HOOFDSTUK 25
DE MYSTERIËN VAN DE ZEVENVOUDIGE NATUUR. OVEREENKOMSTEN: BOLLEN, ELEMENTEN, MENSELIJKE BEGINSELEN. DE ZEVEN HEILIGE PLANETEN VAN DE OUDEN. TIJDSPERIODEN EN CATASTROFEN VAN DE RASSEN.
Maar hierop riep een van die oudere priesters [van Egypte] uit, o Solon, Solon, jullie Grieken zijn altijd kinderen en er bestaat niet zoiets als een oude Griek onder u! Maar toen Solon dit hoorde, zei hij: – Wat is de reden van uw uitroep? En de priester antwoordde hem: – Omdat al uw zielen jeugdig zijn; ze bevatten noch een oude mening ontleend aan overleveringen uit een ver verleden noch enige eerbiedwaardige discipline uit hoofde van hun bestaan in vroegere tijdsperioden. Maar dit komt door de veelvuldigheid en verscheidenheid van de verwoestingen van het mensenras, die er vroeger zijn geweest en er opnieuw zullen zijn: de grootste hiervan ontstonden inderdaad door vuur en water; en de kleinere uit tienduizend andere onvoorziene gebeurtenissen . . . Maar al wat tot stand is gebracht, hetzij door ons of door u of op enige andere plaats, prachtig of groots of iets ongewoons bevattend, waarover wij hebben gehoord, al deze zaken kan men in onze tempels beschreven vinden en zijn tot op de huidige dag bewaard gebleven.
– Plato, Timaeus (naar vert. Thomas Taylor, blz. 466-7)
Laten we vanavond het volgende lezen uit De Geheime Leer (1:677-8), Par. XV. ‘Goden, monaden en atomen’:
De ware omvang, diepte, breedte en lengte van de geheimen van de Natuur vindt men alleen in de oosterse esoterische wetenschappen. Deze zijn zo uitgebreid en zo diepzinnig, dat maar weinig, heel weinig van de hoogste ingewijden – van wie zelfs het bestaan slechts aan een klein aantal adepten bekend is – in staat zijn om deze kennis in zich op te nemen. Toch bestaat deze, en de feiten en processen uit de werkplaatsen van de Natuur mogen een voor een hun weg vinden naar de exacte wetenschappen, terwijl maar aan enkelen op geheimzinnige manier hulp wordt verleend bij het ontrafelen van haar geheimen. Zulke gebeurtenissen vinden gewoonlijk plaats aan het einde van grote cyclussen, die verband houden met de ontwikkeling van de rassen. We bevinden ons aan het eind van de cyclus van 5000 jaar van de huidige Arische kaliyuga. Tussen nu en 1897 zal er een grote scheur in de sluier van de Natuur worden gemaakt en de materialistische wetenschap zal een dodelijke slag krijgen. . . .
Vanaf het begin van de tijd – in de tijd en in de ruimte van onze Ronde en bol – werden de geheimen van de Natuur (in ieder geval die waarvan onze rassen kennis mogen nemen) in meetkundige figuren en symbolen opgetekend door de leerlingen van diezelfde nu onzichtbare ‘hemelse mensen’. De sleutels daartoe zijn van de ene generatie van ‘wijze mannen’ op de volgende overgegaan.
Op de vorige bijeenkomst bespraken we een diagram dat vanuit exoterisch standpunt de Syrische opvattingen liet zien over de uiterlijke en innerlijke structuur van de kosmos; enkelen van u die het misschien nauwkeurig hebben bestudeerd, zullen hebben opgemerkt dat deze schematische hiërarchie werd afgebeeld alsof ze zich geheel op één gebied bevindt. Nu is dit in zekere zin waar, maar veel dat verband houdt met dit feit konden we toen en kunnen we nu nog niet bespreken eenvoudig omdat we de basis voor een juist begrip ervan nog niet hebben gelegd. Laten we daarom volstaan met te zeggen dat de hiërarchieën in feite op elkaar inwerken en zich vermengen – elkaar als het ware in alle richtingen doorkruisen.
