Theosophical University Press Agency

pagina achteruit Inhoudsopgave pagina vooruit

4. Bijeenkomst 31 januari 1889

Lansdowne Road 17, Londen, W., voorzitter T.B. Harbottle.

Stanza 1 (vervolg)


Vr. In sloka 6 wordt gesproken over de ‘zeven heren’. Er kan gemakkelijk verwarring ontstaan over de juiste toepassing van deze woorden; wat is het verschil tussen dhyani-chohans, planeetgeesten, bouwers, en dhyani-boeddha’s?

Antw. Er zouden twee extra delen van De geheime leer nodig zijn om alle hiërarchieën te verklaren; daarom is veel van wat daarop betrekking heeft uit de stanza’s en de toelichtingen weggelaten. Ik zal echter proberen korte definities te geven. Dhyani-chohan is een algemene term voor alle deva’s of hemelse wezens. Een planeetgeest is een bestuurder van een planeet, een soort eindige of persoonlijke god. Maar er is een duidelijk verschil tussen de bestuurders van de heilige planeten en de bestuurders van een kleine ‘keten’ van werelden, zoals de onze. Er is geen bezwaar tegen om te zeggen dat de aarde niettemin zes onzichtbare metgezellen heeft en vier verschillende gebieden, zoals elke andere planeet, want het verschil tussen die gebieden is op veel punten essentieel. Wat men ook zegt, onze aarde werd nooit tot de zeven heilige planeten van de Oudheid gerekend, hoewel ze in de exoterische volksastrologie een plaatsvervanger was voor een geheime planeet die nu voor de astronomie verloren is, maar die aan ingewijde specialisten goed bekend is. De zon of de maan horen evenmin daarbij, hoewel ze in de hedendaagse astrologie een rol spelen; want de zon is een centrale ster en de maan een dode planeet.

Vr. Werd geen van de zes bollen van de ‘aard’keten tot de heilige planeten gerekend?

Antw. Geen enkele. Alle heilige planeten bevinden zich op ons gebied en sommige ervan zijn pas later ontdekt.

Vr. Kunt u ons iets vertellen over de planeten waarvoor de zon en de maan plaatsvervangers zijn?

Antw. Dit is geen geheim, hoewel onze astrologen nu niets over deze planeten weten. Eén ervan is een intramercuriale planeet, die men meent te hebben ontdekt en die men op de zaken vooruitlopend al de naam Vulcanus heeft gegeven, en de andere planeet heeft een retrograde beweging en is soms zichtbaar op een bepaald tijdstip van de nacht, schijnbaar in de buurt van de maan. De occulte invloed van die planeet wordt overgebracht door de maan.

Vr. Waardoor zijn die planeten heilig of geheim?

Antw. Voor zover ik weet door hun occulte invloeden.

Vr. Behoren de planeetgeesten van de zeven heilige planeten dan tot een andere hiërarchie dan die van de aarde?

Antw. Kennelijk; omdat de geest van de aarde geen bijzonder hoge rang heeft. U moet bedenken dat de planeetgeest niets te maken heeft met de spirituele mens, maar met stoffelijke zaken en kosmische wezens. De goden en bestuurders van onze aarde zijn kosmische bestuurders; dat wil zeggen dat ze de kosmische stof vorm geven en modelleren, en daarom werden ze kosmokratores genoemd. Ze houden zich niet bezig met de geest; de dhyani-boeddha’s, die tot een geheel andere hiërarchie behoren, houden zich vooral met de geest bezig.

Vr. Deze zeven planeetgeesten hebben dus eigenlijk niets te maken met de aarde, behalve dan incidenteel?

Antw. Integendeel, de ‘planeetgeesten’ – en dat zijn niet de dhyani-boeddha’s – hebben alles te maken met de aarde, zowel fysiek als moreel. Ze heersen over de bestemming van de aarde en het lot van de mensen. Ze zijn karmische middelaars.

Vr. Houden ze verband met het vijfde beginsel – het hoger manas?

