Verweving van loka’s en tala’s
Het is volstrekt onnodig ons druk te maken over het verschil tussen gebieden, loka’s en tala’s, en beginselen en elementen; want als we naar de essentie van al deze verschillende dingen kijken, ontdekken we dat ze identiek zijn, en dat het slechts verschillende manieren zijn om de Ruimte in haar manifestaties te beschouwen.
De mens, die een microkosmos is, herhaalt op analoge wijze in zijn hele structuur alles wat de macrokosmos of het heelal bevat. We hebben al gehoord dat de verdeling van de mens in zeven beginselen slechts een andere manier is om de verschillende lagen van het aurische ei te beschouwen, en dat deze lagen in feite nauw overeenkomen met de loka’s en tala’s van het heelal. Deze verzamelingen van lagen, of beginselen en elementen, komen, wanneer elk als een eenheid wordt beschouwd, overeen met de gebieden van de kosmos.
Noch de lagen in het aurische ei, noch ook de loka’s en tala’s in de kosmos, nemen dezelfde ruimte in, hoewel ze in zowel de macro- als de microkosmos elkaar doordringen en rondom de individuele entiteit zijn geconcentreerd. Ik bedoel dat de meer etherische, en in nog sterkere mate de spirituele loka’s en tala’s van de kosmos, of de meer etherische en spirituele lagen van het aurische ei van een mens, zich naar buiten en naar binnen uitstrekken als een aura of atmosfeer die de entiteit omgeeft; zodat, terwijl de laagste loka’s en tala’s en de laagste lagen van het aurische ei feitelijk het fysieke voertuig vormen, van hetzij de kosmos of de mens, de hogere loka’s en tala’s en de hogere lagen van het aurische ei zich ver buiten hun fysieke voertuig uitstrekken. Juist door deze zich ver uitstrekkende aura’s blijft een entiteit voortdurend spiritueel en psychovitaal in contact met andere entiteiten van zijn eigen soort: met andere delen van het heelal in het geval van een kosmos, en met andere delen van de wereld in het geval van een mens.
Hierin ligt de werkelijke betekenis van de leer dat de spirituele entiteit, die voortdurend door het layacentrum werkt, stralen heeft die zich ver buiten de meer stoffelijke voertuigen uitstrekken en die in het laagste voertuig nauwelijks verder reiken dan zijn eigen beperkte grenzen. Met andere woorden, de innerlijke gebieden van de mens (of van een bol) zijn de verschillende gebieden of sferen van het aurische ei. Deze gedachte is belichaamd in het Vishnu-Purana, een van de brahmaanse werken:
De sfeer van de aarde (of bhurloka), die haar oceanen, bergen en rivieren omvat, strekt zich zover uit als ze wordt verlicht door de stralen van de zon en maan; en in gelijke mate, wat diameter en omtrek betreft, spreidt de sfeer van de lucht (bhuvarloka) zich erboven uit (zover omhoog als de planetaire sfeer of svarloka). De zonnebol is honderdduizend ‘leagues’ van de aarde verwijderd en de maan een gelijke afstand van de zon. Op dezelfde afstand boven de maan bevindt zich de baan van alle maanconstellaties. De planeet Budha (Mercurius) bevindt zich tweehonderdduizend ‘leagues’ boven de maanhuizen; Sukra (Venus) ligt op dezelfde afstand van Mercurius; Angaraka (Mars) is even ver boven Venus; en de priester van de goden (Brihaspati, of Jupiter) even ver van Mars; terwijl Saturnus (Sani) tweehonderdvijftig duizend ‘leagues’ voorbij Jupiter staat. Het gebied van de zeven rishi’s (Ursa Major) ligt honderdduizend ‘leagues’ boven Saturnus; en op eenzelfde hoogte boven de zeven rishi’s staat Dhruva (de poolster), de spil of as van de hele planetaire cirkel. Dat, Maitreya, is de hoogte van de drie sferen (Bhur, Bhuvar, Svar) die het gebied vormen van de gevolgen van handelingen. Het gebied van handelingen is hier (of in het land van Bharata).
Boven Dhruva, op een afstand van tien miljoen ‘leagues’ ligt het gebied van de heiligen (of maharloka) waarin de bewoners gedurende een kalpa (of dag van Brahma) wonen. Op tweemaal die afstand ligt janoloka, waar Sanandana en andere spiritueel zuivere zonen van Brahma verblijven. Op viermaal de afstand tussen de laatste twee ligt de tapoloka (het gebied van boetedoening), bewoond door godheden die Vairaja’s worden genoemd en door vuur niet kunnen worden verteerd. Op zesmaal de afstand (of twaalf crores – honderdtwintig miljoen ‘leagues’) ligt satyaloka (het gebied van waarheid) waarvan de bewoners geen dood meer kennen.*
– II, vii, blz. 225-7*De gegeven getallen betreffende het bereik van de individuele planeten of hun onderlinge afstand dienen niet te worden opgevat als afstanden uitgedrukt in astronomische eenheden; de verwijzingen zijn mystiek en niet ruimtelijk.
Met andere woorden, de invloedssfeer van bhurloka, onze aarde, reikt maar weinig verder dan haar atmosfeer; bhuvarloka heeft een atmosfeer of aura die zich uitstrekt tot de zon, hoewel hij in feite de volgende wereld of loka binnen de aarde is; en svarloka binnen bhuvarloka is een nog etherischer of spiritueler wereld, die een aura heeft die zelfs tot Dhruva, de poolster, reikt.
