Het Theosofisch Genootschap

Het één worden met de innerlijke god*

G. de Purucker

*Vertaald uit het boek Messages to Conventions, blz. 226-8.

Hoe kunnen we één worden met de innerlijke god anders dan door het te doen! Geen enkele leraar was in het verleden ooit in staat ons te vertellen hoe ieder van ons één kan worden met zijn eigen innerlijke godheid, behalve door te verwijzen naar bepaalde eeuwenoude en in feite onfeilbare voorschriften om dit te bereiken. Helaas accepteren de meesten van ons die voorschriften met ons denken, maar na een paar slappe en halfslachtige pogingen leggen we ze gewoonlijk naast ons neer, ongetwijfeld omdat het te moeilijk lijkt ze met succes te volgen. En toch is er geen andere weg.

Wat zijn deze voorschriften? Ik geef nu enkele ervan:

(1) Een verlangen om een betere man of vrouw te zijn in iedere betekenis van het woord – een verlangen dat door geen enkele ontmoediging uit ons hart kan worden verdrongen.

(2) Een vaste wil (die door niets kan worden gericht op andere vormen van activiteit) om dit verlangen om te zetten in een daadwerkelijk innerlijk streven opwaarts, tot stand gebracht door

(3) (a) een gevoel van één zijn met zijn medemensen, en in feite met alles wat leeft, zowel klein als groot; (b) een intens verlangen om altijd volkomen rechtvaardig en volkomen oprecht te zijn tegen onze medemensen, die we aldus liefhebben; (c) een pertinente weigering, die door niets aan het wankelen kan worden gebracht en waar geen enkele verleiding ons van kan afbrengen, om onszelf te bevoordelen ten koste van anderen.

(4) Nauwgezette en diepgaande intellectuele studie van de eeuwenoude leringen van theosofie waarin het heelal waarin wij leven wordt verklaard – een studie die naar de waarheid streeft ten koste van alles en boven al het andere, ongeacht onze privémeningen, vooroordelen of gevoelens; we moeten bereid zijn al deze laatstgenoemde te laten varen op elk ogenblik dat er een grootsere visie of een edeler waarheid ons doet inzien dat de meningen of gevoelens waar we eerder zoveel waarde aan hebben gehecht ontoereikend zijn.

(5) De eeuwenoude regel in praktijk brengen om te vergeven en te leren lief te hebben. Voor ons gewone mensen is dit, misschien meer nog dan iets anders, een geestelijke oefening van het grootste belang, want ze zuivert het denken, stimuleert het hart, maakt ons denken helder, en distilleert uit onze eigen innerlijke natuur het magische elixir van sympathie en mededogen, en maakt ons zó verwant aan de goden zelf.

(6) Een strikt en vreugdevol gehoor geven aan elke roep van de plicht, van welke aard ook; en onze plicht vervullen met een lied in het hart, dat misschien vorm krijgt in woorden op onze lippen, omdat we beseffen dat een plicht die edelmoedig wordt vervuld een edel werk is van een goed mens.

(7) Een diep besef van verbondenheid met het heelal en alles wat daarin leeft; een besef dat zo scherp is dat het een louter gevoel van één zijn met zijn medemensen overstijgt. Want het wordt niet alleen een geestelijke intuïtie maar ook een scherp intellectueel besef van onze geestelijke identiteit met het heelal, en daarom van onze volledige verbondenheid op alle gebieden van het zijn met de talrijke en veelsoortige menigten levens in de natuur, en meer in het bijzonder met onze medemensen, zodat hun belangen onze belangen worden, hun vreugden onze vreugden, hun vooruitgang onze vooruitgang, hun verdriet ons verdriet, en hun uitingen van nood van ons eisen dat we optreden om deze te verlichten zover het binnen ons vermogen ligt om dat op een juiste en wijze manier te doen.

Theosofie, het Theosofisch Genootschap, theosofen


Uit Impuls (Nieuwsbrief voor leden van het Theosofisch Genootschap), september 2002, nr. 21.

© 2002 Theosophical University Press Agency