Antw. Nee; ze hebben niets te maken met de drie hogere beginselen, maar wel met het vierde. Kort samengevat: de term ‘dhyani-chohan’ is een algemene naam voor alle hemelse wezens. De ‘dhyani-boeddha’s’ zijn betrokken bij de hogere triade van de mens, op een mysterieuze manier die hier niet verder uitgelegd hoeft te worden. De ‘bouwers’ zijn een groep die, zoals ik al zei, kosmokratores worden genoemd, of de onzichtbare maar intelligente metselaars, die de stof vorm geven volgens het ideële plan dat voor hen klaar ligt in dat wat wij de goddelijke en kosmische ideatie noemen. Door de vrijmetselaars van vroeger werden ze gezamenlijk de ‘opperbouwmeester van het heelal’ genoemd, maar tegenwoordig maken vrijmetselaars van hun ‘opperbouwmeester van het heelal’ een persoonlijke en enige godheid.

Vr. Zijn ze niet ook planeetgeesten?

Antw. In zekere zin – zoals de aarde ook een planeet is – maar van een lagere rangorde.

Vr. Handelen ze onder leiding van de planeetgeest van de aarde?

Antw. Ik zei zojuist al dat ze zelf gezamenlijk die geest vormen. Ik hoop dat u begrijpt dat ze geen entiteit zijn, een soort persoonlijke god, maar natuurkrachten die werken volgens één onveranderlijke wet; het heeft voor ons geen zin over de aard daarvan te speculeren.

Vr. Maar zijn er niet bouwers van heelallen en bouwers van stelsels, zoals er ook bouwers van onze aarde zijn?

Antw. Ja, die bestaan.

Vr. Dan zijn de aardse bouwers een planeet‘geest’, zoals de anderen, maar van een lagere soort?

Antw. Dat zou ik zeker zeggen.

Vr. Zijn ze lager in verhouding tot de omvang van de planeet, of zijn ze kwalitatief lager?

Antw. Het laatste, zo wordt ons geleerd. Ziet u, in de oudheid kende men niet onze huidige en vooral theologische verwaandheid, die onze kleine kluit modder zover boven de ons bekende planeten of sterren verheft. Wanneer de esoterische filosofie ons bijvoorbeeld leert dat de ‘geest’ (als collectief gezien) van Jupiter ver boven de geest van de aarde staat, dan is dat niet omdat Jupiter zoveel keer groter is dan onze aarde, maar omdat haar substantie en structuur zoveel fijner en verhevener zijn dan die van de aarde. En naar verhouding van deze eigenschap weerspiegelen en volgen de hiërarchieën van de respectieve ‘planeetbouwers’ de ideaties die voor hen zijn geschetst in het universele bewustzijn, de ware opperbouwmeester van het heelal.

Vr. Is dat de ziel van de wereld, of de ‘anima mundi’?

Antw. Noem het zo, als u wilt. Het is de tegenhanger van deze hiërarchieën, die er de differentiaties van zijn. De ene onpersoonlijke opperbouwmeester van het heelal is mahat, het universele denkvermogen. En mahat is een symbool, een abstractie, een aspect dat in de alles-materialiserende opvatting van de mens de vage vorm van een wezen heeft aangenomen.

Vr. Wat is het werkelijke verschil tussen de dhyani-boeddha’s in de orthodoxe en in de esoterische opvatting?

Antw. Filosofisch gezien is er een groot verschil. Ze worden – als hogere deva’s – door de boeddhisten bodhisattva’s genoemd. Exoterisch zijn er vijf, maar in de esoterische scholen zijn er zeven, en ze zijn geen enkelvoudige entiteiten, maar hiërarchieën.

In De geheime leer wordt gezegd dat er vijf boeddha’s zijn verschenen en dat er nog twee zullen komen in het zesde en het zevende ras. Exoterisch staat Vajrasattva boven hen, de ‘hoogste intelligentie’, of ‘hoogste boeddha’, maar Vajradhara staat nog hoger, zoals parabrahman hoger staat dan Brahma of mahat. De exoterische en de occulte betekenis van de dhyani-boeddha’s zijn daarom totaal verschillend. Exoterisch is elk van hen een drie-eenheid, drie-in-één, en alle drie manifesteren zich tegelijk in drie werelden – als een menselijke boeddha op aarde, als een dhyani-boeddha in de wereld van de astrale vormen, en als een arupa, of vormloze, boeddha in het hoogste nirvanische rijk. Zo is voor een menselijke boeddha, een incarnatie van een van deze dhyani’s, het verblijf op aarde beperkt tot een tijd die varieert van zeven tot zevenduizend jaar in verschillende lichamen, omdat ze als mensen onderworpen zijn aan normale omstandigheden, ongevallen en dood.