Zoals op een eerdere bijeenkomst werd opgemerkt, is de richting van onze evolutie eerst ‘buitenwaarts’ en in de tweede plaats ‘binnenwaarts’. Bij het afdalen langs de schaduwboog of de boog van de stof in het begin van het manvantara van onze planeetketen, was de richting die we als leden van onze planetaire levensgolf volgden, van binnen naar buiten, d.w.z. vanuit innerlijke gebieden, vanuit innerlijke werelden, voortdurend ‘omlaag’ – dat wil zeggen naar steeds toenemende stoffelijkheid; en toen we het midden van de vierde ronde op onze bol bereikten, dat het centrale punt of keerpunt van het manvantara van deze planeetketen is, nam de impuls in kracht af en eindigde tenslotte in wat wij het vierde wortelras, het Atlantische ras noemen. Daarna trad het omgekeerde proces in werking en keerde de vooruitgang, de ontwikkeling, als het ware in een spiraal op haar schreden terug en werd de richting van toen af van buiten naar binnen of een opklimmen naar steeds toenemende spiritualiteit. Dit proces dat begint met het afdalen in de stof, gevolgd door een weer opklimmen naar de geest, is een gang van zaken die niet alleen wordt gevolgd bij de bouw, ontwikkeling en vervulling van de bestemming van een planeetketen en van alle planeetketens, maar is ook de weg die in de grotere cyclussen van de evolutie wordt gevolgd, zoals bijvoorbeeld de zonnekalpa’s, die elk zeven planetaire manvantara’s omvatten. Zeven planetaire manvantara’s vormen één zonnekalpa; met andere woorden, zeven dagen van Brahma of zeven planetaire cyclussen, waarvan elke cyclus uit zeven ronden bestaat, vormen één zonnekalpa (of manvantara).
Laten we als een hulpmiddel voor het denken, om het onderwerp van vanavond te begrijpen en ons een beeld ervan te vormen, zeven cirkels tekenen die zeven bollen voorstellen: drie op de neergaande cyclus of schaduwboog, één onderaan of op het keerpunt en drie op de opgaande of lichtende boog of cyclus. We kunnen ze aanduiden met de letters van het alfabet.
Deze cirkels stellen zo u wilt de bollen van de planeetketen voor en de evolutie van de levensgolf die op bol A begint, doorloopt daar haar vastgestelde cyclussen en treedt vervolgens B binnen; na haar loop op B te hebben volbracht gaat ze naar C; en dan, na haar loop voor de ronde op C te hebben beëindigd, gaat ze naar D, waar we nu zijn en wel in de vierde ronde. We bevinden ons dus halverwege onze ronde, de vierde, en nog iets verder, omdat we het vijfde wortelras van onze bol D zijn, waarop zeven wortelrassen hun loop moeten volbrengen.
Bovendien is elk van deze bollen opgebouwd uit en correspondeert ze met wat de Ouden de elementen noemden, dat wil zeggen de grondslagen van de zeven beginselen van de natuur. Ze worden ook ‘rudimenten’ genoemd, niet in de zin van iets onvolledigs, maar in de oor spronkelijke betekenis van worteldingen, dingen waaruit iets ontstaat. Het Sanskrietwoord voor de beginselen is tattva, dat ‘een werkelijkheid’ betekent, niet de allerhoogste werkelijkheid, het absolute van een hiërarchie, maar de worteldifferentiaties hiervan in manifestatie; het woord voor elementen is bhuta en elk element ontspringt aan zijn voorganger of hogere element en schenkt leven aan een ander, lager element. De Ouden stelden het aantal elementen steeds op vier en soms op vijf; onze school houdt het totaal op zeven. De Ouden somden ze gewoonlijk als volgt op: æther, vuur, lucht, water en tenslotte aarde. De laatste twee beginselen die nog moeten worden genoemd en de laatste twee elementen die de grondslag vormen van de eerstgenoemden, hebben exoterisch geen naam gekregen, omdat ze aan onze huidige zintuigen nog onbekend zijn. Het menselijke bewustzijn kent ze nog niet, maar in de esoterische filosofie worden ze wel erkend, onderwezen en genoemd; en de naam van de tweede is anupapadaka-tattva, een Sanskriet woord dat heel moeilijk in onze taal is weer te geven. De algemene betekenis is iets dat niet van iets anders uitgaat, d.w.z. dat het ‘ouderloos’ is. Het komt uit zichzelf voort. Tenslotte het eerste van alle zeven, het allerhoogste op de neergaande boog van de natuur, wordt adi-tattva of het ‘oorspronkelijke tattva’ genoemd voor het beginsel; en adi-bhuta voor het daarmee overeenkomende element, omdat het tot hetzelfde gebied van zijn van de kosmos behoort als het beginsel adi-tattva, maar iets lager in graad, en de basis of het voertuig is van het eerstgenoemde, het beginsel.
