HPB: Het bijzondere leven en de invloed van Helena Blavatsky / Sylvia Cranston, Carey Williams (research assistent)

bestel boek

Tweede, herziene druk 2008

© 2008  Theosophical University Press Agency, Den Haag

 

      Inhoudsopgave     

 

Aanhangsel

 

Het Rapport van de Society for Psychical Research uit 1885:
Vernon Harrisons mening als deskundige

 

Iemand die hoort dat een onschuldig persoon, al of niet een broeder-theosoof, wordt zwartgemaakt, en niet op zich neemt om hem te verdedigen zoals hij zichzelf zou verdedigen – is geen theosoof.
     – H.P. Blavatsky, Lucifer, november 1887

Vernon Harrison, gedurende lange tijd lid van de SPR en een bij rechtzaken erkend expert op het gebied van betwiste documenten, schreef een krachtige kritiek op het Hodgson-rapport, dat in het Journal van de SPR van april 1986 werd gepubliceerd. Sindsdien heeft dr. Harrison zijn onderzoek voortgezet, waarbij hij onder andere 1323 kleurendia’s van de verzameling Mahatma Brieven in de British Library regel voor regel heeft onderzocht. Hij doet verslag van zijn bevindingen in zijn boek uit 1997 H.P. Blavatsky and the SPR: An Examination of the Hodgson Report of 1885 [H.P. Blavatsky en de SPR: Een onderzoek van het Hodgson-rapport uit 1885]*:

*Theosophical University Press, Pasadena (vertaling, Den Haag 1998). Dr. Harrison verkreeg zijn doctoraat in de natuurkunde aan de University of Birmingham, Engeland, en werkte vervolgens als research fysicus bij de Printing & Allied Trades Research Association in Londen. In 1967 werd hij Research Manager bij Thos. De La Rue & Co., drukkers van bankbiljetten en andere waardepapieren. Een belangrijk deel van zijn werk betrof het bestuderen van de methoden van vervalsers en valsemunters. Volgens zijn Affadavit (beëdigde verklaring) is hij een Chartered Physicist en Chartered Engineer, lid van het Institute of Physics, Erelid en voormalig president van de Royal Photographic Society of Great Britain, Lid van de Chartered Institution of Building Services Engineers, Lid van de Royal Society of Arts en gedurende de laatste twintig jaar professioneel onderzoeker van betwiste documenten.

De resultaten van dit onderzoek, dat meer dan vijftien jaar in beslag heeft genomen, worden nu aangeboden in de hoop dat toekomstige biografen van Mw. Blavatsky, de samenstellers van naslagwerken, encyclopedieën en woordenboeken, alsmede het publiek in het algemeen, gaan inzien dat het Hodgson-rapport niet model staat voor een onpartijdig onderzoek zoals gedurende de laatste honderd jaar vaak werd beweerd. Het vertoont gebreken en is onbetrouwbaar; en de opmerkingen en conclusies van Hodgson moeten voor een groot deel met een korreltje zout worden genomen.

In dit licht dient men de zaak Helena Blavatsky opnieuw te bekijken. Ze verdient niet minder. (xiii)

In Harrisons latere analyse van het Hodgson-rapport, getiteld ‘J’Accuse d’autant plus’ (‘ik beschuldig nog veel meer’), presenteert Harrison zijn Mening als deskundige en zijn Affadavit. We geven hier, met toestemming van dr. Harrison, zijn Mening volledig weer.

Mening

Op basis van het Hodgson-rapport zelf en van het belangrijkste bewijsmateriaal waarover ik beschik, is mijn Mening als volgt:

1) Het Hodgson-rapport is geen wetenschappelijke studie. Het klinkt als een onderdeel van een gerechtelijk onderzoek dat alleen het requisitoir van de officier van justitie bevat. Er is geen toespraak van de verdediging, geen kruisverhoor van de belangrijkste getuigen van de officier van justitie, geen oproep van getuigen voor de verdediging die door de officier van justitie worden verworpen, en geen rechter die een samenvatting geeft.

2) Richard Hodgson had geen kennis van of had minachting voor de basisbeginselen van het Engelse recht. Geen rechtbank zou zijn getuigenis accepteren.

3) In gevallen waarbij het mogelijk was de uitspraken van Hodgson te controleren aan de hand van het directe getuigenis van oorspronkelijke documenten, blijken zijn uitspraken óf onjuist te zijn óf in de context geen betekenis te hebben. Dit betreft vooral de Drie Hoofduitspraken waarop zijn stelling is gebaseerd dat Mw. Blavatsky de Mahatma Brieven zelf in een verdraaid handschrift heeft geschreven om bedrog te plegen.

4) Na de Mahatma Brieven in onverkorte vorm te hebben gelezen, heb ik sterk de indruk dat de schrijvers KH en M echte en van elkaar verschillende mensen waren. Ze hadden een zeker vooroordeel en werden beïnvloed door de algemene opvatting van hun tijd.

5) Wie KH was weet ik niet, maar ik ben van mening dat alle brieven in de British Library met de initialen KH van hem afkomstig waren. De basiskenmerken van zijn handschrift zijn van begin tot einde aanwezig, maar vooral in de eerste brieven zijn er variaties in en verdraaiingen van sommige lettertekens. Deze variaties dragen niet het kenmerk van de leerling vervalser.