In de esoterische filosofie betekent dit echter dat tot nu toe slechts vijf van de ‘zeven dhyani-boeddha’s’ – of beter gezegd de zeven hiërarchieën van deze dhyani’s, die volgens de boeddhistische mystiek identiek zijn met de hogere incarnerende intelligenties, of de kumara’s van de hindoes – op aarde zijn verschenen in een regelmatige opeenvolging van incarnaties, en dat de laatste twee nog moeten komen in het zesde en zevende wortelras. Ook dit is half-, zo niet geheel, allegorisch. De zesde en de zevende hiërarchie zijn namelijk al met de andere hiërarchieën op deze aarde geïncarneerd. Maar omdat ze al bijna vanaf het begin van het vierde wortelras het zogenaamde ‘boeddhaschap’ hadden bereikt, zegt men dat ze sindsdien in bewuste gelukzaligheid en vrijheid verblijven tot het begin van de zevende ronde, wanneer ze de mensheid als een nieuw ras van boeddha’s zullen leiden. Deze dhyani’s zijn alleen met de mensheid verbonden, en strikt gesproken alleen met de hoogste ‘beginselen’ van de mens.

Vr. Gaan de dhyani-boeddha’s en de planeetgeesten, die de bollen leiden, in pralaya als hun planeten in die toestand overgaan?

Antw. Pas aan het einde van de zevende ronde, niet tussen twee ronden, want ze moeten tijdens die kleine pralaya’s toezicht houden op de werking van de wetten. Meer details hierover staan in het derde deel van De geheime leer. Maar al deze verschillen betreffen slechts hun functies, want ze zijn allemaal aspecten van een en dezelfde essentie.

Vr. Waakt de hiërarchie van de dhyani’s, die als taak hebben te waken over een ronde tijdens haar periode van activiteit, over de hele reeks bollen of alleen over een specifieke bol?

Antw. Er zijn incarnerende dhyani’s en dhyani’s die de wacht houden. Over de functies van eerstgenoemden heb ik zojuist gesproken; laatstgenoemden verschijnen om hun werk als volgt te doen. Elke klasse of hiërarchie komt overeen met een van de ronden, de eerste en laagste hiërarchie met de eerste en minst ontwikkelde ronde, de tweede met de tweede, enz., tot de zevende ronde wordt bereikt, die onder supervisie staat van de hoogste hiërarchie van de zeven dhyani’s. Ze zullen als laatsten op aarde verschijnen, evenals enkele van de planeetgeesten, want alle mensen zullen dan bodhisattva’s zijn geworden, hun eigen ‘zonen’, namelijk de ‘zonen’ van hun eigen geest en essentie, ofwel – zichzelf.

Er bestaat dus alleen een verschil in functie tussen de dhyani’s en de planeetgeesten. De ene groep is geheel goddelijk, de andere siderisch. Alleen de eersten worden aupapaduka, ouderloos, genoemd, omdat ze rechtstreeks zijn uitgestraald uit datgene wat noch vader noch moeder is, maar de ongemanifesteerde logos. Ze zijn in feite het spirituele aspect van de zeven logoi; en de planeetgeesten zijn in hun totaliteit als de zeven sefiroth (de drie hogere zijn bovenkosmische abstracties en zijn in de kabbala sluiers), en vormen de hemelse mens, of Adam-Kadmon; dhyani is in het boeddhisme een algemene term, een afkorting voor alle goden. Maar men moet steeds bedenken dat ze, hoewel ze ‘goden’ zijn, toch niet moeten worden aanbeden.

Vr. Waarom niet, als ze goden zijn?

Antw. Omdat de oosterse filosofie het denkbeeld van een persoonlijke en buitenkosmische godheid verwerpt. Tot hen die dit atheïsme noemen, zou ik het volgende zeggen. Het is onlogisch om één zo’n god te vereren, want in de Bijbel staat: ‘gelijk er vele goden en vele heren zijn’. Als we willen vereren, moeten we dus kiezen: óf we vereren veel goden, waarvan geen enkele beter of minder is dan een andere, dus polytheïsme en afgodendienst, óf we kiezen zoals de Israëlieten een stamgod of een volksgod en – terwijl we geloven in het bestaan van veel goden – negeren en verachten we de andere goden en beschouwen onze eigen god als de hoogste, de ‘god der goden’. Maar dat is logisch niet verdedigbaar, want zo’n god kan noch oneindig noch absoluut zijn, hij moet eindig zijn, d.w.z. door ruimte en tijd beperkt en aan voorwaarden gebonden. Bij de pralaya verdwijnt de stamgod, evenals Brahma en alle andere deva’s, en de goden gaan op in het absolute. Daarom vereren occultisten hen niet en richten geen gebeden tot hen, want als we dat zouden doen, zouden we óf veel goden moeten aanbidden, óf moeten bidden tot het absolute, dat geen oren kan hebben om ons te horen, want het heeft geen eigenschappen.

