Theosophical University Press Agency

pagina achteruit Inhoudsopgave pagina vooruit

Fragment 1

De stem van de stilte

Deze voorschriften zijn voor hen die zich niet bewust zijn van de gevaren van de lagere IDDHI1.

Hij die de stem van nada2, het ‘geluidloze geluid’, zou willen horen en begrijpen, moet de aard van dharana3 leren kennen.

Onverschillig geworden voor objecten van waarneming, moet de leerling de raja van de zintuigen proberen op te sporen, de voortbrenger van gedachten, hij die illusie opwekt.

Het denken is de grote vernietiger van het werkelijke.

Laat de discipel de vernietiger vernietigen.

Want:–

Als zijn vorm hem onwerkelijk voorkomt, zoals bij het ontwaken alle vormen die hij in dromen ziet;

Als hij heeft opgehouden het vele te horen, kan hij het ENE onderscheiden – de innerlijke klank die de uiterlijke doodt.

Alleen dan en niet eerder zal hij het gebied van asat, het bedrieglijke, verlaten om te komen naar het rijk van sat, het ware.

Voordat de ziel kan zien, moet de innerlijke harmonie worden bereikt, en moeten onze aardse ogen blind worden voor alle illusie.

Voordat de ziel kan horen, moet het beeld (de mens) even doof worden voor lawaai als voor gefluister, voor het getrompetter van olifanten als voor het zilveren gegons van de gouden vuurvlieg.

Voordat de ziel iets kan doorgronden en zich iets zou kunnen herinneren, moet ze één worden met de stille spreker, zoals de vorm waarnaar de klei wordt gemodelleerd eerst één is geworden met het denken van de pottenbakker.
Want dan zal de ziel horen en zich herinneren.

En dan zal tot het innerlijke oor spreken –

DE STEM VAN DE STILTE,

en zeggen:–

Als uw ziel glimlacht, terwijl ze zich baadt in het zonlicht van uw leven; als uw ziel zingt binnen haar cocon van vlees en stof; als uw ziel tranen stort binnen haar burcht van illusie; als uw ziel worstelt om de zilveren draad te verbreken die haar aan de MEESTER4 bindt; weet dan, discipel, dat uw ziel van de aarde is.

Als uw ontluikende ziel5 het oor leent aan de onrust van de wereld; als uw ziel gevoelig is voor de luidruchtige stem van de grote illusie6; als uw ziel, verschrikt bij het zien van hete tranen van leed of verdoofd door angstkreten, zich als een schuwe schildpad terugtrekt in het schild van haar EIGEN IK, leer dan, discipel, dat uw ziel een onwaardige tempel is voor haar stille ‘God’.

Wanneer uw ziel sterker wordt en uit haar veilige schuilplaats tevoorschijn komt, zich losmaakt van haar beschermende heiligdom, haar zilveren draad ontrolt en vooruitsnelt; als ze haar beeld op de golven van de ruimte ontwaart, en fluistert: ‘Dit ben ik’, – weet dan, discipel, dat uw ziel gevangen is in het web van illusie7.

Deze aarde, discipel, is de Hal van Verdriet, waarin langs het pad van ijzingwekkende beproevingen vallen zijn gezet opdat uw EGO verstrikt raakt in de illusie die de ‘grote ketterij’8 wordt genoemd.

Deze aarde, onwetende discipel, is slechts de sombere ingang die leidt naar de schemering die aan de vallei van het ware licht voorafgaat – dat licht dat door geen wind kan worden uitgedoofd, dat licht dat zonder pit of olie brandt.

De Grote Wet zegt: ‘Om de kenner van het ALZELF9 te worden, moet u eerst de kenner van het zelf zijn’. Om kennis van dat zelf te bereiken, moet u het zelf aan het niet-zelf opofferen, het zijn aan het niet-zijn, en dan kunt u tussen de vleugels van de GROTE VOGEL rusten. Ja, zoet is de rust tussen de vleugels van dat wat niet geboren is, noch sterft, maar het AUM10 is in alle eeuwigheid11.