Deze elementen zijn natuurlijk niet die dingen die we gewoonlijk met de namen – vuur, water, lucht, of aarde – aanduiden; die vertrouwde elementen zijn in mystieke zin de dingen op aarde waarmee ze overeenkomst vertonen. Hoewel de zeven bollen van de planeetketen niet stuk voor stuk de zeven elementen zijn, wordt elke bol toch uit al deze opgebouwd en bovendien overheerst in elk van de respectieve bollen één van de zeven elementen. Dit alles zal op toekomstige bijeenkomsten worden verduidelijkt, wanneer we de loka’s en tala’s gaan bestuderen. Op bol A bijvoorbeeld zou vuur niet ons materiële vuur van de aarde zijn; het zou daar bij wijze van spreken de geest van vuur zijn, de wortel van vuur, omdat ‘vuur’ volgens de esoterische filosofie niet alleen het gevolg van verbranding is, zoals moderne wetenschappelijke opvattingen luiden, maar een werkelijk element, een rudiment, een basis. En dat geldt ook voor lucht, dat voortkomt uit vuur, geboren uit vuur; en evenzo voor het element water, dat uit lucht voortkomt, hieruit wordt geboren; en verder aarde, geboren uit water, d.w.z. het element water.
Het is eveneens een oude stoïcijnse leer dat het ene element het andere voortbrengt. Manifestatie begint op het geestelijke gebied en naarmate de levensimpulsen doordringen in grovere vormen, in de stof (om de gangbare term te gebruiken), worden de opeenvolgende elementen (bases, rudimenten) geboren, elk uit het voorafgaande en uit alle voorafgaande. Aarde wordt bijvoorbeeld niet alleen uit het element water geboren, maar ook uit vuur en lucht. Bovendien heeft elk van de zeven ronden van een planeetketen, van de zeven bollen van een planeetketen, en van de zeven wortelrassen van elk van hun bollen, zijn dominerende overeenkomst met een van deze zeven elementen. Begrijp alstublieft dat we hiermee in het geheel niet de bekende dingen bedoelen die we op onze aarde onder die namen kennen, maar de grondslagen, de bron, de ‘geest’ ervan: de oorzaken, de tattva’s, de werkelijke dingen die voortbrengen wat we hier op aarde zien.
Bovendien zijn de zeven heilige planeten, ieder afzonderlijk, een manifestatie, een belichaming, van de krachten van een van de zeven zonnelogoi of geestelijke krachten van onze zonnekosmos, en van die krachtelementen kunnen we een zwakke manifestatie of, zo u wilt, een vage aanduiding zien in de zeven kleuren van het zonnespectrum. We bewaren een verdere toelichting hiervan voor toekomstige bijeen komsten.
U moet er ook aan denken dat onze zeven menselijke beginselen respectievelijk en ten opzichte van elkaar overeenkomen met één van deze elementen. De zeven beginselen en elementen van de mens zijn een kopie in hem van de zeven beginselen en elementen van de kosmos. De zeven elementen of grondslagen of rudimenten zijn de zeven voer tuigen van de zeven beginselen van de kosmos. Deze elementen zijn tegelijk substantie en energie of kracht, omdat energie en substantie fundamenteel hetzelfde zijn. Stof en kracht zijn funda menteel hetzelfde. Ze zijn als het ware de boven- en de onderkant, de binnen- en de buitenkant, de impuls en de gevolgen of vruchten ervan.