Wie verschillende goden aanbidt, zelfs al zijn het er vele, doet noodzakelijkerwijs alle andere goden tekort; hoe ver zijn aanbidding ook reikt, het is eenvoudig niet mogelijk om elk afzonderlijk te vereren; en als hij in zijn onwetendheid één specifieke god zou uitkiezen, dan zou hij misschien niet de volmaaktste kiezen. Hij zou er dus goed aan doen te bedenken dat ieder mens een god in zich heeft, een rechtstreekse straal van het absolute, de hemelse straal van het Ene; dat hij zijn ‘god’ binnenin zich heeft, en niet buiten zichzelf.

Vr. Is er een of andere naam die van toepassing is op de planetaire hiërarchie of planeetgeest die over de hele evolutie van onze eigen bol waakt, bijvoorbeeld Brahma?

Antw. Nee, afgezien van de algemene naam, want ze is zevenvoudig en een hiërarchie; tenzij we haar, zoals sommige kabbalisten, ‘de geest van de aarde’ noemen.

Vr. Het is erg moeilijk om al die eindeloze hiërarchieën van goden te onthouden.

Antw. Niet moeilijker dan het voor een scheikundige is om de eindeloze reeks symbolen van de scheikunde te onthouden, als hij een specialist is. Er zijn echter alleen al in India meer dan 300 miljoen goden en godinnen. De manu’s en rishi’s zijn ook planeetgoden, want er wordt gezegd dat ze verschenen bij het begin van de mensenrassen om over hun evolutie te waken, en dat ze vervolgens zijn geïncarneerd en op aarde neergedaald om de mensheid te onderrichten. Verder zijn er de saptarshis, de ‘zeven rishi’s’, waarvan exoterisch wordt gezegd dat ze in het sterrenbeeld de Grote Beer verblijven. Ook zij zijn planeetgoden.

Vr. Staan ze hoger dan Brahma?

Antw. Dat hangt ervan af in welk licht men Brahma beschouwt. In de esoterische filosofie is hij de synthese van de zeven logoi. In de exoterische theologie is hij voor de Vaishnava’s een aspect van Vishnu, voor anderen is hij weer iets anders, zoals in de trimurti, de drie-eenheid van de hindoes, waar hij de hoogste schepper is, terwijl Vishnu de instandhouder is en Siva de vernietiger. In de kabbala is hij ongetwijfeld Adam-Kadmon – de ‘mannelijk-vrouwelijke’ mens uit het eerste hoofdstuk van Genesis. De manu’s komen namelijk voort uit Brahma zoals de sefiroth voortkomen uit Adam-Kadmon, en ook zij zijn zeven en tien, al naar de omstandigheden dat vereisen.

Maar we kunnen nu beter overgaan tot een volgende sloka van de stanza’s waarover u uitleg verlangt.


Sloka 9. Maar waar was de dangma toen de alaya van het heelal (de ziel als basis van alles, anima mundi) in paramartha (absoluut zijn en bewustzijn, die het absolute niet-zijn en onbewustzijn zijn) was, en het grote wiel aupapaduka was?

Vr. Betekent ‘alaya’ dat wat nooit gemanifesteerd en weer opgelost wordt, en wordt dat afgeleid van ‘a’, het ontkennende voorvoegsel, en ‘laya’?