Bestijg de Vogel van het Leven, als u kennis wilt verwerven.12

Geef uw leven op, als u wilt leven.13

Drie hallen, vermoeide pelgrim, voeren naar het einde van uw zwoegen. Drie hallen, overwinnaar van Mara, zullen u door drie toestanden14 brengen naar de vierde15 en van daaruit naar de zeven werelden16, de werelden van eeuwige rust.

Als u hun namen wilt weten, luister dan en onthoud.

De naam van de eerste hal is ONWETENDHEID – avidya.

Het is de hal waarin u het levenslicht aanschouwde, waarin u leeft en zult sterven.17

De naam van de tweede hal is de Hal van Lering*. Daarin zal uw ziel de bloesems van het leven vinden, maar onder iedere bloem een opgerolde slang.18

*De hal waarin men gedurende een proeftijd leert.

De naam van de derde hal is Wijsheid, waarachter zich de oeverloze wateren van AKSHARA uitstrekken, de onvernietigbare bron van alwetendheid.19

Als u de eerste hal veilig wilt doorkomen, laat dan niet uw denken de vuren van begeerte, die daar branden, aanzien voor het zonlicht van het leven.

Als u de tweede veilig wilt doorkomen, houd dan niet stil om de geur van haar bedwelmende bloesems op te snuiven. Als u van de karmische ketenen bevrijd wilt zijn, zoek uw goeroe dan niet in die mayavische gebieden.

De WIJZEN houden zich niet op in de lusthoven van de zintuigen.

De WIJZEN besteden geen aandacht aan de zoetklinkende stemmen van illusie.

Zoek hem die u tot leven zal wekken20 in de Hal van Wijsheid, de hal die daar voorbij ligt, waarin alle schaduwen onbekend zijn, en waar het licht van waarheid met onverminderde glorie schijnt.

Dat wat ongeschapen is, discipel, woont in u, zoals het in die hal woont. Als u het wilt bereiken en de twee één laten worden, dan moet u zich van uw donkere gewaden van illusie ontdoen. Breng de stem van het vlees tot zwijgen, sta niet toe dat een beeld van de zintuigen zich tussen het licht van het ongeschapene en uw licht plaatst, opdat de twee kunnen samensmelten. En heeft u uw eigen ajñana21 leren inzien, vlucht dan uit de Hal van Lering. Deze hal is gevaarlijk in haar verraderlijke schoonheid, en is alleen nodig om u te beproeven. Pas op, lanoe, dat uw ziel, verblind door een glans van illusie, er niet blijft hangen en gevangen raakt in het bedrieglijke licht ervan.

Dit licht straalt uit van de edelsteen van de grote misleider (Mara)22. Deze betovert de zintuigen, verblindt het denken, en maakt de onvoorzichtige tot een verlaten wrak.

De nachtvlinder aangetrokken door de verblindende gloed van uw lamp is gedoemd in de stroperige olie om te komen. De onoplettende ziel die nalaat met de spottende demon van illusie te worstelen, zal naar de aarde terugkeren als slaaf van Mara.

Kijk naar de menigten zielen. Zie hoe ze blijven rondzwerven boven de stormachtige zee van het menselijk leven, en hoe ze uitgeput, bloedend, met gebroken vleugels, de een na de ander neervallen op de aanzwellende golven. Heen en weer geslingerd door de woeste wind, voortgejaagd door de storm, worden ze gedreven naar de draaikolken en verdwijnen in de eerste grote maalstroom.

Als u door de Hal van Wijsheid het Dal van Gelukzaligheid wilt bereiken, discipel, sluit dan uw zintuigen goed af voor de grote rampzalige ketterij van afgescheidenheid die u van anderen vervreemdt.

Duld niet dat uw ‘hemeltelg’, gedompeld in de zee van maya, zich losmaakt van de Universele Ouder (ZIEL), maar laat de vurige kracht zich in de binnenkamer terugtrekken, in de kamer van het hart23 en het verblijf van de wereldmoeder24.

Dan zal uit het hart die kracht opstijgen naar het zesde, het middelste gebied, de plek tussen uw ogen, wanneer ze de adem wordt van de ENE ZIEL, de stem die alles vult, de stem van uw meester.

