Theosophical University Press Agency

De ontwakende menselijke geest

Grace F. Knoche

Wanneer voor uw nieuwe ogen
Alle dingen nabij of ver
Onzichtbaar met elkaar
Zijn verbonden
Door onsterfelijke macht,
Zodat u geen bloem
Kunt aanraken
Zonder een ster te beroeren; . . .
Francis Thompson

Dichters en barden uit iedere eeuw hebben onze verwantschap met de geest bezongen en wij geven daaraan vreugdevol gehoor. Wat vreemd dat we toestaan dat onverdraagzaamheid en haat ons leven ontsieren, vooral wanneer de hele natuur ons voortdurend herinnert aan onze verbondenheid. Natuurkenner John Muir ontdekte al snel dat ‘wanneer we proberen iets daaruit los te maken, we constateren dat het met al het andere in het heelal is verbonden’.

Overal verlangen mensen intuïtief naar een volledige ommekeer in onze beschaving waarin oorlog zou worden gezien zoals die is: een misdaad tegen de menselijke geest. Vreemd dat het zo moeilijk is om te bereiken waar de grote meerderheid van miljarden mensen op onze planeet ongetwijfeld zo vurig naar verlangt: vrede en een spontaan en gedisciplineerd geven en nemen, zodat we allen samen meer bewust een nieuw tijdperk van wederzijds respect kunnen binnengaan waarin in plaats van oorlogen en hun vernietigende gevolgen een doordachte oplossing zal komen voor persoonlijke, nationale en internationale crises. Het is tijd dat we ons bewust bevrijden uit de mentale en psychische groeven die door eeuwen van verwrongen denken zijn ontstaan, en gaan inzien dat periodieke oorlogen niet onvermijdelijk zijn; en, wat belangrijker is, dat alle veranderingen in burgerlijke en wereldlijke aangelegenheden moeten beginnen bij het individu. We kunnen niet verwachten dat volkeren wijs en broederlijk handelen als we niet allen eerst onszelf aanpakken en met alle zielenkracht waarover we beschikken beloven om de gulden regel tot een altijd levende tegenwoordigheid in ons diepste wezen te maken, zodat die zich weerspiegelt in de praktijk van het dagelijkse leven. We stellen ons vertrouwen in de onoverwinnelijke macht van de menselijke geest om uiteindelijk onder alle volkeren en rassen een eerzame en duurzame vrede tot stand te brengen en in stand te houden. Als dit een utopie lijkt, dan is dat maar zo.

‘Zonder visie gaan de mensen ten onder’; maar er geldt evenzeer dat indien een perspectief zoals hierboven geschetst standvastig wordt volgehouden, het zijn eigen dynamiek opwekt. Vasthouden aan een edel en altruïstisch doel zal na verloop van tijd alles mogelijk maken. Gedurende de afgelopen eeuw is de wereld een heel eind verder gekomen op het gebied van broederlijke erkenning van de uniekheid van de spirituele, intellectuele, artistieke en materiële gaven die ieder volk en ieder ras bijdragen aan het geheel van de menselijke cultuur. We moeten ten koste van alles zo’n visie levend houden, terwijl we ons ervan bewust zijn dat zowel in persoonlijke als in wereldaangelegenheden geen verandering ten goede kan worden bereikt door wetgeving alleen of door besluiten in commissies. Er moet eerst een werkelijke verandering in het hart zijn, in het denken, en in de wil van ieder van ons, een diepe erkenning dat ieder mens een broeder-pelgrim is die evenals wijzelf aspireert om te midden van het valse het ware te ontdekken en de mystieke ‘gulden middenweg’ tussen uitersten te volgen.

We zijn in werkelijkheid een broederschap, onderling verbonden omdat wij allen tot de mensheid behoren. Onze individuele successen en mislukkingen oefenen op de hele mensheid een golfeffect uit. Het is een ontnuchterende gedachte te beseffen dat in levens ver in het verleden, in het heden, en in de eonen van de toekomst, onze individuele en gezamenlijke karma’s verbonden waren, zijn en zullen zijn. Meer terzake, we zijn niet alleen onderling verbonden maar ook met ieder natuurrijk, met de hemelse gebieden en ook met Gaia, onze Moeder Aarde. Omdat we in de kern van ons wezen in essentie één zijn, laat de manier waarop de minste van ons denkt en handelt een spoor na – zwak of diep gegrift – op ieder ander mens, ja op ieder levensatoom in de kosmos. Telkens als we toegeven aan kleingeestige of onvriendelijke gevoelens sluiten we onszelf af van het innerlijke licht en daardoor werpen we een schaduw op het leven van anderen; omgekeerd helpt elk straaltje licht van binnenuit om onze omgeving te verlichten.

Vanaf het moment dat we een bewustzijn bezaten dat kon reageren op het wonder van het sterrenlicht en de schoonheid van de liefde, zijn we geconfronteerd met de lichte en de duistere kant van de menselijke natuur. In deze tijd hebben we een ruimere visie nodig die zich tot ver in het verleden en in de toekomst uitstrekt – een theosofisch perspectief dat de geest verjongt en nieuwe hoop en moed geeft om het dagelijkse karma aan te kunnen. Elke levensvonk overal in de kosmos is ongetwijfeld van goddelijke afkomst, elk met zijn eigen unieke evolutionaire potentieel. Laten we vasthouden aan de gedachte dat we in de eerste plaats en bovenal sterrenwezens zijn die zich voor een verheven doel belichamen als mensen. Een kort gedicht van Emily Dickinson is bijzonder treffend:

We weten nooit hoe hoog we staan
   Tot we worden geroepen om ons te verheffen;
En dan, als we trouw zijn aan het plan,
   Reikt onze gestalte tot aan de hemel.

