Licht uit het oosten
Betreft: Brief 59, blz. 377-380
Toen de oude stichters van uw wijsgerige scholen naar het oosten kwamen, om de traditionele kennis van onze voorgangers te verwerven, maakten zij geen aanspraken, behalve die ene, dat zij een oprechte en onzelfzuchtige honger naar de waarheid hadden. Als er nu zijn, die ernaar streven nieuwe scholen van wetenschap en filosofie te stichten, zullen zij op dezelfde manier kunnen slagen – indien de zoekers de elementen van succes in zich dragen.– De Mahatma Brieven, blz. 379
De verwijzing van de meesters naar westerlingen die naar het oosten gaan om waarheid te vinden, om te worden ingewijd, doelt niet op één bepaalde school of uitsluitend op één bijzondere school uit een bepaalde tijd. De werkelijke betekenis van de woorden van de meester is, denk ik, het volgende: Toen het vijfde wortelras zich begon te vestigen, streek het ene ras na het andere neer in de toen nieuwe landen die oprezen uit de Atlantische Oceaan en die wij in onze tijd Europa en Klein-Azië en delen van het Midden Oosten noemen. Toen deze landen bevolkt raakten bestond het heilige land, het land van inwijding en mysterie al; het was daarvoor al, zelfs in de tijd van Atlantis, bewoond door de grote loge. Het was toen, is vanaf die tijd en is ook nu nog het geestelijke, intellectuele en psychische centrum dat functioneert als de moederloge, waar zij die geschikt en gereed zijn naartoe reizen voor meer licht.
Ex oriente lux: Licht uit het oosten, doelt niet alleen op de opkomende zon of de huidige geografische landen van het oosten, maar op het feit dat het bij bepaalde mensen, door de eeuwen heen, als het ware intuïtief bekend was dat in Sambhala, laten we zeggen in een landstreek waar zich nu het tafelland van Tibet bevindt, sinds onheuglijke tijden de grootste school van wijzen van alle eeuwen bestond, van hen die wij nu mahatma’s van wijsheid en liefde en vrede noemen. Zij die naar meer licht verlangden reisden vanuit Atlantis naar dit centrum en keerden terug als neofieten om licht te brengen aan hun medemensen die daar gereed voor waren, of bleven in dit centrum om deel uit te maken van die wonderlijke groep gevorderde mensen die daar leefden en daar nu nog leven.
Sinds de Alpen uit de zee oprezen, waarschijnlijk in wat in H.P.B.’s tijd het Mioceen of zelfs het Eoceen werd genoemd, herbergden de sinds kort bewoonde landen van Europa dus hun bevolking van immigranten, afkomstig uit de verzinkende Atlantische gebieden, en deze, althans hun eigen ingewijde leiders, wisten waar zich het grootste occulte centrum op aarde bevond. Als iemand in deze Europese scholen een bepaald punt in zijn geestelijke en intellectuele en psychische ontwikkeling had bereikt, wat hem het recht gaf meer te ontvangen omdat hij er gereed voor was, trok hij als pelgrim naar het oosten, eerbiedig en in een sfeer van heiligheid. Sommigen van hen keerden naar hun eigen land terug om meer licht te geven aan de occulte centra daar. De grootsten onder hen bleven in het oosten en deden het aantal van de oudere broeders van de mensheid groeien.
Zo ging het door alle eeuwen heen tot in onze tijd. De Keltische volkeren met hun Druïden, de Scandinaviërs met hun occulte school, de Grieken en Romeinen, de Scythen en Sjamanen in Rusland en de wijzen uit wat nu de Hongaarse vlakten zijn en de bergen van de Karpaten, overal in de westelijke delen van Europa waren occulte centra die verbindingen hadden met de moederschool in het oosten – van hieruit werden door alle eeuwen heen neofieten uitgezonden. Deze neofieten bewezen dat ze gereed waren om te gaan. Zij werden in deze scholen in het westen erop voorbereid uit te zien naar dit grootse centrum in wat voor hen het land van de zonsopgang was, het land van de opgaande zon. Ex oriente lux. Licht uit het oosten. Zij werden erop voorbereid deze grootse plaats met eerbied te beschouwen; vanaf de kinderjaren, tijdens de jeugd en volwassenheid, misschien zelfs tot op hogere leeftijd, keken de volgelingen of discipelen van de westerse occulte scholen ernaar uit eens deze wonderlijke pelgrimstocht naar deze moeder te maken, deze geestelijke moeder van aardse kinderen. Het was door de eeuwen heen iets bijzonders. Het werd de oosterse neofieten voorgehouden als de grootste beloning die mogelijk was. Hun werd gezegd: ja, hier geven wij u licht tot een bepaald punt. Daarbuiten hebben we niet de macht u meer te geven. Maar er is meer te verkrijgen. Het moet met grote inspanning worden veroverd, door innerlijke kracht. Ga oostwaarts. En dat deden ze.
Zoals ik al zei, kwamen sommigen terug, zoals Pythagoras en Apollonius en anderen. Enkelen keerden niet terug; zij waren een stap omhooggegaan, te hoog als het ware om hun tijd te verspillen aan het kleinere werk in het westen. Hun werk was mondiaal geworden, voor de hele wereld, in plaats van voor één volk. En weet u, precies hetzelfde bestaat nu nog. Dezelfde hoge verwachting wordt de studerenden van nu voorgehouden. Dezelfde mogelijkheden bestaan voor hen ook vandaag. Maar het wonderlijke is dat niemand deze pelgrimstocht met succes kan ondernemen voor hij gereed is. Gelukkig hij die slaagt. Voor hem is er hemels licht. Hij mag omgaan met de godheden, de mensgoden op deze aarde. Voor hem is er onbegrensde kennis en voor hem, als grootste rijkdom van alle, is er het onschatbare voorrecht te mogen dienen, geleid door wijsheid en liefde de hele mensheid te dienen, ja al wat is, zonder onderscheid van ras, geloof, kaste, geslacht of kleur. Hoe verbazingwekkend!