Wat de bovengenoemde zeven heilige planeten betreft nog het volgende: wanneer de esoterische wetenschap van de Ouden over de zeven heilige planeten sprak, had men bepaalde planeten in het bijzonder op het oog, omdat in feite elk van de ons bekende planeten zelf met zeven andere planeten is verbonden, die voor haar haar zeven heilige planeten zijn. Onze aarde behoort niet tot de zeven heilige planeten van de Ouden. Die zeven heilige planeten waren: Saturnus; Jupiter; Venus; Mercurius; de planeet dicht bij de zon, nu onzichtbaar, maar haar bestaan werd vermoed en wordt door enkele astronomen nu Vulcanus genoemd; een zesde, die we op het ogenblik alleen noemen; en een zevende, die soms in de nabijheid van de maan wordt gezien door hen die ‘ogen hebben om te zien’!
U zult zich herinneren dat op een vorige bijeenkomst werd opgemerkt dat men de planeet Vulcanus voor het eerst ontdekte of meende te ontdekken op 26 maart 1859, toen ze werd gezien tijdens haar overgang over de zonneschijf en sindsdien hebben de astronomen ernaar gezocht en hebben ze haar niet kunnen vinden. De leer over die planeet, de hoogste (in één opzicht) van onze zeven heilige planeten, is dat ze omstreeks het midden van het derde wortelras voor onze fysieke zintuigen onzichtbaar werd; maar omdat we op de opgaande boog nu opnieuw het gebied hebben bereikt dat overeenkomt met de graad van ontwikkeling van het gebied van het derde wortelras, moet ze zich over een betrekkelijk korte cyclische periode opnieuw beginnen te vertonen; hoewel ze in het algemeen gesproken onzichtbaar zal zijn op grond van wat we haar etherische aard kunnen noemen, is het zelfs nu mogelijk dat ze, als er onder gunstige omstandigheden met de telescoop naar wordt gezocht, te zien is terwijl ze over de zonneschijf gaat. En waarom? De werkelijk onbeschrijflijke helderheid van de zon maakt alles, wat vóór hem verschijnt, bij wijze van spreken als een donkerder lichaam zichtbaar, en daarom zou ze kunnen worden gezien als zo’n schaduwachtig lichaam dat over de zonneschijf gaat. Dat is tenminste één reden waarom astronomen misschien naar deze planeet hebben gezocht en haar hebben – of nog niet hebben – gevonden.
Wat de hierboven genoemde zevende betreft, die de ‘laagste’ van de zeven heilige planeten is, en waarvan in esoterische zin wordt gezegd dat ze zich bij de maan bevindt, die planeet is in haar laatste of zevende ronde en is daarom stervende. Het is aannemelijk dat ook zij voor onze huidige fysieke zintuigen min of meer etherisch is en daarom praktisch onzichtbaar, behalve onder bepaalde gunstige omstandigheden. Voor dat onze planeet haar laatste of zevende ronde heeft bereikt zal onze maan in stellair stof zijn uiteengevallen, maar tegen die tijd zal deze geheime of mysterieplaneet bij de maan, die nu stervende is, dood zijn en zal zij voor ons als een maan zijn; niet een echte maan in de zin van onze lunaire moeder maar een satelliet. Ze zal ons een maan toeschijnen; en zal inderdaad een ‘maan’ zijn omdat ze een dood lichaam is.
Er is heel veel dat eenvoudig niet – althans nog niet – over deze zeven heilige of mysterieplaneten kan worden gezegd. Maar we hebben er al eerder op gewezen dat elk van de zeven belangrijkste dhyani-chohans, of heren van meditatie, nauw is verbonden met respectievelijk één van de zeven mysterieplaneten of heilige planeten, dat wil zeggen de zeven die de heilige planeten voor de aarde zijn. Er zijn veel andere planeten in ons zonnestelsel maar slechts zeven van dat aantal zijn onze zeven heilige planeten.
Elke andere planeet, bijvoorbeeld Jupiter, heeft haar eigen zeven heilige planeten en deze behoren tot ons zonnestelsel, maar niet alle zijn noodzakelijk onze zeven heilige planeten. Toch is elk hiervan door de onderlinge verbondenheid of de onderlinge vermenging van de elementen van het kosmische bouwsel, ik herhaal, is elk hiervan een solaire locus. Ook dit is iets dat we moeten aanroeren voor we verder gaan.
