Theosophical University Press Agency

pagina achteruit Inhoud pagina vooruit

Het astro-theogonische aspect van de kosmos

Ieder hemellichaam dat we kunnen zien is de fysieke manifestatie op dit gebied van een inwonende kosmische geest. Het goddelijke wezen dat zich door een zon manifesteert is een zonnegeest of god. De entiteit die zich door een planeet manifesteert is een planeetgeest, het hoofd van zijn hiërarchie.

Hoe hoger een wezen op de levensladder staat, des te volmaakter het in zijn bewustzijn en wil harmonieert met de essentie van de hiërarchie waarvan het deel uitmaakt. De zon, bijvoorbeeld, die zelf geen willekeurige bewegingen maakt, houdt zich door de eeuwen heen nauwkeurig aan zijn plaats in de ruimte en volgt een vast pad in zijn baan tussen de andere zonnestelsels van de melkweg. Een planeet of planeetgeest is op dezelfde manier gebonden aan de regels van de hiërarchie waarvan ze deel uitmaakt. Ze is, bij wijze van spreken, een van de radertjes in het wiel van het kosmische mechanisme.

Elk stellair wezen heeft in zijn constitutie samenstellende delen die in het esoterische boeddhisme als volgt worden genoemd: ten eerste een dhyani-boeddha, dan een hemelse boeddha, dan een hemelse bodhisattva, vervolgens bepaalde intermediaire elementen, en ten slotte de fysieke bol die we aan de hemel zien. Zo’n samengestelde entiteit stuurt zijn invloeden of energieën door het hele universum als rivieren van levende entiteiten, levensatomen die gezamenlijk een karakteristieke invloed of kracht vormen. Deze rivieren van wezens bewegen zich wetmatig, en volgen bepaalde wegen of routes die de circulaties in het heelal of in de kosmos worden genoemd.

Iedere ster, en ook ieder echt sterrencluster, stuurt ons zijn eigen scala van trillingsenergieën. In feite zijn de sterren, en in mindere mate de planeten, de bouwers van het gemanifesteerde heelal – niet alleen van de fysieke lichamen die oorspronkelijk voortvloeien uit de fysieke voertuigen van de verschillende hemellichamen, maar meer in het bijzonder zijn ze bouwers door de spirituele, mentale, psychische, en ook de astrale en vitale energieën die tot hun wezen behoren en in de onzichtbare rijken van het heelal zijn geworteld.*

*Er bestaat een aantal Oud-Noorse mythen over de vorming van de werelden, gebaseerd op natuurfeiten, die in symbolische taal door de grote Oud-Noorse zieners zijn geformuleerd. Alle hebben een melancholische inslag die de noordelijke volkeren in het bloed schijnt te zitten; en daarom vinden we in de meeste van deze mythen over de vorming van de wereld verwijzingen naar een van de grootste mysteries van het zijn – de zelfopoffering van de godheden opdat de werelden kunnen ontstaan. Ze geven hun lichaam en geven van hun ‘levensbloed’, dat gaat stromen en met het lichaam de wereld en alle dingen wordt.
Hier zit een heel heilig mysterie aan vast, dat in verschillende vormen werd onderwezen, zoals bijvoorbeeld in Hindoestan en in Egypte, maar die alle dezelfde betekenis hebben: dat het heelal gaande wordt gehouden en voor vernietiging wordt behoed door de zelfopoffering van de hoogste goden.

Deze rivieren van levens – voor zover ze bestaan uit de entiteiten die dit deel van ons zonnestelsel bereiken, wanneer ze van de twaalf sterrenbeelden van de zodiak komen – zijn in feite de twaalf klassen van monaden en elk daarvan is in essentie identiek met de leidende geest van een van de sterrenbeelden. Met andere woorden, iedere klasse van monaden kan worden beschouwd als een groepsemanatie van een van de sterrenbeelden. We moeten zorgvuldig onderscheid maken tussen het astro-theogonische aspect van dit onderwerp, en dat wat gewoonlijk wordt bestudeerd in wat astrologie wordt genoemd. Deze twee aspecten zijn gebaseerd op dezelfde feiten van de natuur, maar het zijn twee verschillende manieren om ze te beschouwen.