Antw. Als dat etymologisch het geval is – ik ben beslist niet in staat daar antwoord op te geven – dan zou dat het tegenovergestelde betekenen, want laya is juist datgene wat niet is gemanifesteerd; het zou daarom betekenen dat wat niet ongemanifesteerd is. Wat de etymologische vivisectie van dit woord ook is, het is gewoon de ‘ziel van de wereld’, anima mundi. Dit blijkt uit de bewoording van de sloka, die zegt dat alaya in paramartha is – d.w.z. in absoluut niet-zijn en onbewustzijn, terwijl het tegelijk absolute volmaaktheid of absoluutheid zelf is. Dit woord vormt echter het twistpunt tussen de Yogachara en de Madhyamika scholen van het noordelijk boeddhisme. De scholastiek van laatstgenoemde maakt van paramartha(satya) iets wat afhankelijk is van – en daarom betrekkelijk is ten opzichte van – andere dingen, en daarmee doet ze de hele metafysische filosofie van het woord absoluutheid teniet. De andere school ontkent terecht deze interpretatie.

Vr. Geeft de esoterische filosofie niet dezelfde leringen als de Yogachara school?

Antw. Niet precies. Maar laten we verdergaan.


Stanza 2

Sloka 1. . . . Waar waren de bouwers, de lichtende zonen van de dageraad van het manvantara? . . . In de onbekende duisternis in hun ah-hi (chohanisch, dhyani-boeddhisch) parinishpanna. De voortbrengers van vorm (rupa) uit niet-vorm (arupa) – de wortel van de wereld – de devamatri en svabhavat, rustten in de gelukzaligheid van niet-zijn.

Vr. Zijn ‘de lichtende zonen van de dageraad van het manvantara’ vervolmaakte menselijke geesten uit het vorige manvantara, of zijn ze op weg om mens te worden in dit of een volgend manvantara?

Antw. In dit geval, namelijk dat van een mahamanvantara na een mahapralaya, geldt het laatste. Ze zijn de zeven oerstralen waaruit op hun beurt alle andere lichtende en niet-lichtende levens zullen emaneren, of dit nu aartsengelen, duivels, mensen, of apen zijn. Sommigen zijn mensen geweest en sommigen zullen dat pas nu worden. Pas na de differentiatie van de zeven stralen en nadat de zeven natuurkrachten er vat op hebben gekregen en op ze hebben ingewerkt, worden ze hoekstenen of verworpen stukken klei. Alles is daarom in deze zeven stralen, maar het is in dit stadium onmogelijk om uw vraag te beantwoorden, omdat ze nog niet gedifferentieerd en geïndividualiseerd zijn.

Vr. In de volgende passage staat:

De ‘bouwers’, de ‘zonen van de dageraad van het manvantara’, zijn de werkelijke scheppers van het heelal; en in deze leer, die alleen betrekking heeft op ons planetenstelsel, worden ze, als de architecten daarvan, ook de ‘wachters’ van de zeven sferen genoemd. Exoterisch zijn deze de zeven planeten, en esoterisch ook de zeven werelden (planeten) van onze keten.1

1. De geheime leer, 1:84.

Wordt hier met planetenstelsel het zonnestelsel bedoeld of de keten waartoe onze aarde behoort?

Antw. De bouwers zijn degenen die de dingen bouwen en er vorm aan geven. De term is zowel van toepassing op de bouwers van het heelal als op de kleine bollen zoals die van onze keten. Met planetenstelsel wordt alleen ons zonnestelsel bedoeld.


Sloka 2. . . . Waar was de stilte? Waar waren de oren om deze gewaar te worden? Nee, er was noch stilte noch geluid.

Vr. Wat de volgende passage betreft:

De opvatting dat dingen kunnen ophouden te bestaan en toch nog zijn, is een basisgedachte in de oosterse psychologie. Onder deze schijnbare tegenspraak schuilt een natuurfeit, en om dit met ons verstand te beseffen is belangrijker dan over woorden te twisten. Scheikundige verbindingen leveren een bekend voorbeeld van zo’n paradox. De vraag of waterstof en zuurstof ophouden te bestaan als ze zich tot water verbinden, staat nog open.1

1. De geheime leer, 1:85.

Zou het juist zijn te zeggen dat wat we waarnemen een ander ‘element’ van dezelfde substantie is? Wanneer een substantie bijvoorbeeld in een gasvormige toestand is, zouden we dan kunnen zeggen dat het element lucht wordt waargenomen, en dat wanneer zuurstof en waterstof zich tot water verbinden, ze verschijnen in de gedaante van het element water, en wanneer het in vaste vorm (ijs) is, nemen we dan het element aarde waar?

