Het Theosofisch Genootschap

Het oorspronkelijke programma*

Grace F. Knoche

*Verslag van het bezoek aan Australië, 19 april - 17 mei 1977, blz. 47-52.

H.P. Blavatsky heeft zelf duidelijk te kennen gegeven dat ze was gezonden om een groep te vormen van ernstige mannen en vrouwen die bereid zouden zijn te proberen de geestelijke wetten te onderzoeken die het fysieke heelal beheersen. Zo begonnen ze in New York, oppervlakkig gezien een tamelijk alledaags begin. Maar er zijn nu precies honderd jaar voorbijgegaan sinds Isis ontsluierd in 1877 werd gepubliceerd; bedenk eens wat een machtige invloed deze eerste grote uitgave van haar heeft gehad op het denken en het algemene bewustzijn van onze wereld.

Als we een blik konden werpen op de onzichtbare annalen zouden we weten wat er in deze afgelopen honderd jaar is gebeurd met de gedachtezaden die zij wijd en zijd heeft uitgestrooid op de akker van menselijke harten en geesten, zaden die sindsdien overal zijn ontkiemd. Met het goede koren is ook het onkruid opgeschoten, het onkruid van zelfzucht en eigenbelang, dat diegenen hebben gezaaid die voor zichzelf vermogens wilden verwerven en een zekere mate van zelfverheerlijking. Het is altijd hetzelfde bij iedere nieuwe ‘openbaring’. Zo zien we een eeuw later het onkruid met het goede koren samen opgroeien. Als we dit nieuwe tijdperk ingaan zullen we ons onderscheidingsvermogen goed moeten gebruiken om het kaf van het koren te scheiden, en de groei van het graan te stimuleren terwijl we ons van het onkruid ontdoen.

H.P. Blavatsky gaf in 1886 een verklaring uit als antwoord aan twee leden die zich erg hadden geërgerd aan haar en kolonel Olcott, die de werkers-oprichters van de Society waren met William Q. Judge in New York (de andere veertien die oorspronkelijk waren betrokken bij de oprichting van de Society waren of gestorven of afgevallen, met uitzondering van generaal Abner Doubleday, een trouwe medestander tot aan zijn dood). Deze twee leden waren in het begin heel enthousiast, maar nu hadden ze van alles aan te merken op de moeder-organisatie en in het bijzonder op kolonel Olcott, die, naar ze zeiden, de zaken in Adyar niet behandelde zoals zij meenden dat dit moest gebeuren.

Het antwoord van HPB aan hen werd vele jaren later gepubliceerd door Jinarajadasa in een boekje The Original Programme of the Theosophical Society1 – haar eigen woorden. Het is een uitstekende titel omdat zij duidelijk maakt wat het oorspronkelijke programma van de Society was en ook nu nog is. Ze begint met deze jonge mensen eraan te herinneren dat ze in 1873 naar Amerika werd gezonden met het doel ‘een groep werkers op psychisch gebied te organiseren’. (Bedenk dat het woord ‘psychisch’ in die tijd vaak in zijn Griekse betekenis werd gebruikt – psyche, dat ‘ziel’ betekent, een onstoffelijk iets.) Twee jaar later ontving ze van haar leraar opdracht ‘de kern te vormen van een officiële organisatie’, waarvan de doeleinden, hoewel ze in het begin niet zó werden opgesteld, duidelijk de volgende waren:

    1. Universele broederschap;
    2. Door het lid mag geen onderscheid worden gemaakt tussen rassen, geloofsovertuigingen of maatschappelijke posities, maar elk lid moet worden beoordeeld en behandeld naar zijn persoonlijke verdienste;
    3. De studie van de filosofieën van het oosten – voornamelijk die van India; het publiek geleidelijk hiermee bekendmaken door verschillende werken waarin exoterische religies worden verklaard in het licht van esoterische leringen.

U ziet dat dit werk nog altijd doorgaat. Het is nog lang niet voltooid.

    1. Het materialisme en het theologisch dogmatisme moeten op alle mogelijke manieren worden tegengegaan door aan te tonen dat er aan de wetenschap onbekende occulte krachten in de natuur bestaan, en in de mens psychische en geestelijke krachten aanwezig zijn; tegelijkertijd moet worden getracht de inzichten van de spiritisten te verruimen. . . .

