Voor het welzijn van alle mensen
Nellie M. Davis
Helen Keller omschreef zichzelf op zevenjarige leeftijd als een blind en doof kind met een onontwaakte geest en zo gefrustreerd dat haar reacties verward en vaak zeer heftig waren. Haar intelligentie vocht om tot geboorte te komen; ze werd geholpen door een wijze en toegewijde lerares die haar de weg wees om deze tot uitdrukking te brengen. Het resultaat was een algehele gedaanteverandering en een edeler mens.
We kunnen ons voorstellen dat de mensheid in het verre verleden een soortgelijke ervaring heeft ondergaan toen het denkvermogen nog niet was begonnen te functioneren en de mensheid zijn zelfbewustzijn nog niet had ontwikkeld. Het denkvermogen was er wel, maar het was latent, slapend. Onlangs merkte een vriendin op dat het bekende beeld van Rodin, ‘de Denker’, voor haar de tijd symboliseerde waarin het denkvermogen begon te ontwaken in de mens, en hij verbaasd en verbijsterd ontdekte dat hij zich in een nieuwe wereld bevond, die hij net was binnengegaan. In deze tijd is het een ander vermogen dat worstelt om tot geboorte te komen; en naarmate het meer gaat overheersen voelen we ons door deze innerlijke drang soms even verbijsterd en in verwarring als Helen Keller. We worden onrustig en zijn van ons stuk gebracht, en verzetten ons misschien blindelings tegen alle beperkingen, terwijl we in werkelijkheid op de drempel staan van een ruimer begrip. Ik denk dat we wel zullen erkennen dat veel ‘beperkingen’ voor ons eigen bestwil zijn; we moeten slechts leren ze te onderscheiden, en ze uit de weg ruimen als ze op dwalingen berusten of eenvoudig uit gewoonte worden instandgehouden, en daarbij niet vergeten dat groei tijd kost.
Wat is dit nieuwe vermogen dat in ons wezen een actievere rol probeert te spelen? Sommigen noemen het kosmisch of spiritueel bewustzijn, de wijsheid van het hoger zelf, de innerlijke christos of het licht van buddhi. Evenals het intellect manifesteert het zich in allerlei graden en het omvat intuïtie, geestelijk inzicht en visie. Zoals onze gedachten en overwegingen misleidend kunnen zijn, kan ook deze nieuwe eigenschap dit zijn wanneer ze niet wordt begrepen. Helen Keller was zo gelukkig een kundige lerares van hoge ethische standing te hebben om haar jonge geest te trainen; maar wij moeten individueel kiezen of we door ons ruimere innerlijke gezichtsveld en door onze toenemende kracht ons zullen transformeren tot wijze en werkelijk ‘menselijke’ wezens, of dat we dit opkomende vermogen met zijn vele schakeringen uitsluitend voor ons eigen welzijn zullen gebruiken.
Het zelfbewustzijn, dat zich samen met het denkvermogen ontwikkelde, richtte de schijnwerper op het persoonlijke zelf; het geestelijke bewustzijn, dat met intuïtie verschijnt, richt de schijnwerper op de mensheid als geheel. De nadruk valt op broederschap, delen met anderen, op mededogen en harmonie. Het betekent dat we bezig zijn te worden met op de achtergrond niet de gedachte ‘voor mijzelf’, maar met het duidelijke motief ‘voor het welzijn van allen’. In deze subtiele omschakeling van het bewustzijn van het fysiek-menselijke naar het menselijk-spirituele worden we als individuen sterker, en toch voelen we een dwingende kracht om in harmonie te zijn met anderen. Het verlangen naar nauwere broederlijke banden stroomt door mensenharten in de hele wereld en wil niet genegeerd worden, want het is inherent aan de innerlijke krachten die zich in ons beginnen te roeren. In ons pogen zo’n wenselijk en vruchtbaar doel te bereiken, moeten we echter grote voorzichtigheid betrachten om het individu te beschermen, want groei is een terrein waarop alleen wijzelf en niemand anders de macht uitoefenen. Als we erin slagen ‘eenheid in verscheidenheid’ tot stand te brengen, zonder de waardigheid en betekenis van de enkeling uit het oog te verliezen, zullen we tot de ontdekking komen dat we bezig zijn een geestelijk gerichte beschaving op te bouwen die niet alleen de hoop biedt om te overleven, maar ook de zekerheid van een verlichte vooruitgang.