Voorwoord
Honderd jaar geleden begon een toonaangevende New Yorkse krant, de
Sun, een biografisch verslag van het leven van Helena Blavatsky
met deze woorden: ‘Een vrouw over wie de wereld – eerst
haar kleine kinderwereld en daarna twee halfronden – om welke
reden dan ook blijft praten en discussiëren, een vrouw, verdedigd
of aangevallen om haar karakter en motieven, gesteund in haar initiatieven
of daarbij met man en macht tegengewerkt, en over wie na haar dood tussen
twee werelddelen evenveel is getelegrafeerd als over een keizer, moet
wel een opmerkelijke persoon zijn geweest.’1
In een speciale uitgave over markante vrouwen in Rikka (winter
1978), noemde dr. Paul Weinzweig, die een leidinggevende functie heeft
bij de Verenigde Naties, Helena Blavatsky
een volmaakt ontwikkelde vrouw volgens het renaissance-ideaal.
. . . Ze was geleerde, dichteres, pianiste, schilderes, filosofe,
schrijfster, pedagoge en vooral een onvermoeibaar strijdster voor
verlichting. . . . Haar zoektocht naariwaarheid en universele broederschap
bezorgde H.P. Blavatsky veel vijandschap en veel tegenstanders. Niemand
heeft op het terrein van het negentiende eeuwse religieuze vooroordeel,
spiritistische kwakzalverij en intellectuele gewichtigdoenerij zoveel
ergernis veroorzaakt als zij. Het was daarom te verwachten dat haar
lasteraars haar zouden beschuldigen van juist die eigenschappen die
ze bijna zonder hulp met zo’n enorme kracht, gratie en oneerbiedige
humor bestreed.
Charles Johnston, die Sanskriet doceerde aan Columbia University, sprak
op een andere manier over haar:
Mijn eerste en vroegste indruk van Mw. Blavatsky
was een gevoel van de kracht en grootsheid van haar individualiteit;
alsof ik me in aanwezigheid bevond van een van de oerkrachten van
de natuur. . . . Dit besef van de kracht van de individualiteit was
niet wat men voelt in aanwezigheid van een grote persoonlijkheid die
mensen in haar omgeving overheerst en klein en onbelangrijk doet lijken
en op tirannieke wijze hun onafhankelijkheid tenietdoet. Het was eerder
het gevoel van een moeilijk te doorgronden en diepgewortelde werkelijkheid,
een onuitputtelijk weerstandsvermogen, een geest gebaseerd op de diepste
diepten van de natuur, en die teruggaat op oorspronkelijke eeuwige
waarheden. Uit deze overheersende indruk van kracht kwam geleidelijk
merkbaar een subtiel gevoel van grote tederheid en vriendelijkheid
naar boven, een onuitputtelijke bereidheid zichzelf geheel te vergeten
en zich met vuur voor het leven van anderen in te zetten.2
Een ander huldeblijk kwam van William Stewart Ross, een bekende schrijver
en criticus uit de tijd van HPB, en redacteur van The Agnostic Journal.
Bij het overlijden van Blavatsky schreef hij daarin: ‘Ondanks
de geweldige door haar bereikte resultaten en haar ongeëvenaarde
talent vertoonde ze geen spoor van pedante aanmatiging en had ze het
eenvoudige hart van een kind. . . . Haar volgelingen bezaten kennis
van diepgaande teleologische vraagstukken, waarvan ik onkundig ben.
Voor mij is Mw. Blavatsky dood en is er opnieuw een schaduw over mijn
leven gevallen. . . . ‘Bedriegster’, och kom! Ze was bijna
de enige sterveling die ik ooit heb ontmoet die geen bedrieger
was . . . en een van de heel weinigen die mij ooit heeft begrepen.’3
Deze laatste opmerking slaat zonder twijfel op het geruchtmakende Hodgson-rapport,
dat in december 1885 in Londen werd uitgegeven door de Society for Psychical
Research, en dat concludeerde dat Mw. Blavatsky ‘het recht heeft
verkregen in onze herinnering voort te leven als een van de meest begaafde,
vindingrijke en interessante bedriegers in de geschiedenis’. (Richard
Hodgson, een man in de twintig, was naar India gegaan om onderzoek naar
haar te doen.)
Dit oordeel is daarna verspreid in biografieën en encyclopedieën
en in de media, telkens wanneer haar leven en werk worden besproken.