De mens is hoger dan de bol waarop hij leeft. De mens is hoger dan de zon. U en ik, zoals we hier zitten nemen een plaats in die in geestelijke zin hoger is dan de zon, hoewel hij de geestelijke en vitale locus van het zonnestelsel is. De zon die we zien is niet de ware zon. De zon die we zien is niet meer dan het brandpunt van titanische krachten die er vanuit de andere kant doorheen werken. En de mens is hoger dan de zon en toch komt hij uit hem voort, uit zijn innerlijke kant bij wijze van spreken. Verder moet men zich, zoals al op een andere bijeenkomst werd gezegd, niet door wetenschappelijke theorieën laten meeslepen, want de wetenschap is volstrekt geen maatstaf voor geestelijke kennis die voorlopig nog ver buiten haar gezichtskring of bereik ligt. Ons stoffelijk lichaam, het lichaam van ieder van ons, is een kosmos, in betrekkelijke zin zelfs een universele kosmos. De moderne wetenschap begint deze waarheid te vermoeden en wetenschappers zeggen nu dat het atoom, dat uit zijn elektronen en protonen bestaat, een miniatuur zonnestelsel is. Er is geen partikel substantie of stof dat geen leven heeft en zonder intelligent leven en intelligente levens is; en er zijn wezens in en op de elektronen van de atomen van ons lichaam die hoger zijn dan ons persoonlijke zelf. Een verheven gedachte om over na te denken! Wij dragen inderdaad grotere verantwoordelijkheden in ons dan waarvan we dromen. Ons lichaam is werkelijk een tempel van leven.
Ik heb van een vriend een brief ontvangen die op dit punt de moeite waard is om te worden gelezen. Ik geef een gedeelte hieruit met een daarin opgenomen citaat over de planeet Vulcanus:
‘Seeliger heeft op overtuigende manier aangetoond dat er genoeg kosmisch stof is dat het zodiakale licht vormt, om alle afwijkingen in de bewegingen van Mercurius te verklaren’, en daarom is een Vulcanus overbodig.
Dit werd ongeveer twaalf jaar geleden geschreven en daarmee dacht men het hele probleem van de verandering van 42 seconden per eeuw in de periheliumpositie van Mercurius op te lossen.
Eerste opmerking: de verstoringen in de bewegingen van Mercurius werden aanvankelijk verklaard door de aanwezigheid van een onbekende planeet, Vulcanus genoemd. Vulcanus heeft men niet kunnen terugvinden en daarom hebben de theoretici gezegd dat deze afwijkingen door kosmisch stof moeten zijn veroorzaakt. Tweede theorie: ik citeer opnieuw uit de brief:
Dan komt vriend Einstein en begint het op een heel andere manier te verklaren en het ‘kosmische stof’ wordt op zijn beurt door de wetenschap afgewezen. Dan komt professor Poor van Columbia University en toont aan dat de theorie van Einstein over Mercurius de positie van de andere planeten meer in de war stuurt dan dat ze Mercurius helpt – zo staan de zaken dus!
Ik bewonder hun geweldige vernuft in het opstellen van theorieën voor de wonderen die ze, gezien de beperkte middelen waarover ze konden beschikken, ontdekten, maar we moeten beslist onbevooroordeeld blijven over dingen die op zo verschillende manieren worden verklaard.
Heel goed gezegd. Hier staat precies waar het om gaat.