Dat was het programma in grote lijnen.

De stichters kregen niet te horen wat ze moesten doen, maar hun werd duidelijk gemaakt wat ze niet moesten doen, en vooral dat ze nooit mochten toestaan dat de TS een sekte zou worden, dogmatisch in denken en dogmatisch in handelen. Anders gesteld

De stichters moesten al hun invloed aanwenden om iedere vorm van zelfzucht tegen te gaan door aan te dringen op oprechte, broederlijke gevoelens onder de leden – op zijn minst naar buiten toe; door ondanks de grote verscheidenheid van geloofsovertuigingen te werken aan een geest van eenheid en harmonie; door te verwachten en te verlangen dat de leden naastenliefde en een grote wederzijdse verdraagzaamheid tonen voor elkaars tekortkomingen en dat ze elkaar helpen bij het onderzoek van de waarheden op elk terrein – moreel en fysiek – en zelfs in het dagelijks leven.

Dat is een geweldige uitdaging. Toch verwachtte HPB niet, en dat moeten wij evenmin doen, dat mensen die samenwerken volkomen vrij van zelfzucht zullen zijn. Maar het ideaal te hebben van een zo onzelfzuchtig mogelijke benadering is een grote stimulans voor het bewustzijn, een grote stimulans in de onderlinge verhoudingen. We moeten echter bewust ons best doen om een geest van eenheid en harmonie in onze wederzijdse betrekkingen te verwezenlijken. Geen samenwerkingsverband kan bestaan dat niet berust op enigerlei vorm van zelfopoffering, op het beginsel van geven en nemen, en op de erkenning, niet alleen van de goede eigenschappen in anderen, maar ook op het aanvaarden van menselijke zwakheden als een onderdeel van de groei.

Verder:

Ze moesten zich op zo krachtig mogelijke wijze verzetten tegen alles wat lijkt op dogmatisch geloof en fanatisme – geloof in de onfeilbaarheid van de meesters, of zelfs in het bestaan van onze onzichtbare leraren moest vanaf het begin worden tegengegaan.

Omstreeks 1886, elf jaar nadat HPB de Society had gesticht, was ze gaan beseffen wat een tragedie het was dat ze verschijnselen had teweeggebracht en aan enkele vertrouwelingen bepaalde ongewone krachttoeren had vertoond – wat ze had gedaan om te trachten te bewijzen dat er achter de fysieke een geestelijke wereld was.

Deze laatste aanhaling geeft naar mijn mening de grote kracht van de theosofie weer: dat er geen dogma is, geen geloof, geen leer die iemand moet aanvaarden voor hij als lid of als medestander actief aan dit werk kan deelnemen. Het enige vereiste, het enige dat wordt verlangd is dat hij het beginsel van universele broederschap duidelijk ervaart en uitdrukkelijk aanvaardt als van grote betekenis en een kracht in zijn denken en handelen. Als hij zich daarvan diep bewust is, is hij als lid welkom. Hij blijft misschien boeddhist, taoïst, zoroastriër, atheïst of wat ook. Dat doet er niet toe. Dit is belangrijk om te onthouden. Ze voegt eraan toe dat ‘tot de grootst mogelijke vrijheid van onderzoek, zonder door iemand of iets te worden belemmerd, moet worden aangespoord’. Dit is een prachtige gedachte: ‘de grootst mogelijke vrijheid van onderzoek’. U kunt begrijpen wat een breed forum men voor ogen had.

Een andere belangrijke passage had te maken met wat de moeder-organisatie in werkelijkheid was. HPB legt de nadruk erop dat de moeder-organisatie als organisatie nog altijd bestaat en zou blijven bestaan zolang zij en Olcott, en Judge in Amerika, en wie ook van de oorspronkelijke stichters, in leven waren. Maar, zegt ze, feitelijk betekent ‘de moeder-organisatie die kleine kern van theosofen die zich in storm en tegenslagen toegewijd aan het oorspronkelijke programma van de TS houden’. En dat zal nooit eindigen zolang er maar enkelen zijn die volkomen trouw blijven. Verderop zegt ze:

de TS kan als organisatie niet worden vernietigd. Noch de stichters noch hun critici zijn daartoe in staat; en vriend noch vijand kan dat te gronde richten wat gedoemd is te bestaan, ondanks alle blunders van haar leiders. Dat wat werd voortgebracht en gesticht door de ‘verheven meesters’ en onder hun gezag, zo niet in hun opdracht – MOET EN ZAL LEVEN. Ieder van ons zal daarin zijn of haar karma ontvangen, maar het voertuig van de theosofie zal onverwoestbaar blijven voortbestaan en niet door de hand van mens of duivel worden vernietigd.