Het is daarom heel opmerkelijk dat de Society for Psychical Research
in 1986, honderd jaar na het verschijnen van het Hodgson-rapport, zelf
een perscommuniqué van drie bladzijden uitgaf voor kranten en
toonaangevende tijdschriften in Groot-Brittannië, Canada en de
Verenigde Staten. Dit begon met deze woorden.
uit nieuw onderzoek blijkt dat mw. blavatsky, medestichter
van de theosophical society, ten onrechte werd veroordeeld
De ‘ontmaskering’ van de in Rusland geboren
occultiste, Mw. H.P. Blavatsky, door de SPR in 1885, is aan ernstige
twijfel onderhevig na de publicatie in het SPR Journal (Deel 53, april
1986) van een krachtige kritiek op het rapport van 1885.
De zaak is opnieuw onderzocht door dr. Vernon Harrison,
ex-voorzitter van de Royal Photographic Society, en voormalig onderzoeksmanager
van Thomas De La Rue, die deskundig is op het gebied van vervalsingen.
Het rapport van 1885 werd voor het grootste deel geschreven door Richard
Hodgson, een Australische pionier van zowel de Britse als de Amerikaanse
SPR, die door deze zaak alom bekend werd.
Het perscommuniqué bevatte een van de samenvattende alinea’s
uit dr. Harrisons studie van vijfentwintig pagina’s: ‘Bij
verdergaand gedetailleerd onderzoek van dit rapport wordt het steeds
duidelijker dat terwijl Hodgson . . . bereid was elke aanwijzing, hoe
onbeduidend of twijfelachtig ook, te gebruiken om HPB verdacht te maken,
hij alle bewijsmateriaal negeerde dat in haar voordeel zou kunnen worden
gebruikt. Zijn rapport staat vol tendentieuze beweringen, vermoedens
die hij presenteerde als feiten of waarschijnlijke feiten, onbevestigde
verklaringen van niet met naam genoemde getuigen, willekeurig geselecteerd
bewijsmateriaal en volslagen onjuistheden.’*
*Herdrukt in Vernon Harrison, H.P.
Blavatsky en de SPR: Een onderzoek van het Hodgson Rapport uit 1885,
Den Haag, Theosophical University Press Agency, 1998.
Harrison citeert uit een verklaring van HPB, kort na de publicatie
van het rapport van Hodgson:
Ik twijfel er niet aan dat het uitgebreide maar verkeerd
gerichte onderzoek van Hodgson, zijn voorgewende nauwkeurigheid die
getuigt van een eindeloos geduld als het om onbeduidendheden gaat,
maar van blindheid voor belangrijke feiten, zijn tegenstrijdige redeneringen
en zijn herhaaldelijk gebleken onvermogen om de problemen aan te pakken
die hij probeerde op te lossen, te zijner tijd door andere schrijvers
zullen worden ontmaskerd.4
Harrison voegt hieraan toe: ‘Ik bied mijn verontschuldigingen
aan haar aan dat het ons meer dan honderd jaar heeft gekost om aan te
tonen dat wat ze schreef waar was.’5
Het persbericht wees erop dat Blavatsky medestichter was van de Theosophical
Society, die in 1875 in New York City werd opgericht. HPB was in 1873
in de Verenigde Staten aangekomen en verkreeg vijf jaar later staatsburgerschap.
De voornaamste andere stichters waren kolonel Henry S. Olcott, die voorzitter
werd, en William Q. Judge. In zijn jonge jaren verwierf Olcott erkenning
als landbouwkundige. Nadat hij in de Burgeroorlog had gediend, werd
hij lid van een commissie van drie die door de regering was benoemd
om de moord op Lincoln te onderzoeken. Later werd hij advocaat. Judge,
een jonge advocaat van Iers-Amerikaanse afkomst, zou later een leidende
rol in de beweging spelen, vooral in Amerika.
De drie doelstellingen van de Society, geformuleerd in volgorde van
belangrijkheid, werden in de Victoriaanse tijd beschouwd als een radicale
vernieuwing, hoewel ze tegenwoordig heel aanvaardbaar zijn. De doelstellingen
zijn:
- Een kern te vormen van universele broederschap van de mensheid,
zonder verschil te maken in ras, geloof, geslacht, kaste of huidskleur.
- Bestudering van oude en moderne religies, filosofieën en wetenschappen,
en het aantonen van de betekenis van een dergelijke studie; en
- Onderzoek van de onverklaarde natuurwetten en van de psychische
vermogens in de mens.