Voor we deze bijeenkomst besluiten, is er een kwestie die we kort moeten behandelen en die betrekking heeft op de wortelrassen van een bol van onze planeetketen. Neem bijvoorbeeld de rassen van onze eigen bol D van onze planeetketen, een bol die zoals u weet de laagste van de keten is. Deze wortelrassen nemen in hun evolutie veel meer tijd in beslag dan algemeen wordt aangenomen. Die tijd beloopt miljoenen jaren voor elk van de wortelrassen. Door sommigen die De Geheime Leer van H.P. Blavatsky niet nauwkeurig hebben gelezen wordt verondersteld dat ons wortelras, het vijfde, pas ongeveer één miljoen jaar oud is. Deze gedachte is niet juist en H.P. Blavatsky zegt zoiets helemaal niet. In Deel 2, blz. 491, zegt ze dat ons vijfde wortelras als een ras sui generis en geheel vrij van zijn ouderstam ongeveer één miljoen jaar oud is. Hoeveel miljoenen jaren meer heeft het nodig gehad zelfs dat punt te bereiken nadat het als een wortelras omstreeks het midden van het moederras werd geboren? Ons ras had miljoenen jaren nodig om het midden van zijn loopbaan, waar wij nu zijn, te bereiken. Onze grote raciale catastrofe die ons zal treffen – zoals alle eerdere wortelrassen toen de tijd daar was door een ramp werden getroffen en zoals de twee rassen die op ons vijfde ras volgen, d.w.z. het zesde en zevende wortelras een catastrofe zullen ondergaan – heeft ons nog niet bereikt, maar ze is in aantocht.
Nog iets anders: Hoewel de wortelrassen beurtelings door vuur en door water worden vernietigd, moeten we niet vergeten dat tegelijkertijd ook de andere elementen aan het werk zijn; maar het zijn in het bijzonder vuur en water die van invloed zijn op en de oorzaak zijn van de verschuivingen van de continenten of beter hun verzinken en het naar boven komen of verrijzen van nieuwe landstreken. Er is een interessant punt van onze leringen dat hiermee verband houdt, en ik zinspeel er nu even op.
De leer is dat we het eerste, het derde, het vijfde en het zevende wortelras waterachtig kunnen noemen; en het tweede, het vierde en het zesde – die met de even getallen – kunnen we de aarde-achtige rassen noemen. Met andere woorden, die met de oneven getallen 1, 3, 5 en 7 gedijen op onze bol in tijden waarin de oceanen een groter deel van haar oppervlak bedekken dan het land; en de tegenovergestelde omstandigheden doen zich voor in het tweede, vierde en zesde wortelras, wanneer er meer land dan water op het oppervlak van de bol is. Vuur vernietigde het eerste ras, zoals het ook het derde ras vernietigde; water vernietigde het tweede en ook het vierde ras; en vuur zal het vijfde vernietigen, water het zesde en vuur weer het zevende. Geologisch gezien brengt de afwisseling in de omvang van land of water deze cyclische omstandigheden teweeg.
Laten we proberen de zaak iets te verduidelijken. Het derde ras verging door vuur, dat wil zeggen in hoofdzaak door de werking van onder aardse bevingen en van vulkanen, gevolgd door verzinking. Het derde ras was een waterachtig ras, dat betekent dat op aarde het wateroppervlak toen groter was dan het landoppervlak. Zo is nu in ons vijfde ras, omstreeks het midden van de levenscyclus van ons ras, het landoppervlak gelijk aan één derde van het wateroppervlak, d.w.z. drie keer zoveel water als land. Wanneer ons wortelras zijn einde nadert, zal de komende catastrofe blijken uit ontzaglijk grote beroeringen in de aarde, en uit kleinere seismische en vulkanische verstoringen, die het verzinken van ons stelsel van continenten en het verrijzen van nieuwe land streken voor het volgende zesde wortelras aankondigen; het werk van vuur. Toen het Atlantische stelsel van continenten ten onder ging, toen het zijn catastrofe beleefde, waardoor het geleidelijk door overstromingen werd verzwolgen, was water daarvan de oorzaak. Er was toen meer land dan water; de natuur streefde naar een nieuwe ordening, een beter evenwicht en dat grote stelsel verging door overstromingen. Het water kwam en verzwolg het land wat natuurlijk ook met aardbevingen en de werking van vulkanen gepaard ging. Wij moeten niet denken dat wanneer een wortelras door vuur of water als voornaamste oorzakelijke factoren vergaat, er geen verstoring optreedt door water of door aards vuur. Integendeel, vuur en water werken samen maar het een of het ander heeft dan de overhand. De vierde periode, de Atlantische, was aarde-achtig en de natuur volgde haar gebruikelijke loop in gevallen van verstoord evenwicht – ‘en de wateren kwamen en verzwolgen het land’. Vanwaar de ‘wateren kwamen’ is een uiterst boeiend onderwerp om te bestuderen, maar we hebben nu geen tijd om daar op in te gaan. Ons tijdperk is waterachtig; en na verloop van tijd zullen de wateren geleidelijk de neiging vertonen te verdwijnen, om in de toekomst plaats te maken voor nieuwe landstreken, de toekomstige woongebieden van het volgende, het zesde wortelras.