De sterrenbeelden zijn evenzeer in beweging als iedere andere samengestelde entiteit. De sterren van een sterrenbeeld, gezien als individuen, bewegen zich snel; en in enorm lange tijdsperioden zullen ze van plaats veranderen aan de hemel. Niettemin bestaan deze verschillende groepen van sterrenlichamen uit sterren of zonnen die in hun spirituele oorsprong aan elkaar verwant zijn.

De goden van alle oude mythologieën werden gezien als natuurkrachten plus bewustzijn. Dit was de zienswijze die aan het volk werd onderwezen; maar in de mysteriën had men een heel andere. Daar werden de oude mythologische legenden en verhalen uitgelegd en werd aangetoond dat de goden de goddelijke oorzaken van het bestaan zijn, de bronnen van zelfbewustzijn en verlichte wil – beschermers van de kosmische wet en orde. Zij waren de oorzaken van de cyclussen in de natuur die zelf voorbeelden zijn van regelmaat en van tijdsperioden. De individuele mens is zelf de fysieke uitdrukking van een overschaduwende godheid; en men wist dat de goden, indien ze volledig zijn geevolueerd, de overschaduwende monaden zijn – nu volledig geëvolueerd tot het goddelijke, maar vele eonen geleden waren ook zij mensen, of wezens van eenzelfde evolutiegraad als de mens. Dat was kort geschetst de leer over de goden in de mysteriën van de Europese scholen. In de Griekse mythologie werd Phoebus Apollo of Helios verpersoonlijkt als de zonnegod; maar in de mysteriën werd geleerd dat er achter de zon een luisterrijk wezen schuilt, dat in zijn kern een goddelijk bewustzijn is en wiens energieën zich als zonnekrachten manifesteren.

Al wat in het heelal bestaat is in de mens, latent of actief. Dit betekent dat elke invloed, vanwaar die ook komt in de universele ruimte, eens door ieder mens stroomt. Alle twaalf kenmerkende invloeden van de tekens van de dierenriem zijn zowel in ons aanwezig als in elk ander wezen, bezield of zogenaamd onbezield, want het zijn in feite deze invloeden die alles opbouwen, volgens een patroon en in overeenstemming met karma. Al is het zo dat het bepaalde teken waaronder een persoon wordt geboren in zijn leven domineert, toch moeten de invloeden van alle twaalf tekens in de mens werken, want hij zou geen volledig mens zijn als hij verstoken bleef van de kenmerkende eigenschap van een van de twaalf stromen van leven die vanuit de sterrenbeelden van de zodiak vloeien.

Enkele van de sterrenbeelden hebben een bijzonder heilzame invloed op de aarde, terwijl andere in enkele gevallen een invloed hebben die als schadelijk kan worden beschreven. Maar alle dingen zijn betrekkelijk. Wat goed is voor ons, kan slecht zijn voor een andere planeet, of omgekeerd. De aarde oefent op haar beurt niet alleen invloed uit op de andere planeten van onze zonnefamilie, maar als reactie ook op de zon, zoals de zon rechtstreeks inwerkt op de aarde.

Bovendien staat ieder mens, en ook elk van de bollen van onze planeetketen aarde, onder de bijzondere leiding of inspiratie van een van de zeven heilige planeten; en dit geldt evenzo voor elk van de zeven wortelrassen op een planeet. Het eerste wortelras, bijvoorbeeld, en ook de eerste bol van de planeetketen staan onder invloed van de zon, of beter gezegd van die verborgen planeet die wordt vertegenwoordigd door de zon. Het tweede wortelras en de tweede bol staan onder invloed van Jupiter. Het derde wortelras en de derde bol staan onder invloed van Venus. De planeet die de bestemming van het vierde wortelras – het Atlantische – en van onze eigen vierde bol in de planeetketen beheerst, is Saturnus, in nauwe samenwerking met de maan. Ons tegenwoordige of vijfde wortelras en de vijfde bol op de opgaande boog staan onder de speciale heerschappij en leiding van Mercurius. Hoe vreemd het ook mag lijken, de planeet die de bestemming van het zesde wortelras en de zesde bol zal beheersen, is Mars.