In onze tijd bestaan er in meer dan zestig landen theosofische verenigingen
en genootschappen die deze doelstellingen nastreven.
In het kader van de derde doelstelling bracht HPB voor enkele van haar
leerlingen in besloten kring occulte verschijnselen teweeg, met de bedoeling
de wetten te verklaren die een rol spelen bij het voortbrengen ervan.
Dit gebeurde wanneer ze dat wenste, bij vol bewustzijn en bij goede
verlichting, terwijl bij mediums het tegenovergestelde het geval is.
Telkens wanneer verschijnselen worden voortgebracht, ontstaat er echter
bij degenen die daarbij niet aanwezig waren gemakkelijk argwaan over
de echtheid ervan, zoals het geval was met Hodgson; zijn onderzoek beperkte
zich tot het ondervragen van getuigen of het bestuderen van hun verslagen.
H.G. Wells schreef eens dat hij zich altijd had verbaasd over de verschijnselen
die werden voortgebracht door ‘Mohammed, de yogi’s en Mw.
Blavatsky. . . . Hier stuiten we op een dieper werkende wet –
dieper dan de gewone natuurwetten.’6
De beroemde bouwkundig criticus en cultuurhistoricus Lewis Mumford sprak
in zijn rubriek in The New Yorker (23 mei 1964)7
over HPB’s griezelige voorspelling van ‘de vernietiging
van hele steden door kernexplosies’.
HPB heeft nooit een leidinggevende rol vervuld in het bestuur van de
TS en heeft tien jaar lang geen hogere positie bekleed dan die van corresponderend
secretaris. Een jaar vóór haar overlijden werd ze tot
voorzitter van de Europese afdelingen gekozen. In een brief aan haar
zuster in Rusland klaagde ze: ‘Maar wat is de zin van dit alles
voor mij? . . . Eerbewijzen en titels betekenen niets voor mij.’8
In tegenstelling tot veel populaire goeroes in onze tijd weigerde ze
geld aan te nemen voor haar leringen; ze leefde eenvoudig en stierf
zonder bezittingen.
HPB zou bezwaar maken tegen de woorden ‘haar leringen’,
want ze heeft nooit beweerd dat deze van haar waren. Zij had ze ontvangen,
zo zei ze, van leraren die ze op haar reizen in het Oosten ontmoette.
Ze verwees naar deze goeroes als adepten, meesters van wijsheid of mahatma’s
(grote zielen). Men zegt dat hun werk en visie de hele wereld omvat
ongeacht of ze in het Oosten of in het Westen wonen. Blavatsky was de
eerste in het Westen die openlijk sprak over deze vergevorderde leden
van de menselijke familie als het natuurlijke product van evolutie door
middel van reïncarnatie. Volgens de theosofie zijn ze in alle tijden
verschenen als de grote leraren en redders van de mensheid, zoals Boeddha,
Krishna, Zarathoestra, Mozes, Abraham en Jezus. In haar eerste boek
Isis Ontsluierd (2:150, Eng. uitg.) schreef HPB over Jezus
dat hij ‘een van de meest verheven en duidelijk omschreven figuren
was in het panorama van de geschiedenis van de mens’, iemand die
‘in plaats van te verbleken, met elke eeuw duidelijker en meer
uitgesproken naar voren zal komen’.
Tegenwoordig is het begrip meesters zo vertrouwd dat in Roget’s
International Thesaurus, onder mahatma, de lezer wordt
verwezen naar vier synoniemen: deskundige, goed mens, occultist en wijze.9
Volgens theosofen is het adeptschap zowel voor vrouwen als mannen bereikbaar.10
Waar moet men de wijsheid van een wijze of meester onder rangschikken?
Is ze van religieuze, wetenschappelijke of filosofische aard? Volgens
HPB’s hoofdwerk De Geheime Leer, met als ondertitel ‘De
synthese van wetenschap, religie en filosofie’, is ze alle drie
die samen één geheel vormen.