Katherine Tingley: Ik zou prof. De Purucker willen vragen of hij ons kan uitleggen – op een manier die denk ik voor u bevredigend zal zijn en wat hij veel beter kan doen dan ik – en ons kan laten zien wat de toestand van de beschaving van de mensheid zal zijn aan het einde van deze verschillende rassen, wanneer het einde komt? Waardoor wordt de evolutie gekenmerkt? Zullen die mensen die ‘slachtoffers’ schijnen te worden van de verschrikkelijke catastrofe, die aan het einde van ieder ras komt geen kennis bezitten van de geheimen van de dood en wedergeboorte zien als een heerlijke verlossing?
G. de Purucker: Dat geloof ik inderdaad. Het einde van ieder ras gaat gepaard met de vervolmaking van wat dat ras trachtte te volbrengen. En ik geloof zeker dat als we terug konden blikken en weten wat er gebeurde toen het vasteland van Atlantis verzonk, we zouden beseffen dat zelfs die betrekkelijk weinigen, die in die catastrofe door de dood het stoffelijk lichaam verlieten, zich ervan bewust waren dat wat ze moesten meemaken niet meer of niet minder was dan slechts één vorm van sterven, wat voor alle mensen vroeg of laat onvermijdelijk is. Hoewel zij veel dieper in de stof waren verzonken, wisten ze beter dan wij nu dat het leven eeuwig is, want er is in feite overal niets anders dan leven! En hun artsen zouden hun dat hebben kunnen zeggen en zeiden dat ook, want zij wisten dat iedere ziekte van ons lichaam ontstaat door een overmaat aan leven, in het bijzonder de ziekten die we kwaadaardig of slopend kunnen noemen. In deze gevallen heeft het leven vrij spel in het lichaam en veroorzaakt de dood. Ze wisten het beter dan wij.
Bovendien moet niemand denken dat bij deze raciale catastrofes iedereen in een ogenblik van vreselijke verwarring en chaos wordt weggevaagd en dat er geen hoop is en dat er alom alleen de grootste wanhoop heerst. Volstrekt niet. Deze catastrofes komen langzaam opzetten. De continenten zakken in de loop van de eeuwen. De mens trekt weg en verlaat de verzinkende landstreken en verhuist naar hogere en betere, nieuwe en onontgonnen streken, waar nieuwe rassen worden geboren uit wat we terecht de dood van de oude kunnen noemen.
Ik zou, denk ik, niets kunnen noemen dat vergelijkbaar is met de verschrikkingen van de ramp van Lissabon, jaren geleden, toen tienduizenden mensen bij een aardbeving omkwamen; of de vreselijke ramp van Messina op Sicilië, nog maar enkele jaren geleden; en andere aardbevingen en vloedgolven die u zich zult herinneren. We zijn nu in onze eigen grote cyclische catastrofe, hoewel die pas is begonnen. Hoeveel erger is de pijn die bijvoorbeeld iemand voelt aan het ziekbed van iemand die hij liefheeft! Dan kan men inderdaad spreken van diepe smart! Maar als zich plotselinge catastrofes voordoen vinden die meestal op betrekkelijk kleine schaal plaats. Wanneer de rassen hun einde naderen, zinken de continenten langzaam weg. Er zijn veel erger dingen dan alleen het verlies van het stoffelijk lichaam voor wie een cata strofe van een ras moeten meemaken. Zij zullen de prachtige geheimen van de dood kennen. Aan het einde van ons ras zullen we het veel beter weten dan de Atlantiërs. Maar niemand vindt individueel op deze manier de dood als het niet zijn persoonlijke karma is. Wat te zeggen van de tienduizenden die jaarlijks bij ongelukken om het leven komen met stoomboten, treinen, auto’s, in mijnen en bij verschillende andere ongevallen? Denk daar eens over na.