Theosophical University Press Agency

pagina achteruit Inhoudsopgave pagina vooruit

Na kaliyuga – ?

Over de vier yuga’s ontving ik de volgende vraag met een verzoek om commentaar en opheldering:

‘In de Occulte Woordentolk wordt gezegd dat de vier yuga’s met hun respectieve tijdsperioden van 4, 3, 2, 1 precies de helft van de duur van een wortelras in beslag nemen. Ik vraag me af in welke volgorde de yuga’s komen na kaliyuga, waarin we nu zijn; het kan namelijk naar analogie betekenen dat ze elkaar omgekeerd opvolgen, zodat na kaliyuga, dvaparayuga komt en dan tretayuga en vervolgens satyayuga; maar geredeneerd vanuit een ander standpunt lijkt het of we de gouden eeuw ingaan; dat schijnt tenminste in de Veda’s te staan. Vanuit weer een ander standpunt kan men zeggen dat, wanneer rassen uitsterven, zoals sommige ons bekende primitieve rassen, sommige rassen van inboorlingen, ze in zekere zin in een gouden eeuw verkeren omdat ze geen verantwoordelijkheden kennen; ze zijn als kinderen en in die zin zou men kunnen zeggen dat ze zich tot aan het einde in de gouden eeuw bevinden. Mijn vraag is dus: in welke volgorde komen de yuga’s in een wortelras na kaliyuga?’

Ik denk dat ik deze heel interessante vraag het best kan beantwoorden door op de geschiedenis van ons eigen tegenwoordige of vijfde wortelras te wijzen. Zoals u weet maken we nu allen deel uit van het vijfde wortelras op deze bol D, in deze vierde ronde. Volgens een legende van de Grieken was de jeugd van de mensheid gelukkig, vredig en met overvloed gezegend; er waren in die rustige dagen, in de kinderjaren van de mensheid, geen oorlogen en kwellende zorgen. Ze noemden dat de eeuw van Saturnus, voornamelijk, denk ik, omdat er geen werkelijke verantwoordelijkheden bestonden, zoals de vraagsteller terecht aangeeft. Ik betwijfel echter sterk of ik het leven zou willen leiden van een kind dat zich nog in de moederschoot bevindt, zonder verantwoordelijkheden, dat niet meer is dan een brokje menselijk weefsel. Nee!

Omstreeks het midden van het vierde wortelras begon ons vijfde wortelras vorm te krijgen, wat alleen wil zeggen dat bepaalde mensen die tot die tijd door de vierde wortelrasincarnaties op aarde waren gegaan, een gemeenschap met elkaar vormden, niet georganiseerd, maar alleen het feit van hun aanwezigheid en dat ze min of meer gelijke mentale en geestelijke opvattingen koesterden, maakten hen in het midden van het vierde wortelras als het ware tot een afzonderlijk volk. Begrijpt u de gedachte? Het was aanvankelijk geen georganiseerde gemeenschap, geen organisatie of broederschap. Het was alleen zo dat ongeveer in het midden van het vierde wortelras bepaalde individuen werden geboren, die een punt hadden bereikt waarop ze eigenschappen en kenmerken van het vijfde wortelras begonnen te vertonen; zoals wij in ons tegenwoordige vijfde wortelras bijna het midden hebben bereikt, we ons in het vierde onderras ervan bevinden en de voorlopers van het zesde wortelras nu hier en daar onder ons in de wereld beginnen te verschijnen. Ze verschijnen sporadisch, vormen geen bepaalde groep, organisatie, vereniging of broederschap; niettemin beginnen ze zich te belichamen, te incarneren.

Naarmate de tijd verstreek, begon het vierde wortelras, dat toen in zijn kaliyuga was, steeds meer de facilis descensus averno te gaan, de gemakkelijke afdaling naar de hel; maar tegelijk incarneerde een groter aantal verder gevorderde menselijke monaden, waardoor het aantal leden van het vijfde wortelras van toen dat in zijn geboorteweeën verkeerde, voortdurend groeide. Deze mensen werden tijdens het vierde wortelras afgezonderd. De natuur begunstigde hen, wat niet noodzakelijk betekent dat ze het heel gemakkelijk hadden; maar de natuur begunstigde hen. Ze waren de begunstigde leerlingen van het lot; omdat ze al die voordelen hadden verdiend ontvingen ze speciale leiding, speciale hulp en speciaal onderricht, grotendeels onbewust, behalve voor de hoogsten onder hen. Waarom? Omdat ze het nodig hadden. De rest van het vierde wortelras ging eenvoudig bergafwaarts en ging met elke duizend jaar sneller omlaag. Maar deze bevoorrechten, de door het lot begunstigde mensenkinderen, werden geholpen, geleid, beschermd en beschut – zoveel mogelijk beschermd – omdat ze dat verdienden door hun voorafgaande evolutionaire pogingen hogerop te komen; en omdat ze de zaden waren van het komende vijfde wortelras, ons huidige. Ze waren in hun satyayuga, het eerste en het langste.

