Occulte fysiologie
Ware kennis is alleen van de geest en in de geest, en kan op geen andere manier worden verworven dan via het gebied van het hogere denken, het enige gebied van waaruit we kunnen doordringen tot de diepten van het in alles aanwezige absolute. . . . Wanneer de mens door zijn zelfzucht en persoonlijkheid te onderdrukken, zoal niet te vernietigen, er slechts in zou slagen zichzelf te leren kennen zoals hij achter de sluier van de fysieke maya is, dan zou hij snel boven elk lijden, elke ellende en boven alle slijtage door verandering staan, de belangrijkste oorzaak dat we lijden. . . . Dit alles kan worden bereikt door het ontwikkelen van onzelfzuchtige universele liefde voor de mensheid en het onderdrukken van de persoonlijkheid of zelfzucht, die de oorzaak van alle kwaad en dus van al het menselijke verdriet is.
– HPB, ES Instructions 1; CW 12:537-8
Met enige tegenzin ga ik in op het onderwerp occulte fysiologie, zeker niet omdat kennis van welke aard ook slecht is, maar omdat er een zeer reëel gevaar bestaat dat de leringen over het menselijk lichaam en zijn verschillende organen, chakra’s, nadi’s, enz., worden misbruikt. Juist deze betrekkelijk onbelangrijke feiten van de occulte fysiologie schijnen een soort psychische bekoring uit te oefenen op de misleide geest van sommige mensen, alsof de werkelijk verheven leringen van de esoterische filosofie voornamelijk over het lichaam, zijn functies en zijn organen handelen – terwijl ze in feite het lichaam bijna geheel negeren, omdat het als een slechts tijdelijk of mayavisch voertuig van de hogere eigenschappen van de werkelijke mens wordt beschouwd.
Dit verlangen naar kennis over de geheimen van het menselijk lichaam heerst niet alleen in het westen; al gedurende ontelbare eeuwen zijn de meeste mensen in het oosten, zoals bijvoorbeeld in India en China, evenzeer verslaafd aan het najagen van vermogens, is men uit op eigen voordeel, en het krijgen van invloed over anderen. Veel te veel mensen willen het geheim van de verschillende nadi’s, chakra’s of de zenuw-krachtcentra kennen voor zelfzuchtige doeleinden; en niet weinigen willen daardoor het lichaam versterken of bepaalde organen stimuleren, zodat die kennis direct kan worden misbruikt, misschien zelfs in dienst worden gesteld van doeleinden die slecht zijn en de ziel vernietigen.
Is het dan zo’n wonder dat alle grote leraren sinds onheuglijke tijden hun chela’s of discipelen hebben geleerd hun onverdeelde aandacht te concentreren op de werkelijk grootse vermogens en werkingen van de spirituele, verstandelijke en hogere psychische delen van de menselijke constitutie?
In India zijn deze waarheden, als gevolg van eeuwen van diepzinnige filosofische leringen, veel beter bekend dan in het westen; toch worden de meeste oosterse landen eenvoudig overstroomd met quasi-occulte praktijken, waarvan in India de lagere klassen van yogi’s of fakirs exponenten zijn. Het grootste gedeelte van hun leven is gewijd aan de studie en het in praktijk brengen van de ingewikkelde regels voor psychofysieke ontwikkeling van de hathayoga- en de vaak schandelijke tantrika-geschriften. Maar in India worden de gevaren van deze geschriften min of meer duidelijk erkend door ontwikkelde mensen en door hen die in de hogere richtingen van filosofisch denken zijn getraind, terwijl in het westen dergelijke beschermende kennis niet of nauwelijks aanwezig is.
Elke poging om wat men in deze exoterische tantrika- of hathayoga-werken kan lezen op het eigen lichaam toe te passen, door ademhalingsoefeningen of anderszins, en daardoor verborgen krachten op te roepen of het lichaam in gewoonlijk ongeoorloofde richting te stimuleren, is vol gevaar – waaronder niet alleen het risico de lichamelijke gezondheid of krachten te verliezen, maar mogelijk ook het verstand. Longtuberculose is een van de meest voorkomende gevolgen van dit spelen met krachten en een van de minst schadelijke, want er zijn veel ernstiger gevolgen, zoals kanker, die gemakkelijk kunnen optreden na het verstoren van het evenwicht van de prana’s doordat men probeert een of andere chakra tot abnormale activiteit op te wekken.