De zevende en hoogste bol van de planeetketen en het zevende wortelras van een bol staan beide onder leiding van de maan, of beter gezegd de verborgen planeet die wordt vertegenwoordigd door de maan. Het zevende ras is het laatste vóór de evolutionaire levensgolf deze bol verlaat. De zevende bol is ook de laatste vóór de levensgolven gezamenlijk en als geheel de planeetketen verlaten. Met andere woorden, zowel het zevende ras van de aarde als de zevende bol van de keten zijn de poorten van het leven; en vanuit het stoffelijke standpunt gezien ook de poorten van de dood. Iedere planeet is in feite een heer van leven en dood, maar in de esoterische filosofie wordt vooral de maan de heer, of soms ook de godin, van leven en dood genoemd.

Terwijl elk wortelras onder de bijzondere leiding van een van de zeven heilige planeten staat, werken de zes andere eveneens mee, niet alleen bij de bouw van iedere bol van de planeetketen, maar ook bij het beïnvloeden van de bestemming van elk wortelras. In De geheime leer (1:633vn) wordt het als volgt beschreven:

Vandaar de zeven hoofdplaneten, de sferen van de daarin wonende zeven geesten; onder elk van deze planeten is een van de mensengroepen geboren, die daardoor wordt geleid en beïnvloed. Er zijn maar zeven planeten (die in het bijzonder met de aarde zijn verbonden), en twaalf huizen, maar de mogelijke combinaties van hun aspecten zijn ontelbaar. Omdat elke planeet tot elk van de andere in twaalf verschillende aspecten kan staan, moeten hun combinaties bijna oneindig zijn; in feite even oneindig als de spirituele, psychische, verstandelijke en fysieke vermogens in de talloze variëteiten van het genus homo, waarvan elke variëteit onder een van de zeven planeten en een van de genoemde talloze planetaire combinaties wordt geboren.

De overeenkomsten9 die HPB noemt, worden vaak veel te mechanisch opgevat. Het mechanische aspect van deze overeenkomsten is niet zo belangrijk. Het belangrijkste is het begrijpen van de betekenis; de overeenkomsten zijn slechts aanwijzingen en waren nooit bedoeld om als absoluut te worden beschouwd, alsof ze de hele waarheid onthulden.

Ik vraag me soms af of we niet wat te ver gaan door de aarde en onszelf te beschouwen als slechts de speelbal van kosmische machten, invloeden of krachten, die vanuit de zodiakale sterrenbeelden naar ons toestromen. Deze krachten of energieën zijn ongetwijfeld feiten; hun invloed op onze aarde en op alle andere planeetketens is onberekenbaar groot. Toch moeten we nooit vergeten dat ieder zonnestelsel – en ook ieder mens – op zichzelf een organische entiteit is, met in en achter zich een onsterfelijke monade. De oude astrologen zeiden gewoonlijk: de wijze beheerst zijn planeten, de dwaas onderwerpt zich eraan. De betekenis is duidelijk: de onvernietigbare, onsterfelijke monade zelf kan niet willoos door het omringende heelal worden beheerst, al kan en gebeurt dat wel met haar lichamen en omhulsels. Al zou daarom het hele universum zich tegen een enkele monade keren, dan zou die monade toch ongedeerd en onaangetast blijven.


Bron van het occultisme, blz. 164-8

© 2022 Theosophical University Press Agency
Daal en Bergselaan 68, 2565 AG Den Haag