerse tarot. Laatstgenoemde werd kabbalistisch omgewerkt door de Semieten, een ras dat veel jonger is dan de arya’s en zelfs dan de Hamieten. Deze laatste taro (tarot) moet van rechts naar links worden gelezen zoals in het Arabische en Hebreeuwse schrift. Het eerstgenoemde, oorspronkelijke ‘wiel’ is in spijkerschrift en bevat astrologische tekens. Een van de oudste ter wereld is gemaakt op een soort tolla-bladen van een scheikundig geprepareerd en onverwoestbaar materiaal waardoor ze eruitzien als gepolijst metaal.
- J.E. de Mirville, Des esprits, 1863, deel 3, blz. 210. Zie De geheime leer, 3:51.
- Pococke had misschien niet helemaal ongelijk toen hij het Duitse woord Himmel afleidde van Himalaya; evenmin kan worden ontkend dat de Kailasa (hemel) van de hindoes de vader is van het Griekse woord voor hemel (koilon) en van het Latijnse coelum.
- Zie Edward Pococke’s India in Greece, 1852, blz. 302, en zijn afleiding van de berg Parnassus van parnasi, de van bladeren en takken gemaakte hutten van de hindoe-asceten, half heiligdom half woning. ‘Een deel van de Paropamisus (de heuvel van Bamyan), wordt Parnassus genoemd. Deze bergen worden devanika genoemd, omdat er heel veel deva’s of goden wonen, de ‘goden van de aarde’, bhu-deva’s, genoemd. Ze leefden volgens de Purana’s in priëlen of hutten, parnasi genaamd, omdat ze van bladeren (parna’s) waren gemaakt.’
- Rawlinson is terecht heel zeker van een invloed van de arya’s en de Veda’s op de vroege mythologie en geschiedenis van Babylon en Chaldea.
- Dit wordt door de geheime leer bevestigd en kan al dan niet worden aanvaard. Abraham, Izaäk en Juda lijken echter vreselijk veel op de Brahma, Ikshvaku en Yadu van de hindoes.
- C.W. King zegt in zijn The Gnostics and Their Remains (2de ed., 1887, blz. 35-6) over de namen Brahma en Abram: ‘Het getal van de mens, Zeir-Anpin, is opgebouwd uit 243-getallen, wat de numerieke waarde is van de letters van de naam Abram die de verschillende orden van de hemelse hiërarchie aanduiden. De namen Abram en Brahma hebben in feite dezelfde numerieke waarde.’ Dus voor iemand die bekend is met esoterische symboliek is het helemaal niet vreemd om bij de lokapala’s (de vier windrichtingen en tussenliggende richtingen van het kompas gepersonifieerd door acht hindoegoden) Indra’s olifant, genaamd Abhra-matanga, en zijn vrouw Abhramu, aan te treffen. Abhra is in zekere zin een wijsheidsgod, want de kop van deze olifant verving die van Ganesha (Ganapati), de god van wijsheid, afgehakt door Siva. Abhra betekent ‘wolk’, en het is ook de naam van de stad waar Abram zou hebben gewoond – van achter naar voren gelezen – ‘Kirjath-Arba, de stad van vier . . . Abram is Abra met een toegevoegde slot-m, en Abra van achter naar voren gelezen is Arba’ (Skinner, The Source of Measures, 1875, blz. ix). De schrijver zou eraan hebben kunnen toevoegen dat het kosmo-sterrenkundige symbool Abram, omdat in het Sanskriet Abhra ‘in of van de wolken’ betekent, nog duidelijker wordt. Van al deze namen zou men het Sanskriet-origineel moeten bestuderen.
- Voordat men deze theorieën en speculaties verwerpt – we willen best toegeven dat ze dat zijn – moeten de volgende punten worden opgehelderd. (1) Waarom werd de naam van de patriarch, nadat hij Egypte had verlaten, door Jehovah veranderd van Abram in Abraham? (2) Waarom wordt Sarai volgens hetzelfde principe Sarah (Gen. 17)? (3) Vanwaar de vreemde overeenkomst van namen? (4) Waarom zou Alexander Polyhistor zeggen dat Abraham werd geboren in Kamarina of Uria, een stad van waarzeggers, en dat hij de astronomie had bedacht? (5) ‘De herinneringen aan Abraham gaan ten minste drie millennia verder terug dan de grootvader van Jacob’, zegt Bunsen (Egypt’s Place in Universal History, deel 5, 1867, blz. 85).
- Éliphas Lévi, Dogme et rituel de la haute magie, 2de ed., 1861, deel 2, blz. 335-6.
- J. Ralston Skinner, Key to the Hebrew-Egyptian Mystery in the Source of Measures, 1875, blz. 56.
- Isis ontsluierd, 2:413.