De aandacht moet niet op het lichaam en zijn organen worden gevestigd, maar moet op de hogere natuur worden geconcentreerd, waardoor de mens, door aspiratie en spiritueel verlangen, zijn spiritueel-verstandelijke en hogere psychische vermogens wakker kan roepen, die bij de meeste mensen vanaf de geboorte tot de dood latent blijven – gedeeltelijk omdat men onwetend is van hun bestaan en gedeeltelijk door een aangeboren luiheid die de meesten niet willen overwinnen. Deze opmerkingen zijn dan ook bedoeld als een poging beter te begrijpen wat het lichaam is: een prachtig psychofysiek mechanisme, een instrument van de innerlijke spirituele monade.
Men kan het menselijk lichaam zien als een microkosmos die alle vermogens of eigenschappen of krachten van het zonnestelsel bevat. Met andere woorden, alle zeven (of twaalf) logoïsche krachten, die oorspronkelijk uit de zon emaneren en in en door de verschillende heilige planeten gaan, worden naar ons mensen overgebracht en rechtstreeks naar het fysieke lichaam. Elk van deze logoïsche zonnekrachten heeft dus zijn overeenkomstige brandpunt of orgaan in het menselijk lichaam, en dat zijn de chakra’s.
Er bestaat een hele wetenschap betreffende de chakra’s, maar die wordt voornamelijk bestudeerd door de zwarte magiërs, of door hen die er onbewust naar streven dat te worden, omdat het hun wens is ‘vermogens’ te verwerven. Zelfs aan chela’s wordt niet toegestaan de vermogens van de chakra’s te ontwikkelen door zich daarop te concentreren. In feite zijn de meeste chela’s niet geïnteresseerd in deze zenuwcentra en velen kennen niet eens de namen ervan. Omdat zij verder geëvolueerde mensen zijn geworden, maken ze eenvoudig gebruik van de krachten die door de chakra’s stromen, net zoals wij onze hersenen en onze wil gebruiken, hoewel de meeste mensen niet weten welk deel van de hersenen het orgaan is van het hoogste deel; en de meeste mensen weten niet door welk deel van het lichaam de spirituele invloeden stromen, en toch maken we gebruik ervan. Dat is rajayoga, jñanayoga, koninklijke eenwording, wijsheids-eenwording.
De vermogens die we nodig hebben, krijgen we door het leven te leiden. De vermogens waar de ongelukkige hathayoga-zoekers naar streven, en die ze af en toe in geringe mate verwerven, brengen bijna altijd moreel kwaad teweeg in hun natuur, en psychische en fysieke schade aan hun gestel, omdat ze deze vermogens hebben verworven voordat ze zichzelf kunnen beheersen. Het pad van jñanayoga en rajayoga is het pad van een mens die krachtens de spirituele godheid in hem een koning is.
In de meeste exoterische hindoegeschriften worden gewoonlijk zes chakra’s en hun respectieve zetels genoemd. Dat zijn de zenuwknopen of brandpunten waarin zes van de verschillende prana’s hun centrum van activiteit hebben en in volume toenemen, elk in zijn eigen chakra. Niet alleen variëren de namen voor deze chakra’s, maar ook geeft men ze in het lichaam niet altijd dezelfde plaats. Bovendien wordt in de meeste gevallen de zevende geheel weggelaten en toch is die in één opzicht de belangrijkste van allemaal.
Hieronder volgt een lijst van de zeven chakra’s in een enigszins afwijkende maar nauwkeuriger vorm, met een vertaling van de Sanskrietnamen:
- Muladhara: ‘wortel-steun’; de streek rond het schaambeen en hiertoe behoren de voortplantingsorganen. Onder de heerschappij van de planeet Saturnus.
- Svadhishthana: ‘eigen zetel of basis’; gewoonlijk rondom de navel. Onder Mars.
- Manipura: ‘juweel-stroom’; de streek van de bovenbuik; de zonnevlecht. Onder Jupiter.
- Anahata: ‘individueel, enkel’; het hart en de streek eromheen; beïnvloedt sterk de longen. Onder Venus.