Het heeft geleerden die De Geheime Leer hebben bestudeerd
gefascineerd dat de schrijfster veel latere ontdekkingen op hun eigen
vakgebied heeft voorzien. Terwijl natuurkundigen en scheikundigen in
haar tijd ervan overtuigd waren dat het atoom de kleinste bouwsteen
van het heelal is, verzekerde zij dat het oneindig deelbaar is. Terwijl
antropologen de mens met tegenzin een ouderdom van enkele honderdduizenden
jaren toekenden, sprak zij evenals hedendaagse onderzoekers over miljoenen
jaren. Voor haar stonden feiten vast die de wetenschap pas later zou
ontdekken: energie en materie zijn in elkaar om te zetten; de transmutatie
van elementen, de illusoire aard van materie – dat materie niet
is wat wij zien; dat ruimte niet leeg is, omdat er nergens een vacuüm
is; dat de maan niet van de aarde is losgerukt zoals sterrenkundigen
veronderstelden, maar dat ze ouder is dan de aarde. Geleerden ontdekten
tot hun verbazing dat de gesteenten van de maan, die de astronauten
mee terugbrachten, ouder waren dan enig gesteente dat op aarde wordt
gevonden!
Een nicht van Einstein berichtte dat er altijd een exemplaar van De
Geheime Leer op zijn schrijftafel lag.11
Een andere getuige, Jack Brown, maakt melding van hetzelfde feit in
een artikel, ‘Ik bezocht professor Einstein’.12
HPB had een aantal vrienden in wetenschappelijke kringen, onder wie
Thomas Edison, Sir William Crookes, een vooraanstaande scheikundige
en natuurkundige uit de negentiende eeuw, en Camille Flammarion, de
beroemde Franse sterrenkundige. Ze waren alle drie lid van de Theosophical
Society. Andere leden van betekenis waren de Amerikaanse filosoof William
James en generaal-majoor Abner Doubleday, een held uit de Burgeroorlog,
en zogenaamd de uitvinder van baseball. Doubleday, een geleerd man,
liet zijn bibliotheek met zeldzame boeken na aan de TS, waarvan hij
vicevoorzitter was geweest. HPB kende hem goed toen ze in New York woonde.
Later, toen ze in Londen woonde, was de dichter William Butler Yeats,
eveneens lid van de TS, enkele jaren nauw verbonden met het werk van
Blavatsky. In een brief aan een vriend zei hij dat ‘ze de levendigste
persoon onder de levenden was’.13
Een Amerikaanse verslaggever schreef in de Hartford Daily Times
van 2 december 1878 nadat hij haar had geïnterviewd: ‘Mevrouw
lachte. Als we schrijven dat mevrouw lachte, hebben we het eigenlijk
over de aanwezigheid van gelach! Want van al het heldere, vrolijke,
uitgelaten lachen dat we ooit hoorden, is het hare de essentie zelf.
Van de stemmingen die ze steeds aan de dag legt, schijnt ze inderdaad
de genius te zijn, zo intens is haar levenskracht.’ Het is jammer
dat haar foto’s gewoonlijk alleen de serieuze kant van haar karakter
tonen.
Tot op heden zijn er in het Engels achttien biografieën in boekvorm
over H.P. Blavatsky verschenen. Dit boek, verschenen ter gelegenheid
van de honderdste verjaardag van het overlijden van HPB, is de eerste
groot opgezette biografie. In tegenstelling tot de meeste van zijn voorgangers,
richt het de aandacht zowel op de leringen die ze doorgaf als op haar
leven, want dit laatste kan niet los van de eerste worden begrepen.
Daarom werden als voorbereiding van deze biografie alle boeken en artikelen
van Blavatsky – in totaal bijna tienduizend bladzijden –
doorgenomen.
Van even grote waarde zijn Blavatsky’s brieven. De schrijfster
van dit boek was zo gelukkig van Dara Eklund, executeur van de nalatenschap
van Boris de Zirkoff (redacteur van HPB’s Collected Writings),
fotokopieën te ontvangen van ongeveer zeshonderd brieven die door
hem in een periode van vijftig jaar zijn verzameld. Dankbaar ontvingen
we ook een grote hoeveelheid ander materiaal over Blavatsky, dat hij
had verzameld over feiten uit HPB’s leven die niet te verkrijgen
zijn uit de gebruikelijke bronnen.
Onlangs is er veel nieuw materiaal aan het licht gekomen, waaronder
Blavatsky’s lang verloren gewaande briefwisseling met James Ralston
Skinner, de geleerde schrijver van de Key to the Hebrew-Egyptian
Mystery in the Source of Measures. Hoewel Skinner het bestaan ervan
had genoemd, wist niemand wat er in deze brieven stond. Ze werden ontdekt
in het archief van de Andover-Harvard Theological Library van Harvard
University. De schrijfster van deze biografie heeft een kleine rol gespeeld
bij het aan het licht brengen van deze brieven. De archivaris dr. Alan
Seaburg schreef haar (30 januari 1984): ‘Als u iets hoort over
andere brieven van HPB waarvoor een onderdak wordt gezocht, denkt u
dan alstublieft aan Harvard. We zouden ze graag aan onze collectie toevoegen.’