Pas dan kunt u een ‘hemelganger’25 worden die de wind boven de golven bewandelt, maar van wie de voetstappen het water niet raken.

Voordat u een voet zet op de bovenste sport van de ladder, de ladder van de mystieke klanken, moet u de stem van uw innerlijke GOD* op zeven manieren horen.

*Het hoger ZELF.

De eerste is als de zoete stem van de nachtegaal die voor zijn wijfje een afscheidslied zingt.

De tweede komt als de klank van een zilveren cimbaal van de dhyani’s, die de flonkerende sterren wekt.

De volgende is als de welluidende klacht van de oceaangeest, gevangen in zijn schelp.

En deze wordt gevolgd door de zang van de vina26.

De vijfde klinkt schel in uw oor als het geluid van de bamboefluit.

Deze gaat vervolgens over in trompetgeschal.

De laatste weerklinkt als het doffe gerommel van de donder.

De zevende verzwelgt alle andere klanken. Ze sterven weg, en worden dan niet meer gehoord.

Als de zes27 zijn verslagen en aan de voeten van de meester neergelegd, dan is de leerling opgegaan in het ENE,28 wordt dat ENE en leeft daarin.

Voordat u dit pad kunt betreden, moet u uw maanlichaam29 vernietigen, uw denklichaam30 zuiveren en uw hart louteren.

De zuivere wateren van het eeuwige leven, helder als kristal, kunnen zich niet vermengen met de modderige stortregens van de moesson.

De dauwdruppel uit de hemel, die ’s morgens in de eerste zonnestraal in het hart van de lotus glinstert, wordt als hij op aarde neervalt een stukje klei; zie, nu is de parel een spatje modder.

Strijd met uw onreine gedachten vóór ze u overweldigen. Behandel deze zoals ze u zullen behandelen, want als u ze spaart en ze schieten wortel en groeien, weet dan dat deze gedachten u zullen overweldigen en doden. Pas op, discipel, duld zelfs niet dat hun schaduw u nadert. Want die zal groeien, toenemen in grootte en kracht, en dan zal dit product van de duisternis uw wezen geheel opslokken voordat u zich goed en wel van de aanwezigheid van het zwarte, weerzinwekkende monster bewust bent geworden.

Voordat de ‘mystieke kracht’31* van u een god kan maken, lanoe, moet u het vermogen hebben verworven uw maanvorm naar welgevallen te doden.

*Kundalini, de ‘slangenkracht’ of het mystieke vuur.

Het zelf van de stof en het ZELF van de geest kunnen nooit samengaan. Een van de twee moet verdwijnen; er is geen plaats voor beide.

Voordat het bewustzijn van uw ziel kan begrijpen, moet de kiem van de persoonlijkheid worden verpletterd, de worm van de zintuigen zo grondig worden vernietigd dat deze niet kan herleven.

U kunt het pad niet bewandelen vóór u dat pad32 zelf bent geworden.

Laat uw ziel het oor lenen aan elke kreet van smart, zoals de lotus zijn hart opent om het morgenlicht in te drinken.

Laat niet de felle zon één traan van smart drogen vóór u die zelf van het gezicht van iemand die lijdt heeft afgewist.

Maar laat elke brandende menselijke traan uw hart raken en daar blijven bestaan en wis hem nooit af voordat het leed dat hem deed vloeien is weggenomen.

Deze tranen, u met een groot meedogend hart, zijn de stromen die de velden van onsterfelijke barmhartigheid bevloeien. Op die grond ontluikt de middernachtelijke bloem van Boeddha33, die moeilijker is te vinden en minder vaak voorkomt dan de bloem van de vogayboom. Zij [barmhartigheid] is de kiem van vrijheid van wedergeboorte. Ze houdt de arhat af van strijd en begeerte, ze leidt hem door de velden van Zijn naar een vrede en gelukzaligheid die alleen in het land van Stilte en Niet-Zijn te vinden zijn.

Roei begeerte uit; maar als u haar doodt, pas dan op dat ze niet uit de dood zal herrijzen.

Dood gehechtheid aan het leven, maar als u tanha34 overwint, laat dat niet zijn uit dorst naar het eeuwige leven, maar om het voorbijgaande door het eeuwigdurende te vervangen.