- Visuddhi: ‘volledige zuiverheid of helderheid’; de streek van het voorhoofd tussen de ogen, waaronder de gezichtsorganen en gezichtszenuwen. Onder Mercurius.
- Agni of Agniya: ‘vuur of vurig’; de hypofyse (het hersenaanhangsel) in de schedel. Onder de maan.
- Sahasrara: ‘met duizend bloemblaadjes’; de pijnappelklier in de schedel. Onder de heerschappij van de zon.
Zoals gezegd, wijkt deze lijst iets af van de gebruikelijke. De anahata, bijvoorbeeld, wordt nogal eens geacht zich in de keel of hals te bevinden (zoals de udana onder de prana’s), dan weer bij de neuswortel en ook, zoals hierboven aangegeven, in de hartstreek. Verder worden de manipura en de svadhishthana vaak van plaats verwisseld door verschillende schrijvers; dit wijst op gebrek aan kennis, zelfs in de tantrika-geschriften, van de werkelijke en juiste plaats van enkele van deze chakra’s en zelfs van hun namen. Agni, of de zesde chakra, wordt soms ajñakhya genoemd en zou zich in de streek van de fontanel bevinden; het woord betekent ‘bevelend of willend’, een goede beschrijving van de occulte functie van de hypofyse.
Zoals al werd uiteengezet, zijn deze zeven chakra’s de brandpunten of knopen of verdichtingen van de zeven verschillend functionerende prana’s of levensstromen in het menselijke fysieke voertuig, waarbij elke prana zijn respectieve chakra heeft. Hoewel er exoterisch slechts vijf prana’s en zes chakra’s worden genoemd, zijn er in werkelijkheid tien of zelfs twaalf prana’s in de menselijke constitutie, en die komen respectievelijk tot uitdrukking door, of hebben hun respectieve orgaan in, tien of twaalf zetels in het menselijk lichaam.
We moeten bedenken dat elk van de chakra’s een brandpunt is voor een van de zonnelogoi, wanneer deze logoïsche kracht door haar planetaire overbrenger naar het fysieke voertuig van de mens stroomt. In het exoterische hindoeïsme spreekt men over deze krachten vaak als stralen; bijvoorbeeld, sushumna wordt een van de zeven voornaamste stralen, d.w.z. logoïsche energieën van de zon genoemd. Deze straal heeft zijn zetel of brandpunt van handeling in het ruggenmerg dat zijn wortel heeft in de chakra in het laagste deel van het lichaam, muladhara genoemd, en loopt omhoog langs de buisvormige holte van de ruggengraat om in de hersenen te eindigen, nauwkeuriger gezegd, in de chakra daarin die sahasrara of pijnappelklier heet.
Aan elke kant van het centrale kanaal van het ruggenmerg liggen respectievelijk ida (in de vedische literatuur Ila genoemd, de gemalin van Budha, god van de wijsheid) en pingala. Hindoeschrijvers zijn niet eenstemmig wat betreft de respectieve posities van ida en pingala, omdat velen pingala rechts van sushumna plaatsen en anderen links. Ze worden alle drie nadi’s genoemd, een Sanskrietwoord dat buisvormig vat betekent. De betekenis van pingala is roodachtig bruin, en ida betekent verfrissing, de hogere vitale en stimulerende spirituele essentie, terwijl de sushumna de solaire vitaliteit vertegenwoordigt, gewijzigd door invloeden van de maan.
Daarom zijn de ruggengraat en de vergezellende sushumna in haar buisvormige vat met pingala en ida, de voornaamste kanalen van de psychovitale huishouding van het lichaam, waarmee alle chakra’s nauw zijn verbonden zowel door de zenuw- en sympathische stelsels als door de bloedvaten. In het occultisme is de ruggengraat niet alleen een orgaan; ze is in feite drievoudig in haar functies, omdat ze de grondslag is van de pranische vitaliteit van het lichaam, voortgedreven door de kama van pingala en min of meer beheerst door de hogere manasische of sturende eigenschappen van ida. Daarom kan de adept met zijn grote kennis en wanneer hij wil deze verschillende nadi’s gebruiken. We kunnen hieraan toevoegen dat de ‘ziel’ bij de dood het lichaam verlaat door het brahmarandhra bovenaan de schedel; dit laatste staat in nauwe relatie met de drie buisvormige kanalen van de ruggengraat, en daarom met de sahasrara en ajña, en deze twee chakra’s zijn respectievelijk de pijnappelklier en de hypofyse.