De heroïek die we verkondigen
   Zou dagelijkse praktijk zijn,
Als we niet een verwrongen beeld maakten van ons formaat,
   Bang om koning te zijn.

Ondanks de dreigende tekenen overal om ons heen, voel ik een ontzaglijke hoop voor de toekomst. Het is alsof zich een armageddon voor onze ogen afspeelt tussen de altruïstische aansporingen van het hart en de zelfzuchtige eisen van de persoonlijke natuur, tussen de scheppende en de vernietigende energieën, het geestelijke en het psychisch/materiële: een armageddon dat ontvlamde door revolutionaire ideeën over universele broederschap, de eenheid van alle leven, en over het goddelijke dat, veeleer dan de stof, de drijvende kracht achter de evolutie is. Juist deze ideeën zijn nu tot alle lagen van de samenleving doorgedrongen, zodat honderdduizenden van alle leeftijden en uit alle milieus aandringen op aanvaarding ervan op grotere schaal. Al zijn de tegenwerkende krachten sterk, laten we nooit vergeten dat het licht tenslotte zal triomferen omdat dit wordt gesteund door de voorwaartse evolutiestroom van de natuur. Hoeveel karma een individu, volk, land of ras misschien nog heeft af te werken, de weegschaal van karma is volkomen rechtvaardig, en aan die rechtvaardigheid ligt een diep mededogen ten grondslag. Licht en duisternis, vrede en strijd – er schuilt doelgerichtheid in de ogenschijnlijke dualiteit van de methoden en de opbouw van de natuur. Er gebeurt niets, zelfs niet de vreselijkste ramp, zonder dat er een helende werking op volgt, hoewel er tijd voor nodig kan zijn om dit in te zien.

Omdat we in het goddelijke één zijn met alle andere godsvonken, worden we gesterkt in ons vaste voornemen om niet alleen onze eigen individuele dharma te vervullen, maar ook de grotere dharma waar we een aandeel in hebben omdat we een intrinsiek onderdeel zijn van de macrokosmos. We beginnen te beseffen dat de moeilijke problemen waar miljoenen mensen op deze aardbol mee worden geconfronteerd, niet alleen hun problemen zijn maar ook de onze. We hebben een sleutelrol te vervullen bij het uitroeien van de oorzaken van het hartzeer van de mensheid; hopelijk zal daardoor na verloop van tijd het wrede lijden in onze wereld aanzienlijk verminderen.

Gautama Boeddha zei: Laat uw liefde eerst doordringen tot één kwart van de wereld, dan tot een tweede, een derde en een vierde totdat ze overal alle wezens omvat. Er zijn miljoenen mensen die dit zonder aanmoediging doen – niet als een formeel ritueel, maar als een spontane gave van het hart. Dit verreikende gevoel van zorg verheft de gedachte-atmosfeer van de wereld, want liefde is een helende kracht; zij herstelt het verstoorde evenwicht en als ze vrij van zelfzucht is, draagt ze veel bij tot het ontwarren van die mentale en emotionele knopen die de wortel zijn van destructieve spanningen. Zo voortreffelijk is het plan van de werking van de natuur, dat ons onzelfzuchtige streven om menselijk leed te verzachten tegelijk zowel naar binnen als naar buiten werkt: naar binnen, om onze goddelijke essentie te voeden, en naar buiten, om de pogingen te steunen van allen die oprecht om hun medemensen geven. Iedere liefdevolle gedachte en daad die spontaan wordt gekoesterd of verricht zonder aan voordeel voor onszelf te denken, voegt kracht toe aan de scheppende energieën die door de hele natuur stromen en haar stimuleren – van de kosmos naar de zon, de maan, de aarde en elk van de families van levens in de natuur. Het karma van iedereen is inderdaad op wonderbaarlijke wijze verweven: ‘de sterren zijn mooi vanwege een bloem die men niet kan zien’ (Saint-Exupéry).

Elke lichtstraal die door de duisternis heendringt laat een spoor achter, en mensen met een gevoelig hart die in die richting kijken, voelen de drang het schijnsel te volgen. Onze huidige en voortdurende uitdaging is om ons leven in te richten naar onze idealen die van ons verlangen dat we consequent ernaar streven om eerder de wijze dan de gemakkelijke weg te kiezen bij zowel grote als kleine aangelegenheden. Als dit ons doel is, bevinden we ons op de oevers van de bodhisattvische stroom van dienstbetoon. Wanneer ontmoediging de kop opsteekt en we ertoe neigen te wanhopen over de benarde toestand van onze beschaving, die te vaak niet overeenstemt met haar schitterende mogelijkheden, dan zouden we er goed aan doen te bedenken hoe langdurig de Geduldigen lijden, onze bewakers en beschermers die wachten en toezien, vol vertrouwen dat we op een dag wakker zullen worden en aan ons leven zelfbewust richting zullen geven. Dan zullen we vol vreugde samenwerken met de scheppende krachten van onze planeet, terwijl we hoop putten uit het feit dat iedere godsvonk een microkosmos in wording is. Gezien de tijd, de ervaring en de drang tot groei zal geen macht in de hemel, op aarde of in de onderwereld in staat zijn de ontwakende menselijke geest tegen te houden.

Andere artikelen over broederschap


Uit het tijdschrift Sunrise nov/dec 2006

© 2006 Theosophical University Press Agency