Ik ben ervan overtuigd dat de Mahatma Brieven niet aan chela’s werden gedicteerd die ze in hun eigen handschrift opschreven. Maar in de brieven zelf wordt gezegd dat een groot aantal daarvan werd overgebracht in het handschrift van KH door chela’s door middel van ‘precipitatie’ of wat een menselijk FAXproces schijnt te zijn. Als deze suggestie geloofwaardig is, zou het kunnen zijn dat de chela’s aanvankelijk problemen hadden met het systeem, waarvan men de kinderziektes te boven moest komen. De meeste problemen moeten binnen veertien dagen verholpen zijn geweest.

6) Ik vestig de aandacht op merkwaardige en onverklaarde eigenschappen van de brieven van KH, namelijk de duidelijke, regelmatige streepjes in een deel van het handschrift dat ogenschijnlijk met blauw potlood is geschreven, de geringe mate waarin de inkt in het papier is gedrongen zelfs wanneer dun ‘rijst’papier werd gebruikt, de onverklaarde eigenschappen van de uitwissingen die schijnbaar zijn gemaakt met een inktverwijderaar maar zonder daarbij het papier ruw te maken of er vlekken op achter te laten, de variabiliteit van sommige (maar niet alle) lettertekens en de (soms) grotelijks overdreven dwarsbalken van de t. Deze kenmerken doen vermoeden dat de documenten die in de British Library worden bewaard misschien kopieën zijn, gemaakt door een onbekend proces, van originelen die we niet bezitten.

7) Het is bijna zeker dat de bezwarende Blavatsky-Coulomb brieven verloren zijn gegaan of zijn vernietigd, maar er is sterk indirect bewijs dat deze brieven vervalsingen waren, gemaakt door Alexis en Emma Coulomb, die daarvoor gegronde redenen hadden en over voldoende middelen beschikten om dat te doen.

8) Ik heb geen bewijs gevonden dat de Mahatma Brieven door Helena Blavatsky bewust en met opzet in een verdraaide vorm van haar eigen handschrift werden geschreven, een vorm die zij volgens Richard Hodgson in de loop van enkele jaren heeft ontwikkeld. Dat wil zeggen, ik vind geen bewijs voor een gemeenschappelijke oorsprong van de handschriften van KH, M en HPB. In elke gewone rechtszaak zou ik ze beschouwen als verschillende handschriften en ze aan verschillende auteurs toeschrijven.

9) Als enige van de handschriften van KH en M via de hand van Mw. Blavatsky zouden zijn geschreven terwijl ze verkeerde in een toestand van trance, slaap, of in een andere gewijzigde bewustzijnstoestand die aan psychologen en psychiaters bekend is, dan zouden KH en M als subpersoonlijkheden van Helena Blavatsky kunnen worden beschouwd. In hoeverre de subpersoonlijkheden onafhankelijk zijn is een zaak voor discussie; maar in geen geval zou er sprake zijn van bewuste fraude of bedrog. Deze veronderstelling omzeilt ook niet de moeilijkheid dat er brieven van KH zijn waarvan zelfs Hodgson moest toegeven dat Mw. Blavatsky ze onmogelijk had kunnen schrijven omdat ze op dat moment te ver weg was en verbindingen slecht waren.

10) Ik ben niet in staat een mening uit te spreken over de ‘verschijnselen’ die in het eerste deel van het Hodgson Rapport worden beschreven. Alle ooggetuigen en voorwerpen die bewijs uit de eerste hand waren, zijn verdwenen, en het is mij niet mogelijk na te gaan of enige van de gerapporteerde ‘verschijnselen’ echt waren; maar na de methoden van Hodgson te hebben bestudeerd, ben ik zijn verslag en verklaring van de genoemde ‘verschijnselen’ gaan wantrouwen.

11) H.P. Blavatsky stond erom bekend dat haar karakter heel complex was en moeilijk te doorgronden. Er zijn nog altijd veel onbeantwoorde vragen over haar leven en werk. Maar ik ben van mening dat bij een toekomstige beoordeling van haar het ‘Rapport van de Commissie aangesteld om de verschijnselen te onderzoeken die verband houden met de Theosophical Society’, uitgegeven in 1885 door de Society for Psychical Research, met grote omzichtigheid moet worden gebruikt, zo niet worden opzijgelegd. Het vertoont grote tekortkomingen.

ALS GETUIGENIS DAARVAN HEB IK MIJN AFFIDAVIT (BEËDIGDE VERKLARING) AFGELEGD, GEDATEERD 27 FEBRUARI 1997, NU GEDEPONEERD BIJ HET INTERNATIONAAL HOOFDKWARTIER VAN DE THEOSOPHICAL SOCIETY, PASADENA, CALIFORNIË, VS. EEN KOPIE ERVAN IS GESTUURD NAAR DE SOCIETY FOR PSYCHICAL RESEARCH, LONDEN, ENGELAND.

Vernon Harrison

 

 


HPB: Het bijzondere leven en de invloed van Helena Blavatsky, blz. 541-4

© 2008  Theosophical University Press Agency
Daal en Bergselaan 68, 2565 AG Den Haag