‘Niemand een kwaad hart toedragen, maar mild zijn voor iedereen’
Sarah Belle Dougherty
Boekbespreking: The Judge Case: A Conspiracy which Ruined the Theosophical Cause (De zaak Judge: Een samenzwering die de theosofische zaak schade toebracht) door Ernest E. Pelletier, Edmonton Theosophical Society, Edmonton, Alberta, Canada, 2004; isbn 0968160239, 71 foto’s, 1007 bladzijden, gebonden, € 95,00, verkrijgbaar bij TUPA.
William Quan Judge (1851-1896) was, naast Helena Blavatsky en Henry Olcott, een van de belangrijkste oprichters van de Theosophical Society. Alle drie stelden dat de Society is voortgekomen uit de inspanningen van een netwerk van wijze mannen of spiritueel gevorderde leraren, van wie sommigen contact met hen en anderen hadden, en onderricht gaven. In 1894, drie jaar na de dood van Blavatsky, diende Annie Besant formeel een aanklacht in tegen Judge wegens het in zijn correspondentie misbruiken van het handschrift en de handtekeningen van twee van deze wijze mannen – beschuldigingen die hij geheel afwees. Verder zei ze dat deze wijze mannen haar hadden gezegd deze actie te ondernemen. In die tijd was Judge vice-president van de TS en hoofd van de Amerikaanse Afdeling; Besant was hoofd van de Europese Afdeling; en Judge en Besant waren gezamenlijk hoofd van de Esoterische Sectie. Als één functionaris een aanklacht indiende die, als deze steun vond, zou leiden tot het royement van de ander, dan zou dat beslist een conflict in de Society tot gevolg hebben. In 1895 verdeelde de zaak Judge de TS in twee internationale organisaties.
Annie Besant, H.S. Olcott, en W.Q. Judge in Londen na de dood van Blavatsky
The Judge Case (De zaak Judge), een boek op groot formaat dat uit twee delen in één band bestaat, is een bundeling van informatie en documenten die betrekking hebben op Judge en de zaak Judge. Het is niet bedoeld voor het grote publiek, noch is het een keurig geordende, toegankelijk gemaakte geschiedenis. Het is veeleer een hulpmiddel voor lezers die geïnteresseerd zijn in het onderzoeken van deze gebeurtenissen en daarbij hun eigen conclusies trekken. Het neemt echter een heel uitgesproken standpunt in, omdat de auteur op zich heeft genomen om Judge van blaam te zuiveren en te proberen zijn positie in de bredere theosofische beweging te herstellen.1
De auteur doet een poging ‘de gebeurtenissen te presenteren zoals ze zich hebben ontvouwen door gebruik te maken van rechtstreekse citaten uit zoveel mogelijk oorspronkelijke bronnen’ (1:xv); hij begint met een meer dan 300 bladzijden tellende chronologie bestaande uit tabellen met citaten en hun bronnen, teneinde het verloop van de gebeurtenissen te presenteren. Er zijn biografische schetsen opgenomen van veertig belangrijke personen, die men ook kan vinden via een index. Daarna volgt een kort historisch overzicht door de auteur van meer dan 100 bladzijden, waarin de theosofische loopbaan van Judge wordt beschreven en waarin aandacht wordt besteed aan verschillende punten van onenigheid. Deel 2 bevat documenten verdeeld over tien aanhangsels die over onderwerpen gaan zoals de ‘zaak Judge’, de ‘Prayag brief’, ‘de organisatorische geschiedenis van de TS’ en ‘Katherine Tingley en de dagboeken van Judge’. Deze artikelen, verslagen, brieven, brochures, nieuwsbrieven, krantenartikelen, statuten, enz., zijn niet volledig. Ze geven de lezer echter toegang tot een grote hoeveelheid materiaal die voor de mensen beschikbaar was toen deze gebeurtenissen zich achtereenvolgens voordeden, en ook tot privé-correspondentie en latere meningen van enkelen die erbij betrokken waren.
Maar wat is de waarde van dit materiaal, waarvan het meeste meer dan een eeuw oud is? Als we The Judge Case doornemen, springen enkele oorzaken van het conflict in het oog: persoonlijke meningsverschillen, rancune, misverstanden en een slecht beoordelingsvermogen; nadruk op berichten en opdrachten van occulte wijze mannen die als gezaghebbend werden beschouwd, maar vooral een gebrek aan ruimhartigheid van geest en broederschap wanneer zich meningsverschillen voordoen en beschuldigingen worden geuit. Uiteindelijk maakte dit laatste element het voor de Society onmogelijk als één organisatie verder te gaan.
Het is voor mensen altijd een uitdaging om samen te werken, vooral als het gaat om iets dat hen na aan het hart ligt. Het is onvermijdelijk dat aanhangers van een zaak van mening verschillen over ideologie, organisatiemethoden en manieren om doelen te bereiken; ze hebben hun persoonlijke sympathieën en antipathieën, fouten en blinde vlekken. En iedereen maakt fouten. Met zelfdiscipline en bescheidenheid is het voor de Theosophical Society niettemin mogelijk samen te werken – in de eenheid van ons hart, terwijl we uiterlijk verdeeld zijn – om de kern te vormen van een universele broederschap van mensen.
Zoals de zon die op de oceaan schijnt een pad vormt naar ieder mens die hem ziet, waar hij zich ook bevindt en waarheen hij ook op weg is, evenzo kunnen we op onze eigen manier vorderingen maken met gemeenschappelijke doelen en tegelijkertijd respecteren dat anderen op hun manier hun bijdrage leveren. Als wij iets aan te merken hebben, laat het dan op onszelf zijn en op onze eigen opvattingen en daden en niet op die van anderen. Door actief voor iedereen een gevoel van naastenliefde te ontwikkelen en niemand een kwaad hart toe te dragen, zullen onze acties en reacties tenslotte uitdrukking geven aan mededogen en zal zelfgenoegzaamheid ontbreken, zelfs wanneer we een andere mening hebben, tegenover elkaar komen te staan, of als we ieder onze eigen weg gaan. Op het meest essentiële niveau zijn wijzelf namelijk onze medemensen.
Noot
- Het is interessant dat de uitgever, de Edmonton Theosophical Society, hoewel deze sinds 1995 een onafhankelijke organisatie is, vanaf haar begin in 1911 tot 1992 deel uitmaakte van de Theosophical Society die Annie Besant volgde.
Artikelen over theosofie, het Theosofisch Genootschap, theosofen