Antw. De onwetenden beoordelen al deze dingen naar hun uiterlijke verschijning en niet naar wat ze werkelijk zijn. Op deze aarde is water natuurlijk een element dat volkomen verschilt van elk ander element, waarbij we deze laatste term gebruiken in de betekenis van verschillende manifestaties van dat ene element. De basiselementen – aarde, water, lucht, en vuur – omvatten als toestanden van differentiatie veel meer. Daardoor wordt in het occultisme transsubstantiatie mogelijk, omdat men inziet dat niets wat bestaat in werkelijkheid is wat het schijnt te zijn.

Vr. Maar zuurstof, die gewoonlijk in gasvormige toestand voorkomt, kan vloeibaar worden gemaakt en zelfs vast. Als zuurstof in gasvormige toestand verkeert, wordt dan het occulte element lucht waargenomen, en als het vloeibaar is het element water, en indien vast het element aarde?

Antw. Zeker: we hebben in de eerste plaats het element vuur, niet het gewone vuur, maar het vuur van de middeleeuwse rozenkruisers, de ene vlam, het levensvuur. Op het gebied van differentiatie vormt dit de verschillende aspecten van vuur. Het occultisme lost de puzzel of zuurstof en waterstof ophouden te bestaan wanneer ze zich tot water verbinden gemakkelijk op. Niets in het heelal kan daaruit verdwijnen. Die twee gassen zijn dus wanneer ze de verbinding water hebben gevormd tijdelijk verborgen, maar ze hebben niet opgehouden te zijn. Als ze namelijk zouden zijn vernietigd, zou de wetenschap door het water weer te ontleden in zuurstof en waterstof, iets uit niets hebben geschapen, en zou dan geen conflict met de theologie hebben. Daarom is water alleen op dit gebied een element, als we het zo willen noemen. Op dezelfde manier kunnen zuurstof en waterstof worden gesplitst in meer subtiele elementen, die alle een differentiatie zijn van één element of universele essentie.

Vr. Dan zijn alle substanties op het fysieke gebied in feite verschillende correlaties of verbindingen van deze basiselementen, en bestaan uiteindelijk uit één element?

Antw. Zeker. In het occultisme is het altijd het beste om van het algemene naar het bijzondere te redeneren.

Vr. De basisgedachte van het occultisme is blijkbaar dat er in ieder mens een latent vermogen schuilt dat hem ware kennis kan schenken, een vermogen om de waarheid waar te nemen, dat hem in staat stelt om uit de eerste hand met universele beginselen te werken, als hij strikt logisch redeneert en de feiten onder ogen ziet. Zo kunnen we van het algemene naar het bijzondere redeneren door dit innerlijke spirituele vermogen in ieder mens.

Antw. Inderdaad: dit vermogen hebben we allemaal, maar wordt door onze onderwijsmethoden verlamd, en vooral door de methoden van Aristoteles en Bacon. De hypothese viert nu hoogtij.

Vr. Het is boeiend om Schopenhauer en Hartmann te lezen en op te merken hoe ze, stap voor stap, en door strikte logica en zuiver redeneren, tot dezelfde basisgedachten kwamen die eeuwen tevoren in India waren aangenomen, vooral door het Vedanta-stelsel. Men kan hier echter tegenin brengen dat ze daarvoor de inductieve methode hebben gebruikt. Maar dit gold in ieder geval niet voor Schopenhauer. Hij erkent zelf dat het denkbeeld bij hem opkwam als een flits; nadat hij zo zijn basisgedachte had verkregen, ging hij aan het werk om zijn feiten te ordenen, zodat de lezer gaat denken dat wat in feite een intuïtieve gedachte was, een logische gevolgtrekking uit de feiten is.

Antw. Dit geldt niet alleen voor de filosofie van Schopenhauer, maar ook voor alle grote ontdekkingen van deze tijd. Hoe ontdekte bijvoorbeeld Newton de wet van de zwaartekracht? Kwam dit niet eenvoudig door het vallen van een appel, en niet door een uitgebreide reeks experimenten? De tijd zal komen dat de methode van Plato niet meer zo volledig wordt genegeerd, en de mensen verheugd de onderwijsmethoden zullen begroeten die hen in staat zullen stellen dit spirituele vermogen te ontwikkelen.


Een toelichting op De Geheime Leer, blz. 44-54

© 2022 Theosophical University Press Agency
Daal en Bergselaan 68, 2565 AG Den Haag