Verlang niets. Erger u niet aan karma, noch aan de onveranderlijke wetten van de natuur. Maar worstel slechts met het persoonlijke, het voorbijgaande, het vluchtige, en het vergankelijke.

Help de natuur en werk met haar mee; en de natuur zal u als een van haar scheppers beschouwen en voor u neerbuigen.

En zij zal de deuren van haar geheime kamers wijd voor u openen, aan uw blik de schatten onthullen die verborgen zijn in de diepten van haar zuivere, maagdelijke schoot. Onbezoedeld door de hand van de stof toont ze haar schatten alleen aan het oog van de geest – het oog dat zich nooit sluit, het oog waarvoor in al haar rijken geen sluier is.

Dan zal ze u de middelen en de weg tonen, de eerste poort en de tweede, de derde, zelfs tot aan de zevende. En dan, het doel – waarachter, badend in het zonlicht van de geest, onuitsprekelijke heerlijkheden liggen, door niemand gezien behalve door het oog van de ziel.

Er is maar één weg naar het pad; alleen helemaal aan het einde daarvan kan de ‘stem van de stilte’ worden gehoord. De ladder die de kandidaat beklimt bestaat uit sporten van leed en pijn; deze kunnen alleen tot zwijgen worden gebracht door de stem van de deugd. O wee, discipel, als er één enkele ondeugd is die u niet achter u heeft gelaten. De ladder zal dan namelijk bezwijken en u ten val brengen; de voet ervan rust in het diepe slijk van uw fouten en tekortkomingen, en voordat u kunt proberen de brede afgrond van de stof over te steken moet u uw voeten wassen in de wateren van zelfverloochening.

Pas ervoor op dat u niet een nog bezoedelde voet zet op de onderste sport van de ladder. Wee hem die het waagt één sport met moddervoeten te besmeuren. Het vieze, kleverige slijk zal opdrogen, taai worden, en zijn voeten ter plaatse vasthechten, en als een vogel gevangen aan de lijmstok van de sluwe vogelvanger zal hij van verdere vooruitgang worden afgehouden. Zijn ondeugden zullen vaste vorm aannemen en hem neerhalen. Zijn zonden zullen hun stem verheffen zoals het gelach en gehuil van een jakhals na zonsondergang; zijn gedachten zullen een leger vormen, en hem als een gevangengenomen slaaf wegvoeren.

Dood uw begeerten, lanoe, maak uw ondeugden machteloos, voordat de eerste stap van de plechtige reis wordt gedaan.

Wurg uw zonden, en leg ze voor altijd het zwijgen op, voordat u één voet optilt om de ladder te beklimmen.

Laat uw gedachten stil worden en vestig al uw aandacht op uw meester die u nog niet ziet, maar van wie u de aanwezigheid voelt.

Laat uw zintuigen in één zintuig opgaan als u veilig wilt zijn voor de vijand. Alleen door dat zintuig, dat verborgen ligt in de holte van uw brein, kan het steile pad dat naar uw meester leidt zichtbaar worden voor de zwakke ogen van uw ziel.

Lang en afmattend is de weg vóór u, discipel. Eén enkele gedachte over het verleden dat u achter u heeft gelaten, zal u ontmoedigen, en u zult de beklimming opnieuw moeten beginnen.

Dood in uzelf alle herinnering aan vroegere ervaringen. Zie niet om, of u bent verloren.

Geloof niet dat begeerte ooit kan worden gedood door eraan toe te geven of haar te bevredigen, want dit is een gruwel ingegeven door Mara. Door een slechte eigenschap te voeden wordt ze groot en sterk, zoals de worm die dik wordt door het hart van de bloesem aan te vreten.

De roos moet opnieuw de knop worden, voortgekomen uit de ouderlijke stam, voordat de parasiet haar hart heeft doorgeknaagd en haar levenssap heeft gedronken.

De gouden boom krijgt zijn juwelen knoppen voordat zijn stam door de storm verdort.

De leerling moet opnieuw in de kinderstaat komen die hij verloren heeft, voordat de eerste klank zijn oor kan bereiken.

