Devachan
[‘Devachan’, The Theosophist, mei 1883, blz. 202; CW 4:443-5]
Vraag van R. Hartmann. lid van de TS, Georgetown, Colorado:
In het artikel ‘Dood en onsterfelijkheid’1 staat dat in de toestand die devachan wordt genoemd, de spirituele monade lange tijd een bestaan leidt van pure voldoening en bewuste vreugde, maar zonder activiteit, zonder het stimulerende contrast tussen vreugde en pijn, zonder iets na te streven of tot stand te brengen.
Maar hoe kan een bewust bestaan zonder activiteit of doel voldoening of vreugde opleveren? Zou dan de vernietiging niet te verkiezen zijn boven zo’n toestand van nietsdoen? In de christelijke hemel wordt tenminste met palmbladeren gewuifd en op de harp gespeeld, weliswaar weinig voldoening schenkend, maar is dat niet beter dan niets? Wilt u dit nader verklaren?
1. The Theosophist, november 1882, blz. 29. Zie blz. 55-61 van dit deel van H.P. Blavatsky: Geselecteerde artikelen.
Aantekening van de redactrice:
Op de vraag van onze correspondent werd al vooruitgelopen in de belangrijke appendices toegevoegd aan het onlangs gepubliceerde ‘Fragment’ over devachan.1 Wie spirituele toestanden van welke aard ook beseffen wil, moet zich boven het gebied van fysieke gewaarwordingen verheffen. Spirituele zaken kan men niet met de ogen van het vlees waarnemen; men kan subjectieve verschijnselen niet goed begrijpen door middel van uitsluitend verstandelijke beschouwingen die verband houden met onze fysieke zintuigen.
1. The Theosophist, maart 1883, blz. 131-7. Dit ‘Fragment’ bevat hoofdzakelijk een parafrase van de leringen die in brief 25 van De mahatma brieven aan A.P. Sinnett werden gegeven.
‘Hoe kan een bewust bestaan zonder activiteit of doel enige voldoening of vreugde opleveren?’ Als men in plaats hiervan zou vragen, ‘hoe kan een bewust bestaan zonder sport of jacht enige vreugde opleveren?’, zou dit het onjuiste denkbeeld dat aan die vraag ten grondslag ligt illustreren. De verlangens van de dierlijke, of zelfs van de lichamelijke mens zijn niet van blijvende aard. De behoeften van het denkvermogen verschillen van die van het lichaam. Tijdens het fysieke leven doordringt een steeds terugkerend verlangen naar verandering ons bewustzijn met de gedachte dat er geen blijvende voldoening kan bestaan zonder allerlei bezigheden en genoegens. Ten volle te beseffen hoe één enkel vleugje spiritueel bewustzijn gedurende behoorlijk lange perioden de aandacht van een spirituele entiteit kan vasthouden – waarbij deze niet alleen tevreden is, maar in vervoering verkeert – is waarschijnlijk alleen mogelijk voor mensen die al in dit leven bepaalde innerlijke vermogens hebben ontwikkeld, die bij de meeste mensen nog sluimeren.
Maar intussen kan onze correspondent misschien enige voldoening vinden in het feit – zoals de laatste tijd in verschillende artikelen over dit onderwerp is toegelicht – dat één soort verscheidenheid in hoge mate voorkomt in devachan, namelijk de verscheidenheid die vanzelf ontstaat uit eenvoudige onderwerpen waarvan de trillingen tijdens het leven in gang zijn gezet. In devachan is bijvoorbeeld een enorme toename van kennis mogelijk voor de spirituele entiteit die tijdens het leven ermee is begonnen om zulke kennis na te streven. Er kan een geest in devachan niets overkomen waarvan de grondtoon niet tijdens het leven is aangeslagen; de omstandigheden van een subjectief bestaan zijn zodanig dat er geen impulsen of gedachten van buitenaf kunnen binnenkomen. Maar zodra de gedachtezaadjes zijn geplant, de gedachtestromen eenmaal op gang zijn gebracht (de beeldspraak kan naar wens worden aangepast), kunnen deze zich in devachan eindeloos ontwikkelen; want daar zijn het zesde zintuig en het zesde beginsel onze leermeesters; en in dat gezelschap kan er geen afzondering bestaan, in de betekenis die de fysieke mens aan dit woord hecht. Het spirituele ego, onder leiding van zijn eigen zesde beginsel, hoeft niet bang te zijn voor verveling; het is even onwaarschijnlijk dat het zou verlangen naar een poppenhuis of een kegelspel als naar de palmbladeren en harpen van de middeleeuwse hemel.