De planeet van de dood
Bovendien blijven schillen van deze aard [verloren zielen] niet heel lang in de atmosfeer van deze aarde, maar worden als strohalmen die bij een draaikolk drijven, gegrepen en meegesleurd in die verschrikkelijke maalstroom die de mislukten snel naar hun ontbinding voert, met andere woorden, naar de planeet van stof en dood – de zowel mentale als fysieke satelliet van onze aarde.
– The Theosophist, sept. 1882, blz. 312
Deze naargeestige planeet is wat in verschillende tijden de planeet van de dood, of de achtste sfeer, of het rijk van Mara, is genoemd. Als bol is ze langzaam bezig te sterven en is daarom in haar laatste ronde. Ze is bijna een lijk en wordt in twee opzichten terecht de planeet van de dood genoemd. Ze bestaat uit materiaal dat zo dicht en zo zwaar is, dat wij met onze betrekkelijk etherische lichamen en de betrekkelijk etherische fysieke substantie om ons heen, haar niet waarnemen als een stoffelijke bol. Bij zeldzame gelegenheden kunnen bepaalde personen, door het samenvallen van een aantal oorzaken waaronder de materialiserende invloed van de maan, echter een glimp van haar opvangen in de nabijheid van de maan. De reden dat we haar niet zien is dat zeer grove of materiële substantie even onzichtbaar en even ongrijpbaar voor ons is als zeer etherische of spirituele substantie, omdat beide gebieden verschillen van ons fysieke gebied.
Vervolgens heeft deze planeet van de dood een retrograde rotatie. In feite verandert iedere planeet of bol in het zonnestelsel, zichtbaar of onzichtbaar, in haar planetaire manvantara in de loop van de tijd langzaam de stand van haar omwentelingsas; de helling van de aardas neemt daarbij door de eeuwen heen langzaam toe (of af). Zo komt het dat de as van de aarde in een bepaalde tijd rechtop staat – het vlak van haar equator valt dan samen met het vlak van de ecliptica – en dan is het overal op de bol het hele jaar door lente. In andere tijden lopen de polen van de aarde, d.w.z. de aardas, evenwijdig met het vlak van de ecliptica, of met de eigen baan van de aarde. Deze langzame inclinatiebeweging gaat door tot wat de noordpool is bij wijze van spreken omlaag wijst en de zuidpool omhoog. De polen zijn dan omgekeerd; en de inclinatiebeweging gaat door tot de noordpool ten slotte haar vroegere positie in de ruimte weer inneemt, waarbij de aardas rechtop staat gerekend ten opzichte van het vlak van de ecliptica.
Een omkering van de polen brengt gewoonlijk grote continentale veranderingen teweeg, met daaruit voortvloeiende karmische wijzigingen in het lot van de mensenrassen, zoals die welke optraden in de lange loopbaan van het vierde wortelras, het Atlantische. Het zal duidelijk zijn dat een langzame verandering in de stand van de aardas miljoenen jaren vergt; en het omkeren van de polen brengt een retrograde rotatie teweeg van de op deze wijze omgekeerde bol. De planeet van de dood of de achtste sfeer bevindt zich in zo’n omgekeerde toestand en daarom is haar rotatie retrograde.*
*Vgl. De geheime leer, 2:398-9.
De achtste sfeer is een zeer noodzakelijk organisch deel van de bestemming van onze aarde en haar keten. Zoals in een grote stad de riolering een zeer belangrijk onderdeel vormt van het systeem voor de bevordering van de volksgezondheid en het algemeen nut, en we plaatsen hebben aangewezen waar het afval wordt gestort, zo zijn er ook in het zonnestelsel bepaalde lichamen die fungeren als uitlaatklep, als zuiveringskanalen, of als vergaarplaatsen van menselijk afval.
De planeet van de dood heeft deze naam gekregen omdat ze het gevreesde gebied is waarin totaal verdorven zielen ten slotte afdalen, hoewel het niet de hel is in de christelijke betekenis, want er is geen overeenkomst tussen haar functies en de exoterische verschrikkingen van de theologische plaats van bestraffing. Maar wanneer een menselijke ziel haar verbinding met haar innerlijke god heeft verloren en daarom wordt afgestoten omdat ze niet langer een geschikt en ontvankelijk kanaal is voor het spirituele leven dat voortvloeit uit haar inspirerende godheid, wordt ze afgedankt, ongeveer zoals het lichaam zich ontdoet van deeltjes die nutteloos zijn geworden en afsterven. Het is duidelijk dat zo’n verloren ziel of afgedankte psychische entiteit haar eigen geschikte woonplaats moet vinden. Ze kan niet eeuwig doelloos in de astrale wereld of kamaloka blijven rondzweven, omdat haar neigingen of aantrekkingen zelfs te grof zijn voor de lage en weerzinwekkende gebieden van de kamaloka zelf. Ze daalt daarom af naar de planeet van de dood, of de bol van Mara, waar haar eigen grove stoffelijke magnetisme haar heenvoert, waar ze wordt vernietigd als een entiteit van boven, dat wil zeggen van onze bol, en langzaam wordt vermalen in het laboratorium van de natuur.