Het licht van de ENE meester, het ene niet verflauwende gouden licht van de geest, werpt van het allereerste begin zijn schitterende stralen op de discipel. Zijn stralenbundels dringen door de dikke, donkere wolken van de stof.

Nu hier, dan daar, verlichten deze stralen de stof, zoals zonnestraaltjes door het dichte gebladerte van de wildernis op de aarde schijnen. Maar, discipel, tenzij het vlees passief is, het hoofd koel, de ziel zo hard en zuiver als een glinsterende diamant, zal de straling de kamer23 niet bereiken, zal haar zonlicht het hart niet verwarmen, noch zullen in dit eerste stadium de mystieke klanken van de akasische hoogten35 het oor bereiken, hoe hevig het ook ernaar verlangt.

Als u niet hoort, kunt u niet zien.

Als u niet ziet, kunt u niet horen. Horen en zien, dit is het tweede stadium.

. . . . . . . . .

Als de discipel ziet en hoort, en wanneer hij ruikt en proeft, met de ogen gesloten, de oren toe, de mond en neusgaten dicht; wanneer de vier zintuigen één worden en op het punt staan om over te gaan in het vijfde, dat van innerlijk contact, dan is hij in het vierde stadium gekomen.

En in het vijfde, vernietiger van uw gedachten, moeten al deze opnieuw worden gedood, zodat ze niet weer tot leven kunnen komen.36

Sta niet toe dat uw denken zich bezighoudt met enige uiterlijke voorwerpen, enige uiterlijke taferelen. Laat geen innerlijke beelden toe, opdat ze geen donkere schaduw werpen op uw zielenlicht.

U bent nu in DHARANA37, het zesde stadium.

Gelukkige, wanneer u in het zevende bent gekomen, zult u de heilige drie38 niet meer waarnemen, want u zult zelf die drie zijn geworden. Boven uzelf en uw denken, als tweelingen op één lijn, schittert de ster39 die uw doel is. De drie die in onuitsprekelijke glorie en gelukzaligheid verblijven, hebben nu in de wereld van maya hun namen verloren. Ze zijn één ster geworden, het vuur dat brandt maar niet schroeit, het vuur dat de upadhi40 is van de vlam.

En dit, yogi van welslagen, is wat de mensen dhyana41 noemen, het stadium dat direct voorafgaat aan samadhi42.

En nu is uw zelf verloren in het ZELF, uzelf in UZELF, opgegaan in DAT ZELF waaruit u eens bent uitgestraald.

Waar is uw individualiteit, lanoe, waar de lanoe zelf? Ze is de vonk die is opgegaan in het vuur, de druppel in de oceaan, de altijd aanwezige straal die het Al en de eeuwige uitstraling is geworden.

En nu, lanoe, bent u de handelende persoon en de getuige, de uitstraler en de uitstraling, het licht in de klank en de klank in het licht.

Gezegende, u bent bekend met de vijf belemmeringen. U bent hun overwinnaar, de meester van de zesde, de verkondiger van de vier aspecten van waarheid43. Het licht dat erop valt schijnt vanuit uzelf, u die een discipel was maar nu een leraar bent.

En wat deze aspecten van waarheid betreft:–

Heeft u niet kennis opgedaan van alle ellende – de eerste waarheid?

Heeft u niet bij Tsi, de poort van samenkomst, de koning van de Mara’s overwonnen – de tweede waarheid?44

Heeft u niet bij de derde poort de zonde vernietigd en de derde waarheid bereikt?

Heeft u niet Tao betreden, ‘het pad’ dat leidt naar kennis – de vierde waarheid?45

En nu, rust uit onder de bodhi-boom die de volmaaktheid van alle kennis is, want weet, u bent de meester van SADMADHI – de staat van volmaakt inzicht.

Zie! U bent het licht geworden, u bent de klank geworden, u bent uw meester en uw god. U bent ZELF het voorwerp van uw zoektocht: de ononderbroken STEM die door de eeuwigheid weerklinkt, vrij van verandering, vrij van zonde, de zeven klanken in één, de

STEM VAN DE STILTE.

Om tat sat.

