Slangen en draken in verschillende stelsels van symboliek
De naam van de draak werd in Chaldea niet fonetisch geschreven, maar werd door twee monogrammen weergegeven, die volgens de oriëntalisten waarschijnlijk ‘de geschubde’ betekenden. ‘Deze beschrijving’, merkt G. Smith heel terecht op, ‘zou natuurlijk van toepassing kunnen zijn op een fabelachtige draak of een slang of een vis’,1 en we kunnen eraan toevoegen: ze is in één geval van toepassing op Makara, het tiende teken van de dierenriem, dat in het Sanskriet een niet nader omschreven amfibie betekent, en in het algemeen krokodil wordt genoemd, en dat in feite iets anders betekent.2 Hiermee wordt dus feitelijk toegegeven dat in ieder geval de assyriologen niets met zekerheid weten over de status van de ‘draak’ in het oude Chaldea, waar de Hebreeën hun symboliek vandaan hadden, enkel om er naderhand door de christenen van te worden beroofd, die van de ‘geschubde’ een levende entiteit en een boosaardige macht hebben gemaakt.
Voorbeelden van draken, ‘gevleugeld en geschubd’, zijn in het British Museum te zien. Er is volgens dezelfde autoriteit ook een voorstelling van de gebeurtenissen van de Val, waarbij er twee figuren aan weerszijden van een boom zitten, en hun hand uitsteken naar de ‘appel’, terwijl zich aan de achterkant van de ‘boom’ de draak-slang bevindt.3 Esoterisch gezien zijn de beide figuren twee ‘Chaldeeën’ die gereed zijn voor inwijding, waarbij de slang het symbool is voor de ‘inwijder’; terwijl de jaloerse goden, die de drie vervloeken, de exoterische niet-ingewijde priesters zijn. Daar zit niet veel van de letterlijke ‘bijbelse gebeurtenis’ in, zoals iedere occultist kan inzien.
‘De grote draak heeft alleen ontzag voor de slangen van wijsheid’, zegt de stanza, en toont zo de juistheid van onze uitleg over de twee figuren en de ‘slang’ aan.
‘De slangen die weer neerdaalden . . . die [het vijfde ras] onderwezen en instrueerden.’ Welk verstandig mens kan in onze tijd geloven dat hiermee werkelijke slangen worden bedoeld? Vandaar de grove veronderstelling, die nu bij de wetenschappers bijna een axioma is geworden, dat zij die in de oudheid over verschillende heilige draken en slangen schreven, óf bijgelovige of lichtgelovige mensen waren, óf eropuit waren degenen die minder wisten dan zijzelf, te misleiden. Toch verwees de term al sinds de tijd van Homerus naar iets wat voor de niet-ingewijden verborgen was.
‘Verschrikkelijk zijn de goden wanneer ze zich manifesteren’4 – die goden die door de mensen draken worden genoemd. En Aelianus, die deze slangensymbolen behandelt, maakt bepaalde opmerkingen waaruit blijkt dat hij de aard van dit oudste van alle symbolen goed begreep. Zo verklaart hij met betrekking tot het bovengenoemde vers van Homerus volkomen terecht: ‘Want de draak, die heilig is en moet worden vereerd, heeft iets van een nog goddelijker natuur in zich, waarover het [voor anderen?] beter is onwetend te blijven.’5
Deze ‘draak’ heeft een zevenvoudige betekenis, waarvan de hoogste en de laagste kunnen worden meegedeeld. Eerstgenoemde komt overeen met de ‘zelfgeborene’, de logos (de aja van de hindoes). Bij de christelijke gnostici die Naaseniërs, of slangenvereerders, worden genoemd, was hij de tweede persoon van de drie-eenheid, de zoon. Zijn symbool was het sterrenbeeld Draak6. De zeven ‘sterren’ daarvan zijn de zeven sterren die de ‘alfa en de omega’ in de Openbaring (1:16) in zijn hand houdt. In zijn meest aardse betekenis werd de term ‘draak’ toegepast op wijze mensen.
Dit gedeelte van de religieuze symboliek van de oudheid is heel diepzinnig en mysterieus, en blijft voor de niet-ingewijde misschien onbegrijpelijk. In onze tijd klinkt dit gedeelte zo pijnlijk in christelijke oren dat het, ondanks alle beschaving, weinig kans maakt om niet als een directe veroordeling van de meest gekoesterde christelijke dogma’s te worden gezien. Om dit onderwerp goed te beschrijven was de pen en het genie van Milton nodig, van wie de dichterlijke verbeelding nu in de kerk als een geopenbaard dogma wortel heeft geschoten.
Ontstond de allegorie van de draak en zijn veronderstelde overwinnaar in de hemel bij Johannes en in zijn Openbaring? We antwoorden nadrukkelijk: nee. Zijn ‘draak’ is Neptunus, het symbool van de Atlantische magie.
Om de ontkenning te bewijzen, vragen we de lezer de symboliek van de slang of de draak in haar verschillende aspecten te onderzoeken.
Noten
- The Chaldean Account of Genesis, 1876, blz. 90.
- Zie afdeling 2, ‘De mysteries van het zevental’, blz. 672ev.
- Smith, Op.cit., blz. 90-1.
- Homerus, Ilias, 20:131.
- De natura animalium, 11:17.
- Zoals H. Lizeray aantoont in zijn Trinité chrétienne dévoilée, brengt de draak, die tussen de onveranderlijke vader (de pool, een vast punt) en de veranderlijke stof is geplaatst, aan laatstgenoemde de invloeden over die hij van de pool heeft ontvangen; vandaar zijn naam – het verbum.