Als gevolg van de enorme activiteit van deze drie nadi’s van de ruggengraat en de geweldige rol die ze spelen in de huishouding van het fysieke lichaam, zijn ze bestemd om zich in de mens van verre toekomstige eeuwen als een dubbele ruggengraat te manifesteren, want dan zullen ida en pingala zich tot kraakbeen- of beenachtige structuren hebben ontwikkeld, d.w.z. twee ruggengraten verbonden door de centrale nadi of sushumna, die nu door de wervels van de ruggengraat is omgeven.
Verder zijn de chakra’s van het lichaam de uitbreidingen of vertegenwoordigers van hun respectieve voornaamste brandpunten of ‘wortels’ in de hersenen en de verschillende aanhangsels daarvan die zich in de schedel bevinden, van hetzij de grote of de kleine hersenen. Dat bedoelt HPB als ze zegt: ‘Onze zeven chakra’s bevinden zich alle in het hoofd, en deze hoogste chakra’s beheersen en leiden de zeven (want er zijn er zeven) belangrijkste zenuwvlechten in het lichaam, en ook de tweeënveertig kleinere waaraan de fysiologie die naam niet wil geven.’*
*ES Instructions 3; CW 12:619.
Iedere slagader en ader, en ook ieder minuscuul haarvaatje in het menselijk lichaam kan in technische zin een nadi van het bloed worden genoemd; en hierop wordt gedoeld als bepaalde exoterische werken van de tantrika- of hathayoga-fysiologie hun aantal op 72.000 stelt – wat al of niet nauwkeurig kan zijn, maar wat in feite betrekking heeft op ieder soort ‘buisvormig vat’ of nadi in het menselijk lichaam.
Het bloed van een mens of een dier, of zelfs het sap van een plant, is een neerslag van pranische vitaliteit die zich door het hele lichaam verspreidt en die emaneert uit de verschillende bronnen van de zeven (of tien of twaalf) prana’s in het aurische ei. Bloed is dus in feite verdichte prana’s; de zenuwfluïden kunnen we de verdichte psychomentale levensfluïden van de hogere delen van het aurische ei noemen, die zich op het astrale en fysieke gebied tot uitdrukking brengen.
Er is een voortdurende en onophoudelijke uitwisseling van etherische substanties en krachten tussen ida en pingala, en tussen deze twee en sushumna, en door deze laatste weer met alle andere chakra’s en nadi’s, wat zoveel wil zeggen als met het sympathische en/of andere zenuwstelsels in het lichaam en ook met zijn netvormige stelsel van bloedvaten.
Omdat verreweg het grootste deel van deze hindoegeschriften op een of andere manier sterk is beïnvloed door het tantrika-denken, leg ik nogmaals de nadruk op de waarschuwing om de chakra’s en hun respectieve prana’s met rust te laten, omdat vrijwel zeker zowel de mentale als de fysieke gezondheid zeer ernstig gevaar lopen door dwaze yoga-experimenten ermee, zoals de poging de ademhaling te beheersen. Niemand was zich scherper bewust van de situatie dan HPB, die in haar ES Instructions 3 (CW 12:616) schreef:
Wie beide stelsels – het hathayoga- en rajayoga-stelsel – heeft bestudeerd, ontdekt een enorm verschil tussen die twee: het ene is zuiver psychofysiologisch, het andere zuiver psychospiritueel.
Wanneer we al deze fysiologische functies in verband brengen met de kosmische krachten, zien we dat ieder mens in feite een miniatuur-heelal is; en dat ieder element en iedere kracht in het zonnestelsel, en dus van de zon zelf, zijn respectieve brandpunt in de mens heeft, in zijn aurische ei, en daardoor in zijn astraal-fysieke gestel. Deze schitterende waarheid kan spirituele waardigheid aan onze gedachten geven en ons ertoe brengen ons lichaam te zien als een tempel van de god in ons.