Noten

1. Het Paliwoord iddhi [meervoud: iddhī] heeft dezelfde betekenis als het Sanskriet siddhi, en verwijst naar de paranormale vermogens, de abnormale krachten in de mens. Er zijn twee soorten siddhi’s. De ene groep omvat de lagere, grove, psychische en mentale energieën; de andere vereist de hoogste training van spirituele vermogens. In Srimad-Bhagavatam zegt Krishna: ‘De yogi die zich bezighoudt met de beoefening van yoga, die zijn zintuigen beteugelt en zijn denken op mij (Krishna) heeft geconcentreerd, kan over alle siddhi’s beschikken.’

2. De ‘geluidloze stem’, of de ‘stem van de stilte’. Letterlijk zou dit misschien de ‘stem in het spirituele geluid’ moeten zijn, want het Sanskriet nada is het equivalent van de Senzar-term.

3. Dharana is de intense en volmaakte concentratie van het denken op een of ander innerlijk onderwerp, waarbij alles wat tot het uiterlijke heelal of de wereld van de zintuigen behoort, volkomen wordt losgelaten.

4. De ‘grote meester’ is een uitdrukking die door lanoes of chela’s wordt gebruikt om het ‘hoger zelf’ aan te duiden. Ze betekent hetzelfde als Avalokitesvara en ook als Adi-Boeddha bij de boeddhistische occultisten, als atman of het ‘zelf’ (het hoger zelf) bij de brahmanen, en christos bij de oude gnostici.

5. Ziel wordt hier voor het menselijk ego of manas gebruikt, voor dat wat in onze occulte zevenvoudige indeling de ‘menselijke ziel’ (zie De geheime leer) wordt genoemd, in tegenstelling tot de spirituele ziel en de dierlijke ziel.

6. Mahamaya, de ‘grote illusie’, het objectief waarneembare heelal.

7. Sakkayaditthi, ‘misleiding’ van de persoonlijkheid.

8. Attavada, de ketterij van het geloof in de ziel, of beter gezegd het geloof dat de ziel of het zelf gescheiden is van het ene universele oneindige zelf.

9. Een tattvajñani is iemand die de beginselen in de natuur en in de mens ‘kent’ of kan onderscheiden. Een atmajñani is iemand die atman of het universele ene zelf kent.

10. Kalahansa, de ‘vogel’ of zwaan (zie noot 12). De Nadabindu Upanishad (Rig-Veda) door de Theosophical Society van Kumbakonam [in het Engels] vertaald, zegt: ‘De lettergreep a wordt als zijn rechtervleugel (van de vogel, hansa), de u als zijn linker, de m als zijn staart, en de ardhamatra (de helft van een korte lettergreep) als zijn hoofd beschouwd.’

11. Het woord eeuwigheid heeft in het Oosten een heel andere betekenis dan bij ons. Het slaat gewoonlijk op de 100 jaren of ‘eeuw’ van Brahma, de duur van een mahakalpa, of een tijdperk van 311.040.000.000.000 jaar.

12. Dezelfde Nadabindu zegt: ‘Een yogi die de hansa bestijgt (die aldus over Aum contempleert), wordt niet getroffen door karma of door tientallen miljoenen zonden.’

13. Geef het leven van de fysieke persoonlijkheid op als u in de geest wilt leven.

14. De drie bewustzijnstoestanden, namelijk jagrat, de waaktoestand; svapna, de droomtoestand; en sushupti, die van de diepe slaap. Deze drie yogi-toestanden leiden tot de vierde, of

15. De turiya, die boven de droomloze toestand staat en alle andere overtreft; een staat van hoog spiritueel bewustzijn.

16. Sommige oosterse mystici stellen zich zeven gebieden van zijn voor, de zeven spirituele loka’s of werelden binnen het lichaam van Kalahansa, de zwaan buiten tijd en ruimte, die kan veranderen in de zwaan binnen de tijd, wanneer hij Brahma in plaats van brahman (onzijdig) wordt.

