Aanhangsel
Het Rapport van de Society
for Psychical Research uit 1885:
Vernon Harrisons mening als deskundige
Iemand die hoort dat een onschuldig persoon, al of
niet een broeder-theosoof, wordt zwartgemaakt, en niet op zich neemt
om hem te verdedigen zoals hij zichzelf zou verdedigen – is
geen theosoof.
– H.P. Blavatsky, Lucifer,
november 1887
Vernon Harrison, gedurende lange tijd lid van de SPR en een bij rechtzaken
erkend expert op het gebied van betwiste documenten, schreef een krachtige
kritiek op het Hodgson-rapport, dat in het Journal van de SPR
van april 1986 werd gepubliceerd. Sindsdien heeft dr. Harrison zijn
onderzoek voortgezet, waarbij hij onder andere 1323 kleurendia’s
van de verzameling Mahatma Brieven in de British Library regel voor
regel heeft onderzocht. Hij doet verslag van zijn bevindingen in zijn
boek uit 1997 H.P. Blavatsky and the SPR: An Examination of the
Hodgson Report of 1885 [H.P. Blavatsky en de SPR: Een onderzoek
van het Hodgson-rapport uit 1885]*:
*Theosophical University Press, Pasadena (vertaling,
Den Haag 1998). Dr. Harrison verkreeg zijn doctoraat in de natuurkunde
aan de University of Birmingham, Engeland, en werkte vervolgens als
research fysicus bij de Printing & Allied Trades Research Association
in Londen. In 1967 werd hij Research Manager bij Thos. De La Rue &
Co., drukkers van bankbiljetten en andere waardepapieren. Een belangrijk
deel van zijn werk betrof het bestuderen van de methoden van vervalsers
en valsemunters. Volgens zijn Affadavit (beëdigde verklaring) is
hij een Chartered Physicist en Chartered Engineer, lid van het Institute
of Physics, Erelid en voormalig president van de Royal Photographic
Society of Great Britain, Lid van de Chartered Institution of Building
Services Engineers, Lid van de Royal Society of Arts en gedurende de
laatste twintig jaar professioneel onderzoeker van betwiste documenten.
De resultaten van dit onderzoek, dat meer dan vijftien
jaar in beslag heeft genomen, worden nu aangeboden in de hoop dat
toekomstige biografen van Mw. Blavatsky, de samenstellers van naslagwerken,
encyclopedieën en woordenboeken, alsmede het publiek in het algemeen,
gaan inzien dat het Hodgson-rapport niet model staat voor een onpartijdig
onderzoek zoals gedurende de laatste honderd jaar vaak werd beweerd.
Het vertoont gebreken en is onbetrouwbaar; en de opmerkingen en conclusies
van Hodgson moeten voor een groot deel met een korreltje zout worden
genomen.
In dit licht dient men de zaak Helena Blavatsky opnieuw
te bekijken. Ze verdient niet minder. (xiii)
In Harrisons latere analyse van het Hodgson-rapport, getiteld ‘J’Accuse
d’autant plus’ (‘ik beschuldig nog veel meer’),
presenteert Harrison zijn Mening als deskundige en zijn Affadavit. We
geven hier, met toestemming van dr. Harrison, zijn Mening volledig weer.
Mening
Op basis van het Hodgson-rapport zelf en van het belangrijkste bewijsmateriaal
waarover ik beschik, is mijn Mening als
volgt:
1) Het Hodgson-rapport is geen wetenschappelijke studie. Het klinkt
als een onderdeel van een gerechtelijk onderzoek dat alleen het requisitoir
van de officier van justitie bevat. Er is geen toespraak van de verdediging,
geen kruisverhoor van de belangrijkste getuigen van de officier van
justitie, geen oproep van getuigen voor de verdediging die door de officier
van justitie worden verworpen, en geen rechter die een samenvatting
geeft.
2) Richard Hodgson had geen kennis van of had minachting voor de basisbeginselen
van het Engelse recht. Geen rechtbank zou zijn getuigenis accepteren.
3) In gevallen waarbij het mogelijk was de uitspraken van Hodgson te
controleren aan de hand van het directe getuigenis van oorspronkelijke
documenten, blijken zijn uitspraken óf onjuist te zijn óf
in de context geen betekenis te hebben. Dit betreft vooral de Drie
Hoofduitspraken waarop zijn stelling is gebaseerd dat Mw. Blavatsky
de Mahatma Brieven zelf in een verdraaid handschrift heeft geschreven
om bedrog te plegen.
4) Na de Mahatma Brieven in onverkorte vorm te hebben gelezen, heb
ik sterk de indruk dat de schrijvers KH en M echte en van elkaar verschillende
mensen waren. Ze hadden een zeker vooroordeel en werden beïnvloed
door de algemene opvatting van hun tijd.
5) Wie KH was weet ik niet, maar ik ben van mening dat alle brieven
in de British Library met de initialen KH van hem afkomstig waren. De
basiskenmerken van zijn handschrift zijn van begin tot einde aanwezig,
maar vooral in de eerste brieven zijn er variaties in en verdraaiingen
van sommige lettertekens. Deze variaties dragen niet het kenmerk van
de leerling vervalser.