De yuga’s beginnen dus met het langste, dan het op één na langste, vervolgens het op twee na langste; tenslotte komt het toppunt van verdorvenheid en boosaardigheid in kaliyuga waaraan wij, van het vijfde wortelras, juist zijn begonnen. Hoeveel van ons, die vraag stel ik hier, zullen tot de ‘uitverkorenen’ behoren om het zaad van het zesde wortelras te vormen, dat nu al op dit continent en elders begint, maar misschien meer in het bijzonder in de beide Amerika’s? We hebben ons kaliyuga bereikt; het duurt meer dan vierhonderdduizend jaar; we hebben er pas ongeveer 5000 jaar van achter de rug en zijn er dus nog maar nauwelijks aan begonnen! Omdat het grootste deel van het vijfde wortelras in de komende tijd hoe langer hoe slechter wordt, en voortdurend in steeds sneller tempo de betrekkelijk steile afdaling maakt, zullen de mensen van het komende zesde wortelras tegelijk daarmee talrijker worden en zich in hun satyayuga bevinden, hun hoogste tijdvak.

In Beginselen van de Esoterische Filosofie (blz. 287)heb ik een diagram gegeven dat laat zien dat de geboorte van elk ras ongeveer halverwege het voorafgaande ras begint. Dat is het patroon. Elk ras begint met zijn satyayuga, het langste; gaat daarna over in het volgende, treta; dan in het derde, dvapara; vervolgens in het vierde en kortste en meest intens individuele, het kaliyuga. Juist in die tijd maken de zaden van het volgende ras hun geboorteweeën door.

Ik zou dit eraan kunnen toevoegen – hoewel ik hoop dat het uw denken niet in verwarring brengt: die wonderlijke cijfers, 4, 3, 2, gevolgd door één nul of twee of meer nullen, zijn sleutelgetallen in de natuur en ze worden berekend op basis van de zes, gewoonlijk het zestallig stelsel genoemd, of van de twaalf, wat twee keer zes is, in het twaalftallig stelsel; en daarom bestaan dezelfde yuga’s, maar met meer nullen toegevoegd, voor bollen en rassen, voor ketens zowel als voor bollen, enz.

De bloeitijd van een beschaving en de loop van een wortelras duurt dus van het begin tot het einde vier yuga’s; tijdens zijn kaliyuga en voor het begin daarvan beginnen de zaden van het nieuwe volgende ras te verschijnen en deze zaden zijn aan het begin van hun satyayuga. Terwijl de eeuwen en millennia langzaam voorbijgaan, gaat de scepter van de heerschappij en de macht, van vooruitgang en toenemende intelligentie en wijsheid, langzaam van het ene ras over naar het volgende; als het vorige ras zijn kaliyuga beëindigt, is het volgende ras dus al begonnen aan de bloei van zijn vredige tijd van vooruitgang, macht en beschaving.

Intussen, zelfs na het einde van kaliyuga van het vorige ras, blijven de min of meer gedegenereerde overblijfselen van het vorige ras bestaan, maar gaan steeds verder bergafwaarts; hoewel het aantal van die gedegenereerde nakomelingen in de loop van de eeuwen voortdurend kleiner wordt, blijven ze niettemin bestaan tot het volgende ras op zijn beurt zijn drie yuga’s heeft doorlopen en zijn vierde of kaliyuga begint.

Dit bedoelde ik toen ik zei dat een ras, hoewel het zijn loopbaan in het midden van het voorafgaande ras begint, na kaliyuga nog vrijwel eenzelfde tijdsduur voortleeft als daarvoor, maar in een toestand van degeneratie en met ouderdomsgebreken; de oude wateren vermengen zich geleidelijk met de nieuwe en frisse, omdat de verder gevorderde en betere ego’s van het voorafgaande ras beginnen te reïncarneren in de lichamen van het volgende of nieuwere ras.


Aspecten van de occulte filosofie, blz. 40-3

© 1999 Theosophical University Press Agency

Daal en Bergselaan 68, 2565 AG Den Haag