17. De uiterlijke wereld van de zintuigen en van het aardse bewustzijn – meer niet.

18. Het astrale gebied, de paranormale wereld van bovenzinnelijke waarnemingen en bedrieglijke taferelen – de wereld van de mediums. Het is de grote ‘astrale slang’ van Éliphas Lévi. Nooit werd een bloem die in die gebieden  werd geplukt hier op aarde gebracht zonder een om zijn stengel gekronkelde slang. Het is de wereld van de grote illusie.

19. Het gebied van volledig spiritueel bewustzijn. Voor wie dat heeft bereikt bestaat geen gevaar meer.

20. De ingewijde die de discipel door de aan hem overgedragen kennis tot zijn spirituele, of tweede, geboorte brengt wordt de Vader-goeroe of meester genoemd.

21. Ajñana is onwetendheid of niet-wijsheid, het tegenovergestelde van ‘kennis’, jñana.

22. Mara is in de exoterische religies een demon, een asura, maar in de esoterische filosofie is hij de verpersoonlijkte verleiding die tot uitdrukking komt in menselijke ondeugden, en de naam betekent letterlijk ‘dat wat’ de ziel ‘doodt’. Hij wordt voorgesteld als een koning (van de Mara’s) met een kroon waarin een edelsteen met zo’n glans schittert dat zij die ernaar kijken erdoor worden verblind. Deze glans verwijst natuurlijk naar de aantrekkingskracht die ondeugd op sommige mensen heeft.

23. De binnenkamer van het hart wordt in het Sanskriet brahmapura genoemd. De ‘vurige kracht’ is kundalini.

24. De ‘kracht’ en de ‘wereldmoeder’ zijn namen voor kundalini, een van de mystieke ‘yogi-krachten’. Ze is buddhi opgevat als een actief in plaats van een passief beginsel (wat ze gewoonlijk is wanneer ze alleen als voertuig of omhulsel van de hoogste geest, atma, wordt beschouwd). Ze is een elektrospirituele kracht, een scheppend vermogen dat, wanneer ze eenmaal tot werkzaamheid is gebracht, even gemakkelijk kan doden als scheppen.

25. ‘Khechara’ of ‘hemelganger’ of ‘betreder’. Zoals wordt verklaard in de zesde adhyaya van die koning van de mystieke werken, de Jñanesvari, wordt het lichaam van de yogi als door de wind gevormd; als ‘een wolk waaruit zich ledematen hebben gevormd’; waarna ‘hij (de yogi) de dingen die boven de zeeën en sterren zijn, aanschouwt; de taal van de deva’s hoort en begrijpt, en waarneemt wat er in de mier omgaat’.

26. Vina is een Indiaas snaarinstrument dat op een luit lijkt.

27. De zes beginselen; het betekent: wanneer de lagere persoonlijkheid is vernietigd en de innerlijke individualiteit in het zevende of de geest is opgegaan en zich daarin verliest.

28. De discipel is één met Brahma of atman.

29. De door het kamische beginsel voortgebrachte astrale vorm, het kamarupa of begeertelichaam. Het maanlichaam verwijst naar het astrale of persoonlijke zelf.

30. Manasarupa. Het denklichaam verwijst naar de individualiteit of het reïncarnerend ego, van wie het bewustzijn op ons gebied, het lager manas, machteloos moet worden gemaakt.

31. Op grond van haar spiraalsgewijze werking of voortbeweging in het lichaam van de asceet die dit vermogen in zich ontwikkelt, wordt kundalini de ‘slangen’- of ringvormige kracht genoemd. Ze is een elektrisch, vurig, occult of fohatisch vermogen, de grote oerkracht, die aan alle organische en anorganische stof ten grondslag ligt.

32. Dit ‘pad’ wordt in alle mystieke werken genoemd. Zoals Krishna in de Jñanesvari zegt: ‘Wanneer dit pad wordt overdacht, drager van de boog, . . . of men zich nu naar de bloem van het Oosten of naar de academies van het Westen keert, bedenk dan dat het een pad is waarlangs men reist zonder zich te bewegen. Naar welke plaats u op dit pad ook wilt gaan, die plaats wordt uzelf.’ ‘U bent het pad’, wordt de adept-goeroe verteld, en deze herhaalt het aan de discipel na de inwijding. ‘Ik ben de weg en het leven’, zegt een andere meester.

