Het Theosofisch Genootschap

Upaya kausalya: de leer van de geschikte middelen*

Harry B. Murphy en Karl Bendroth

*Vertaald uit: The Theosophical Forum, maart 1946, blz. 117-9.

Volgens Har Dayal is upaya kausalya ‘de belangrijkste van de vier aanvullende paramita’s’.1 Ze wordt omschreven als ‘vaardigheid en wijsheid bij het selecteren en het hanteren van middelen om anderen te overtuigen of om hen te helpen’.

Hoewel een wijs en meedogend ziener, een bodhisattva, de waarheid van de dingen rechtstreeks waarneemt, door directe ervaring, en de innerlijke geheimen van de natuur voor hem een open boek zijn, is hij niet in staat om zijn inzicht goed onder woorden te brengen. Zoals de Lankavatara Sutra zegt: ‘Woorden verschillen niet van hun betekenis en toch ook wel. . . . De tathagata’s onderwijzen niet een dharma die afhankelijk is van woorden. Iedereen die een leer onderwijst die afhankelijk is van letters en woorden is slechts een babbelaar, omdat de waarheid achter letters, woorden en boeken ligt.’2 Een wijze ziener kan niet een woordelijke uitspraak doen over de diepere werking van de natuur, die niet op een bepaalde manier de werkelijkheid zoals hij die ervaart geweld aandoet.

Naast het feit dat een bodhisattva, zelfs als hij dat zou willen, de echte waarheid over een metafysisch vraagstuk niet in woorden kan uitdrukken, is er ook de overweging dat een te dichte benadering van de waarheid voor veel van zijn toehoorders zelfs niet goed zou zijn. Zoals T.S. Eliot het uitdrukt, ‘de mensheid kan niet veel werkelijkheid verdragen’.3 Te veel van de waarheid kan voor discipelen een belemmering vormen op het pad en hen ontmoedigen. Veel van de dingen die de hogere wijsheid van een guru hen zou kunnen vertellen, zouden ze zelfs niet begrijpen.

Want ieder van hen moet alleen horen wat hij kan horen, wat hij kan begrijpen. En daarom krijgt niemand van ons van onze leraren ooit de waarheid te lezen of te horen – maar onze leraren geven ons, om daarmee ons voordeel te doen, een aangepaste of vereenvoudigde versie van de waarheid, die we kunnen verdragen en die we kunnen begrijpen. Door dat te doen, maken de leraren gebruik van upaya kausalya paramita (geschikte middelen om anderen te helpen). Ieder volk en ook elk tijdperk heeft zijn eigen kijk op de wereld,4 zijn eigen aard, zijn eigen graad en soort van begrip, zijn gewoonten en vooroordelen. Wanneer een wijze leraar als boodschapper van wijsheid bij een volk komt, dan probeert hij hen te voorzien van precies die upaya, die versie van de waarheid, die bij hun aard past. Deze upaya wordt voor die mensen dan een religie. Zo zijn de verschillende wereldreligies ontstaan, maar elk ervan is min of meer afgeweken van wat de oorspronkelijke stichter heeft onderwezen.

En zowel bij individuen als bij volkeren zien we dat het begrip van elk verschilt. Sommigen zijn geïnteresseerd in wetenschap. Anderen zijn van nature religieus. Sommigen geven de voorkeur aan filosofische helderheid en nauwkeurigheid; anderen zijn geneigd om dit als haarkloverij of sofisterij te beschouwen. Sommigen willen dat er wordt geprobeerd om de details van de processen in de natuur met woorden te verklaren; anderen willen leren mediteren en vinden dat men eerst de eigenaar van een tuin moet leren kennen, die daarna uitleg zal geven over de bloemen die erin groeien.5 Theosofie heeft geprobeerd om iets van waarde te verschaffen voor elk van die verschillende soorten toehoorders. Een waardevol aspect van het begrijpen van de upaya-leer is dat deze ons bevrijdt van elke bekrompen of sektarische neiging om te denken dat een bepaalde lering van de theosofie precies waar is zoals ze is verwoord, of dat ze het laatste woord van waarheid is. Hoe vaak hebben onze leraren ons niet aangemoedigd om ‘denkpatronen te doorbreken’!

Hier volgt een praktische toepassing van upaya paramita: als we iemand ontmoeten die belangstelling heeft voor theosofie, kunnen we meer moeite doen om ons in te leven in zijn manier om naar de dingen te kijken en te proberen om juist die aspecten van de leringen die het meest waardevol en zinvol voor hem zijn aan te reiken. Als hij naar ons luistert, heeft hij de neiging om een denkbeeld uit zijn eigen ‘denk- of ervaringswereld’ te koppelen aan de door ons naar voren gebrachte gedachten. Als we zelf zorgvuldig op zijn opmerkingen letten, kunnen we zien dat dit gebeurt. Het denkbeeld dat hij eraan koppelt, hangt af van zijn karakter.

Zodra we ons hiervan bewust worden, kunnen we deze gang van zaken waarnemen, zelfs in gewone ‘alledaagse’ gesprekken. En wij plakken op onze beurt onze eigen reeks gedachten aan de zienswijze van de luisteraar en nemen ten onrechte aan dat onze woorden voor hem hetzelfde betekenen als voor ons. Ons enthousiasme over de leringen en onze vreugde om ze uiteen te zetten is waarschijnlijk een van de grootste obstakels om de juiste woorden te vinden waardoor de luisteraar de leringen op dezelfde manier zal opvatten als wij. Dit zijn feiten die men in gedachten moet houden als men upaya probeert toe te passen.

Noten

  1. Dayal, Har, The Bodhisattva Doctrine in Buddhist Sanscrit Literature, Londen, Kegan Paul, Trench, Trübner, en Co., Ltd., blz. 248.
  2. Goddard, Dwight, A Buddhist Bible, 2de editie, 1938, blz. 310-1.
  3. ‘Burnt Norton’ in Four Quartets.
  4. Zie Spengler, Decline of the West, passim.
  5. Dit is een belangrijk thema in The Gospel of Sri Ramakrishna, Engelse vert. Swami Nikhilananda, New York, Ramakrishna-Vivekananda Center, 1942. Vgl. Mattheus 6:33: ‘Zoek liever eerst het koninkrijk van God en zijn gerechtigheid, dan zullen al die andere dingen je erbij gegeven worden.’

Andere artikelen over boeddhisme


Uit Impuls (Nieuwsbrief voor leden van het Theosofisch Genootschap), maart 2016, nr. 74.

© 2016 Theosophical University Press Agency