Een onschatbare bron van informatie die door eerdere biografen niet
is aangeboord, is een grote hoeveelheid materiaal dat in Rusland werd
uitgegeven, maar nooit was vertaald. Veel hiervan is ten behoeve van
dit boek in het Engels vertaald door een jonge Russische emigrante,
Cathy Young, cum laude afgestudeerd aan Rutgers University en schrijfster
van Growing up in Moscow.14
Het overige werd vertaald door een andere Russin, Mary G. Langford,
die tot haar pensionering Russisch doceerde aan het Occidental College
in California.
Zoals de titel aangeeft, houdt dit boek zich bezig met zowel de invloed
als het leven van HPB. De schrijver Paul Zweig ontdekte tot zijn verbazing
dat ‘de Theosophical Society in enkele jaren het occulte denken
in Europa en Amerika radicaal zou veranderen. . . . Haar Theosophical
Society . . . zou tot bloei komen in India en Ceylon, en daar een machtige
factor worden in de heropleving van het hindoeïsme en boeddhisme.
Er zou uiteindelijk een belangrijke invloed van uitgaan op de Indiase
onafhankelijkheidsbeweging.’* (Zie ‘Het ontwaken van het
Oosten’, in Deel 5 van dit boek.)
*‘Talking to The Dead and Other Amusements’,
New York Times Book Review, 5 oktober 1980, blz. 11.
Wat betreft de invloed van HPB in het Westen schrijft de cultuurhistoricus
Theodore Roszak in zijn boek Onvoltooid Dier over een bepaald
aspect daarvan. In een acht pagina’s lang gedeelte, ‘Madame
Blavatsky’s Geheime Leer’, noemt hij haar ‘een van
de grote geëmancipeerde vrouwen van haar tijd’, en voegt
eraan toe:
Elke daad en elk woord van haar moest wel een hevig
en vernietigend kritisch vuur oproepen, vooral toen ze het waagde
de meest diepgewortelde intellectuele orthodoxieën van haar tijd
aan te vechten. Toch zijn er nog mensen die nooit één
regel van haar hebben gelezen en er vast van overtuigd blijven dat
ze een bedriegster en een zonderling was. . . . Men bedenkt haast
nooit [dat] HPB in de jaren volgend op de publicatie van The Origin
of Species als eerste strijdlustig pleitte voor het bestaan van
een bovenstoffelijk beginsel in de evolutie, in tegenstelling tot
het opkomende eensgezinde darwinisme.
In haar twee belangrijkste boeken, vervolgt hij, ‘verscheen voor
het eerst in het moderne Westen een filosofie over psychische en spirituele
evolutie. Haar streven was niet erop gericht, zoals bij de christelijke
fundamentalisten, om het werk van Darwin af te wijzen, maar om duidelijk
te maken dat het, door zich op het zuiver materiële te richten,
het verstandelijke, scheppende en intuïtieve leven van de mensheid
geheel wegliet; kortom, het liet bewustzijn weg, waarvan de
ontwikkeling een heel andere evolutieweg volgde. Darwin ging eenvoudig
niet ver genoeg; zijn theorie was niet ruim genoeg om de menselijke
aard werkelijk te omvatten.’
Roszak merkt op dat HPB gezien in historisch perspectief – ‘alle
kritiek tegen haar in aanmerking genomen – naar voren komt als
een talent dat de grondslagen legde voor onze tijd. . . . Bovenal behoort
ze tot de moderne baanbrekende psychologen met een vooruitziende blik.’15
Aan andere aspecten van HPB’s invloed besteden we aandacht in
Deeli7, ‘De daaropvolgende eeuw’, in de hoofdstukken over
religie, psychologie, literatuur, kunst, muziek en de new age –
waarvan ze vaak de moeder is genoemd. Het hoofdstuk ‘De wetenschap
en De Geheime Leer’ gaat niet alleen over haar invloed,
maar geeft ook aan in welke mate de leringen in dat boek vooruitliepen
op latere wetenschappelijke ontdekkingen. Het voorspelt ook een grote
verandering die in de wetenschap zou plaatsvinden tussen 1888 en 1897.