Ik ben ervan overtuigd dat de Mahatma Brieven niet aan chela’s
werden gedicteerd die ze in hun eigen handschrift opschreven. Maar in
de brieven zelf wordt gezegd dat een groot aantal daarvan werd overgebracht
in het handschrift van KH door chela’s door middel van
‘precipitatie’ of wat een menselijk FAXproces schijnt te
zijn. Als deze suggestie geloofwaardig is, zou het kunnen zijn dat de
chela’s aanvankelijk problemen hadden met het systeem,
waarvan men de kinderziektes te boven moest komen. De meeste problemen
moeten binnen veertien dagen verholpen zijn geweest.
6) Ik vestig de aandacht op merkwaardige en onverklaarde eigenschappen
van de brieven van KH, namelijk de duidelijke, regelmatige streepjes
in een deel van het handschrift dat ogenschijnlijk met blauw potlood
is geschreven, de geringe mate waarin de inkt in het papier is gedrongen
zelfs wanneer dun ‘rijst’papier werd gebruikt, de onverklaarde
eigenschappen van de uitwissingen die schijnbaar zijn gemaakt met een
inktverwijderaar maar zonder daarbij het papier ruw te maken of er vlekken
op achter te laten, de variabiliteit van sommige (maar niet alle) lettertekens
en de (soms) grotelijks overdreven dwarsbalken van de t. Deze kenmerken
doen vermoeden dat de documenten die in de British Library worden bewaard
misschien kopieën zijn, gemaakt door een onbekend proces,
van originelen die we niet bezitten.
7) Het is bijna zeker dat de bezwarende Blavatsky-Coulomb brieven verloren
zijn gegaan of zijn vernietigd, maar er is sterk indirect bewijs dat
deze brieven vervalsingen waren, gemaakt door Alexis en Emma Coulomb,
die daarvoor gegronde redenen hadden en over voldoende middelen beschikten
om dat te doen.
8) Ik heb geen bewijs gevonden dat de Mahatma Brieven door Helena Blavatsky
bewust en met opzet in een verdraaide vorm van haar eigen handschrift
werden geschreven, een vorm die zij volgens Richard Hodgson in de loop
van enkele jaren heeft ontwikkeld. Dat wil zeggen, ik vind geen bewijs
voor een gemeenschappelijke oorsprong van de handschriften van KH, M
en HPB. In elke gewone rechtszaak zou ik ze beschouwen als verschillende
handschriften en ze aan verschillende auteurs toeschrijven.
9) Als enige van de handschriften van KH en M via de hand van Mw. Blavatsky
zouden zijn geschreven terwijl ze verkeerde in een toestand van trance,
slaap, of in een andere gewijzigde bewustzijnstoestand die aan psychologen
en psychiaters bekend is, dan zouden KH en M als subpersoonlijkheden
van Helena Blavatsky kunnen worden beschouwd. In hoeverre de subpersoonlijkheden
onafhankelijk zijn is een zaak voor discussie; maar in geen geval zou
er sprake zijn van bewuste fraude of bedrog. Deze veronderstelling omzeilt
ook niet de moeilijkheid dat er brieven van KH zijn waarvan zelfs Hodgson
moest toegeven dat Mw. Blavatsky ze onmogelijk had kunnen schrijven
omdat ze op dat moment te ver weg was en verbindingen slecht waren.
10) Ik ben niet in staat een mening uit te spreken over de ‘verschijnselen’
die in het eerste deel van het Hodgson Rapport worden beschreven. Alle
ooggetuigen en voorwerpen die bewijs uit de eerste hand waren, zijn
verdwenen, en het is mij niet mogelijk na te gaan of enige van de gerapporteerde
‘verschijnselen’ echt waren; maar na de methoden van Hodgson
te hebben bestudeerd, ben ik zijn verslag en verklaring van de genoemde
‘verschijnselen’ gaan wantrouwen.
11) H.P. Blavatsky stond erom bekend dat haar karakter heel complex
was en moeilijk te doorgronden. Er zijn nog altijd veel onbeantwoorde
vragen over haar leven en werk. Maar ik ben van mening dat bij een toekomstige
beoordeling van haar het ‘Rapport van
de Commissie aangesteld om de verschijnselen te onderzoeken die verband
houden met de Theosophical Society’, uitgegeven in 1885
door de Society for Psychical Research, met grote omzichtigheid moet
worden gebruikt, zo niet worden opzijgelegd. Het vertoont grote tekortkomingen.
ALS GETUIGENIS DAARVAN HEB IK MIJN AFFIDAVIT (BEËDIGDE VERKLARING)
AFGELEGD, GEDATEERD 27 FEBRUARI 1997, NU GEDEPONEERD BIJ HET INTERNATIONAAL
HOOFDKWARTIER VAN DE THEOSOPHICAL SOCIETY, PASADENA, CALIFORNIË,
VS. EEN KOPIE ERVAN IS GESTUURD NAAR DE SOCIETY FOR PSYCHICAL RESEARCH,
LONDEN, ENGELAND.
Vernon Harrison
HPB: Het bijzondere
leven en de invloed van Helena Blavatsky, blz. 541-4
© 2008 Theosophical
University Press Agency
Daal en Bergselaan 68, 2565 AG Den Haag