De dynamische impuls die in 1875 via H.P. Blavatsky werd gegeven is nog steeds van grote invloed en neemt in dit kwart van de eeuw aan kracht toe. Toch zijn er mensen die vragen: Kwam HPB te vroeg? Is haar boodschap volbracht, en hebben we voor dit tijdperk iets geheel nieuws nodig? Ik ben persoonlijk van mening dat men nog niet is begonnen haar boodschap te beproeven door ze in praktijk te brengen, en dat in de volgende eeuw de gelegenheid zal komen de theosofie tot een bezielende kracht in het leven van de naties en van alle volkeren te maken. HPB heeft het zaad uitgeworpen en honderd jaar lang is de grond bewerkt door generaties van medestanders, theosofen en niet-theosofen. Als we de 21ste eeuw ingaan is er alle reden te geloven dat de waarheden die zij bracht vrucht zullen dragen in het hart van de komende generaties, die een nieuw type beschaving zouden kunnen voortbrengen.

Door de Chohan is gezegd dat de theosofische denkbeelden, of liever de Theosophical Society zelf werd gekozen als de hoeksteen van de religies en filosofieën van de toekomst. Of de theosofie over 2160 jaar als zodanig bekend zal zijn, weten we niet; misschien zal de theosofie dan zo gekristalliseerd en verstard zijn dat een volkomen nieuwe expressie, een totaal nieuwe presentatie of herbezieling van de oude waarheden noodzakelijk zal zijn. Hoelang de theosofie, zoals deze door HPB en haar leraren werd bekendgemaakt, haar zuiverheid, haar kracht en haar waardigheid zal behouden, zal deels afhangen van de volgende generaties, en misschien voor een nog groter deel van onszelf. Laten we niet vergeten dat zuiverheid van leer niet een begrip naar de letter betekent. Het vraagt innerlijk hartenlicht om de droesem van zelfzucht, van bekrompenheid van inzicht en van kwezelarij weg te branden. Alleen dan zullen we de zuiverheid van de leringen op een even natuurlijke manier doorgeven als dat de ene vlam de andere ontsteekt.

Naar mijn mening is er geen twijfel aan dat HPB op het juiste ogenblik kwam en een bezielende boodschap bracht voor de volgende grote Messiaanse cyclus van 2160 jaar. Zij was de boodschapper voor deze komende cyclus, en hoewel ze zelf meedeelde dat in dit laatste kwart van de 20ste eeuw een meester van wijsheid zou verschijnen of iemand zou zenden, staat het te bezien of het karma van de wereld dit heeft verdiend en of we hem, of de manier waarop de kracht werkzaam is, zullen herkennen. Ik ben ervan overtuigd dat de impuls van de Loge voor dit kwart van de eeuw in vele sectoren van het leven al reacties oproept. Als we ook maar enigszins wakker en oplettend zijn, zullen we de invloed ervan overal zien in veranderende leefwijzen en denkgewoonten en in de onderzoekingen die op verscheidene terreinen plaatsvinden.

We kunnen niet weten hoeveel mensen op verschillende gebieden in hun eigen vruchtbare bewustzijn in aanraking komen met nieuwe denkbeelden; ze komen voor de dag met opvattingen en met een nieuwe kijk op de dingen en het zou goed zijn als we daar aandacht aan schenken. Niet dat we overhaast iedere nieuwe ‘goeroe’ en iedere nieuwe ‘mahåtma’ moeten volgen. Daarvoor hebben we geen belangstelling. Onze zorg is met anderen de theosofische grondwaarheden te delen die de innerlijke kracht bezitten de mensheid te regenereren.

Noot

  1. TPH, 1974; ook in Blavatsky Collected Writings, 7:135-75.

Theosofie, het Theosofisch Genootschap, theosofen


Uit Impuls (Nieuwsbrief voor leden van het Theosofisch Genootschap), september 2002, nr. 21.

© 2002 Theosophical University Press Agency