33. Adeptschap: de ‘bloem van een bodhisattva’.

34. Tanha: ‘de wil om te leven’, de angst voor de dood en de gehechtheid aan het leven, de kracht of energie die wedergeboorten veroorzaakt.

35. Deze mystieke klanken of de melodie, door de asceet bij het begin van zijn cyclus van meditatie gehoord, worden door de yogi’s anahata-sabda genoemd.

36. Dit betekent dat in het zesde stadium van ontwikkeling, dat in het occulte stelsel dharana wordt genoemd, ieder zintuig als een afzonderlijk vermogen op dit gebied ‘gedood’ (of machteloos gemaakt) moet worden om in het zevende zintuig, het meest spirituele, op te gaan en ermee één te worden.

37. Zie noot 3, blz. 71.

38. Elk stadium van ontwikkeling in rajayoga wordt symbolisch door een meetkundige figuur voorgesteld. Van het stadium dat aan dharana voorafgaat is het de heilige driehoek. De is het teken van de hoge chela’s, terwijl een ander soort driehoek dat van de hoge ingewijden is. Het is het symbool |, waarvan de Boeddha sprak, en dat door hem als symbool voor de belichaamde vorm van Tathagata werd gebruikt, wanneer deze de drie methoden van prajña niet meer hoeft te volgen. Zodra de leerling de voorbereidende en lagere stadia heeft doorlopen, ziet hij niet meer de , maar de ––, de verkorting van de ––, het volledige zevental. De ware vorm ervan wordt hier niet gegeven, omdat het bijna zeker is dat bedriegers zich ervan meester zouden maken en – deze zouden ontheiligen door deze voor misleiding te gebruiken.

39. De ster die boven u schittert, is ‘de ster van inwijding’. Het kasteteken van de Saiva’s, de aanhangers van de sekte van Siva, de grote beschermheer van alle yogi’s, is een zwarte, ronde vlek, misschien nu het symbool van de zon, maar vroeger, in het occultisme, van de ster van inwijding.

40. De basis (upadhi) van de ‘vlam’ die nooit kan worden bereikt zolang de asceet nog in dit leven is.

41. Dhyana is het voorlaatste stadium op deze aarde, tenzij men ten volle een mahatma wordt. Zoals reeds gezegd is de rajayogi zich in deze toestand nog spiritueel bewust van het zelf en van de werking van zijn hogere beginselen. Eén stap verder, en hij bevindt zich op het gebied boven het zevende (of volgens sommige scholen het vierde). Na het beoefenen van pratyahara – een voorbereidende training om het denkvermogen en de gedachten te beheersen – noemen deze scholen nog dharana, dhyana, en samadhi – en vatten deze drie samen door de algemene term samyama.

42. Samadhi is de toestand waarin de asceet het bewustzijn van alle individualiteit, waaronder dat van hemzelf, verliest. Hij wordt – het AL.

43. De ‘vier aspecten van waarheid’ zijn in het noordelijke boeddhisme: Ku, ‘lijden of ellende’; Tu, het vaststellen van alle verleidingen [oorzaken van het lijden]; Mu, ‘de vernietiging van al deze’, en Tao, het ‘pad’. De ‘vijf belemmeringen’ zijn de kennis van het lijden, de waarheid over de broze aard van het menselijk bestaan, deprimerende beperkingen, en de absolute noodzaak zich van alle banden van hartstocht en zelfs van begeerten los te maken. Het ‘pad van verlossing’ – is de laatste.

44. Bij de poort van ‘samenkomst’ staat de koning van de Mara’s, de Mahamara, en probeert de kandidaat door de glans van zijn ‘edelsteen’ te verblinden.

45. Dit is het vierde ‘pad’ van de vijf paden van wedergeboorte die alle mensen voeren naar toestanden van vreugde en verdriet, en hen eeuwig daartussen heen en weer laten slingeren. Deze ‘paden’ zijn slechts onderverdelingen van het ene, het pad dat door karma wordt gevolgd.


De stem van de stilte, blz. 1-20 en 71-80 (noten)

© 2020 Theosophical University Press Agency
Daal en Bergselaan 68, 2565 AG Den Haag