De wetenschappers in de tijd van Blavatsky klaagden over het feit dat
alle grote ontdekkingen in de natuurkunde, scheikunde en sterrenkunde
al waren gedaan en dat er geen nieuwe werelden waren om te veroveren.
Maar toen werden er in 1895, ’96 en ’97 drie ontdekkingen
bekendgemaakt die uitgebreide onderzoeksgebieden openlegden; onderzoek
dat nu nog doorgaat en waarvan het einde niet in zicht is. Dit hoofdstuk
geeft een aanwijzing waarom Einstein en andere wetenschappers De
Geheime Leer gingen bestuderen.
Tegenwoordig zijn alle boeken van HPB verkrijgbaar, vaak in verschillende
uitgaven. Haar geschriften zijn vertaald in alle Europese talen en in
het Hebreeuws, Arabisch, Tamil, Hindi, Chinees, Japans, Vietnamees en
vele andere. Dit lijkt me terecht, omdat ze wat ruimheid van geest betreft
meer een wereldburger was dan een staatsburger van een bepaald land.
Onder het tsaristische regime in Rusland werden de boeken van HPB al
tijdens haar leven verboden en dat bleef zo nadat de Sovjets de macht
overnamen. Dit is nu niet langer het geval, zoals het volgende bericht
onthult:
Het moederland van Mw. Blavatsky toont nu een levendige
belangstelling voor haar leven en werk. . . . [Op 18 juni 1990] werd
[in Moskou] een tentoonstelling over HPB geopend in het indrukwekkende
gebouw van het Schrijversverbond. . . . De pers en televisie in Moskou
brachten verslag uit van de gebeurtenis en tijdens de uren met de
grootste kijkdichtheid hebben enkele miljoenen kijkers de opening
op de televisie gezien, waarbij werd aangekondigd dat 1991 zou worden
gevierd als het internationale jaar van Blavatsky, omdat het honderd
jaar geleden was dat ze overleed.16
Hierover volgt meer in het laatste hoofdstuk ‘Niet zonder eer’.
In 1978 was het honderd jaar geleden dat HPB staatsburger werd van de
Verenigde Staten, een land, dat ze volgens haar, ‘liefhad vanwege
zijn roemrijke vrijheid’.17
Een uitzondering op de afwijzing van HPB door de meeste Russen verscheen
een jaar na haar dood in de voortreffelijke Kritisch-biografische
encyclopedie van Russische schrijvers en geleerden. Zinaida Vengerova
schrijft in een veertien bladzijden lange schets van het leven van HPB:
Het is onmogelijk om zelfs bij benadering een lijst
op te stellen van alles wat over Blavatsky is geschreven. Nadat zij
grote belangstelling voor haar theosofie had gewekt in West-Europa,
Noord-Amerika en India, werd Blavatsky het onderwerp van een reusachtige
hoeveelheid lovende en polemische literatuur: tientallen boeken, honderden
tijdschriftartikelen en duizenden krantenartikelen. Haar roem is zo
groot dat het respectabele Londense biografische woordenboek, Men
of the Time, dat niet meer dan een kolom besteedt aan de bekendste
mensen van onze tijd, er drie aan Blavatsky heeft gewijd.18
HPB is ‘de sfinx van de negentiende eeuw’ genoemd, en de
bekende foto waarop haar rechterarm rust onder haar kin en haar ogen
recht door je heen kijken, is ook ‘de sfinx’ genoemd. Het
heeft misschien enige betekenis dat Time-Life Books die foto heeft uitgekozen
voor haar actie om de verkoop te bevorderen van de populaire serie Mysteries
of the Unknown. Miljoenen mensen hebben deze onvergetelijke foto
gezien, als een flits op het televisiescherm en gereproduceerd in circulaires,
vergezeld van de verrassende woorden treedt
oog in oog met het onbekende – misschien een onbewuste
bekentenis dat de wereld HPB nog op haar juiste waarde moet gaan schatten.
In deze biografie krijgen getuigen van verschillende gebeurtenissen
de gelegenheid hun verhaal te doen, waar mogelijk in eigen woorden,
zodat de levendigheid en kleur van het origineel door het navertellen
niet verloren gaan. We volgen deze gedragslijn natuurlijk ook voor onze
belangrijkste getuige zelf, Helena Petrovna Blavatsky.
HPB: Het bijzondere
leven en de invloed van Helena Blavatsky, blz. xvi-xxiv
© 2008 Theosophical
University Press Agency
Daal en Bergselaan 68, 2565 AG Den Haag