In De mahatma brieven (blz. 185-6) wordt dit duidelijk beschreven:
Slecht, onherstelbaar slecht moet dat ego zijn in wie niet iets van zijn vijfde beginsel leeft, en het moet worden vernietigd, om in de achtste sfeer te verdwijnen. Zoals ik zeg, als er ook maar iets uit het persoonlijke ego is vergaard, is dat al voldoende om hem dit droeve lot te besparen. Zo is het echter niet na de voltooiing van de grote cyclus: óf een lang nirvana van gelukzaligheid (al is het daar onbewust, volgens uw grove opvattingen); waarna – een leven als een dhyani-chohan gedurende een heel manvantara, óf anders ‘avichi nirvana’ en een manvantara van ellende en verschrikking als een ––– u moet het woord niet horen, en ik – het niet uitspreken of schrijven. Maar ‘zij’ hebben niets te maken met de stervelingen die door de zeven sferen gaan. Het collectieve karma van een toekomstige planeetgeest is even schoon als het collectieve karma van een ––– vreselijk is.
Dit is de leer in grote lijnen, hoewel er vele en diverse uitzonderingen zijn die betrekking hebben op individuele verloren zielen. Omdat de verloren ziel echter een verzameling astraal-vitaal-psychische levensatomen is, verdicht om een tot nu toe nauwelijks geëvolueerde monade, begint deze monade, nadat ze van haar aardse sluier van levensatomen is bevrijd, op de planeet van de dood een eigen loopbaan op deze zeer stoffelijke bol.
Het hele onderwerp is zo ingewikkeld omdat de planeet van de dood zich in haar laatste ronde bevindt, en haar ‘normale’ bewoners daarom niet moeten worden verward met deze monaden die vanaf onze aardbol tussen hen terechtkomen. De waarheid is dat terwijl de planeet van de dood deze gevallen monaden ontvangt en voor hen zorgt volgens de natuurwetten die in de achtste sfeer heersen en werken, ze hen ontvangt als onvolmaakt geëvolueerde entiteiten en als zodanig behandelt; wat eenvoudig betekent dat ze ‘mislukten’ zijn, die in de volgende bolbelichaming van de planeet van de dood hun evolutie in een lagere hoedanigheid moeten beginnen.
We citeren weer uit De mahatma brieven (blz. 95):
Nu zijn er – moeten er ‘mislukten’ zijn in de etherische rassen van de vele klassen van dhyani-chohans of deva’s, zoals ook onder de mensen. Maar omdat deze mislukten toch nog te ver zijn gevorderd en vergeestelijkt om met geweld uit hun dhyani-chohanschap te worden teruggeworpen in de maalstroom van een nieuwe oorspronkelijke evolutie door de lagere rijken heen – gebeurt er het volgende. Als er een nieuw zonnestelsel moet worden ontwikkeld, worden deze dhyani-chohans (denk aan de hindoe-allegorie van de gevallen deva’s, door Siva in Andarah [Antarala] geslingerd, aan wie door Parabrahm wordt toegestaan te denken dat het een tussentoestand is, waar ze zich door een reeks wedergeboorten in die sfeer kunnen voorbereiden op een hogere toestand – een nieuwe regeneratie) door de binnenkomende stroom meegevoerd ‘vóór’ de elementalen, en blijven als een latente of niet-actieve spirituele kracht in de aura van de wordende wereld van een nieuw stelsel totdat het menselijke evolutiestadium is bereikt. Dan heeft karma hen achterhaald en zullen ze de bittere beker van vergelding tot de laatste druppel moeten aanvaarden. Ze worden dan een actieve kracht en vermengen zich met de elementalen, of verder gevorderde entiteiten uit het zuivere dierenrijk om geleidelijk het volledige menselijke type te ontwikkelen. In deze vermenging verliezen ze hun hoge intelligentie en spiritualiteit van het devaschap om die aan het eind van de zevende ring in de zevende ronde te herwinnen.
Maar genoeg hierover. Bedenk altijd dat wij zonen van de zon zijn, zelfs al gingen we door de maan en maakten we op dat levenstoneel – zoals Shakespeare gezegd zou kunnen hebben – bokkensprongen die de goden deden wenen. Toch zijn wij stralen van de zonne-lha’s en zullen uiteindelijk, na vele manvantarische tijdperken, terugkeren naar Vader Zon en door de zonneportalen ons spirituele thuis binnengaan.