We zouden geen verbinding met wezens buiten onszelf of met andere bollen of planeten of zelfs onze zon kunnen hebben, als die atmosferische dragers of aurische stralen er niet waren, zowel op ons gebied als op andere gebieden. Zoals een magneet zijn veld of sfeer heeft die zich buiten hemzelf uitstrekt, zo hebben al deze loka’s en tala’s hun eigen respectieve atmosferen.
Neem bijvoorbeeld onze aarde of ons zonnestelsel; de hoogste loka’s en tala’s van beide zijn hun contactpunten met andere ruimtelijke eenheden overal in de oneindigheid. De meer etherische en spirituele loka’s en tala’s van onze aarde houden haar niet alleen in nauw magnetisch en allerlei andere soorten van contact met de andere bollen van onze keten, maar ook met de andere planeetketens van ons zonnestelsel; en diezelfde verheven wet geldt voor de verweving van ons zonnestelsel met andere zonnestelsels van onze melkweg.
We zien uit het voorgaande dat onze spirituele beginselen universeel zijn, wat betekent dat onze atma-buddhi ons met het hele universum verbindt; zo is ook de kosmische atman van ons zonnestelsel universeel in reikwijdte, waardoor deze is verweven met het hele melkwegstelsel. Dit wonderlijke feit vormt de grondslag van de verklaring in de hindoefilosofie dat de essentie van de mens, zijn atman, identiek is met de paramatman van het heelal.
Als we erin slagen ons met de hogere beginselen van onze constitutie te verbinden, en leren daarin zelfbewust te denken, te voelen en te handelen, verwerven we zelfbewuste onsterfelijkheid* voor de duur van de planeetketen – miljarden jaren; want dan zijn we jivanmukta’s. Wanneer de planeetketen zijn einde bereikt, moeten natuurlijk zulke bevrijde monaden, die niet in staat waren hoger te gaan naar nog ruimere gebieden van zelfbewust kosmisch leven, de wet van de natuur volgen en hun nirvanische rustperiode ingaan.
*Hierover sprak KH als ‘paneonische onsterfelijkheid’ in De mahatma brieven, blz. 140, 142.
In dit verband kunnen we ons terecht afvragen of de loka’s en tala’s die het weefsel van de twaalfvoudige zon vormen identiek zijn met die van een planeetketen of van een bol. En ook of de loka’s en tala’s van onze aarde hun essentie en energie aan de zon ontlenen, die ze als het ware neertransformeert vanuit de loka’s en tala’s van een melkwegstelsel. Als dit zo is, omvat of bevat een mens dan de loka-tala-vermogens van een melkwegstelsel?
Het antwoord op elk van deze vragen is in het kort: ja. Ons zonnestelsel is een individu en eenheid, en heeft daarom zijn eigen loka’s en tala’s op zonneschaal. Het is duidelijk dat de loka’s en tala’s van een planeetketen of van een van haar bollen, omdat ze daarin zijn en leven, fundamenteel identiek zijn met die van de zonneketen, hoewel ze hun eigen respectieve individualiteit bewaren. De loka’s en tala’s van ons melkwegstelsel omvatten in hun wezen evenzo de lagere loka’s en tala’s van elk zonnestelsel in dat melkwegstelsel. We zien dus dat de loka’s en tala’s van ons eigen zonnestelsel individuele werelden zijn, maar zich toch bevinden binnen het meeromvattende edeler stelsel van de galactische werelden, net zoals de loka’s en tala’s van een planeetketen of van elk van haar bollen worden omvat door het grotere loka-tala-stelsel van de zonneketen. Het is een geval van raderen binnen raderen. Op dezelfde manier zijn alle levensatomen, op welk gebied ook, die gezamenlijk de constitutie van een mens vormen, individuele entiteiten – maar ze maken deel uit van de grotere menselijke entiteit.
Hoewel het antwoord op bovengestelde vragen bevestigend is, moet eraan worden toegevoegd dat elke kleinere individuele wereld, of elk loka-tala-paar, is omgeven door en wordt doordrongen van de levensessentie van het grotere loka-tala-stelsel waarin het leeft. We kunnen dus niet zeggen dat het kleinere stelsel identiek is met het grotere, omdat het grotere en het kleinere ieder een individueel wezen zijn; niettemin zijn ze, wat hun fundamentele essenties betreft, op de grotere schaal identiek. De verschillen die tussen loka’s en tala’s bestaan, hetzij op macrokosmische schaal of op die van een planeetketen of bol, hebben betrekking op de trillingssnelheden of -frequenties.
Daarom bevat zelfs de mens in zijn constitutie, als de ware grondslag van zijn wezen, niet alleen de loka-tala-vermogens en -substanties van ons melkwegstelsel, maar ook die van ons zonnestelsel en van onze bol D, de aarde. Bovendien verenigt hij, omdat hij zelf een individu is, al deze meer verheven loka-tala-vermogens met zijn eigen loka-tala-vermogens en -substanties.
Dit prachtige feit in de natuur stelt de mens in staat, als hij doordringt tot de verborgenheden van zijn eigen wezen, om in een overeenkomstige trilling te komen met alle andere delen van het heelal, en zo te voelen en te weten dat hij één is met al wat is. Hier ligt de verheven oorzaak van de ethiek, en de reden waarom alle grote wijzen en zieners uit het verleden hebben geleerd dat ethiek niet louter een menselijke conventie is, maar is gebaseerd op de structuur van het heelal zelf: wanneer een mens een ander schaadt, schaadt hij in feite zichzelf.