Als een zandkorrel
Don Wilder
Na een leven van bijna vijftig jaar is de gedachte bij me opgekomen, zoals ongetwijfeld bij veel anderen: wat heb ik bereikt, wat heb ik gedaan dat de moeite waard is; is de wereld nu een betere plaats omdat ik van haar gebruik heb gemaakt en een deel van haar heb bewoond? Verreweg de meeste mensen hebben het verlangen de mensheid ergens mee te helpen, of tenminste hun eigen familie en vriendenkring; maar de meesten van ons zijn van mening dat hun talenten en bekwaamheid zo beperkt zijn, dat ze de resultaten van hun inspanningen nauwelijks de moeite waard vinden.
De wetenschap vertelt ons dat er een groot magnetisch veld is dat de aarde helemaal omringt, en dit veld is in een toestand van voortdurende verandering. Is het dan te moeilijk zich een geestelijk veld in te denken dat onze planeet eveneens omringt? We gebruiken hier het woord geestelijk bij gebrek aan een term die een duidelijker beschrijving zou geven. Er moet een soort verzamelplaats of reservoir zijn voor de hogere aspiraties, verwachtingen en verlangens, de onzelfzuchtige gedachten, het medeleven en mededogen van de hele mensheid. Kan iemand twijfels hebben over de energie die wordt besteed aan de meedogende zorg voor een dierbare die ernstig ziek is of aan de zelfverloochening en opoffering van ouders voor hun kinderen? Deze zaken zijn een vorm van energie. Als energie niet kan worden vernietigd, zoals ook de wetenschap zegt, dan moet er een plek zijn voor deze energieën, een staat of toestand waarin ze kunnen worden opgeslagen. Kunnen we die niet een geestelijk veld noemen?
Het is maar weinig mensen gegeven om de mensheid een grote dienst en weldaad te bewijzen. Toch wordt erkend dat een zandkorrel die in zee wordt gegooid uiteindelijk elke druppel water in die zee in beweging brengt. We weten dat een in een meer geworpen kiezelsteen een rimpeling veroorzaakt die naar de verste oever van dat meer zal voortbewegen. Hoe kunnen we dan weten wat de verreikende gevolgen zijn van één enkele gedachte of daad? Het kan zoiets gerings zijn als een glimlach als reactie op een afkeurende blik, een vriendelijk antwoord in plaats van een boze reactie, een helpende hand wanneer iemand in moeilijkheden verkeert, of een welwillend oor voor een vriend in nood. Nee, we hoeven niet rijk te zijn om ons aandeel in de belastingen te betalen en ook geen heilige om de noden van de mensheid te helpen verlichten. Ik geloof dat iedere onzelfzuchtige gedachte of daad, iedere welwillende altruïstische vorm van zelfverloochening en zelfbeheersing, aan dit reservoir van geestelijke energie iets toevoegt; het ras, de huidskleur of het geloof van de betrokken persoon maakt daarbij geen enkel verschil.
Verder geloof ik dat zij die daarvoor in aanmerking komen uit deze geestelijke energie kunnen putten, en dat de opgenomen hoeveelheid alleen wordt bepaald door de spirituele wens en de aspiratie van degenen die deze bron aanspreken; en dat iedereen die een onzelfzuchtig verlangen heeft naar harmonie tussen volkeren, opdat er vrede komt, bescheiden maar krachtig bijdraagt aan dat doel.
Laten we ons dus niet ongeschikt voelen omdat we geen landsgrenzen kunnen veranderen, de mensheid niet kunnen verbeteren, of grote ontdekkingen kunnen doen. Zoals de zee is samengesteld uit ontelbare waterdruppels en de kust wordt gevormd door een grote massa zandkorrels, zo is ons leven samengesteld uit een enorm aantal opeenvolgende momenten in de tijd. Binnen bepaalde grenzen kunnen we met elk zo’n moment doen wat we willen. Zal het een glasheldere druppel zijn om toe te voegen aan de wateren van ons leven; een schone en welgevormde korrel om op de oevers van ons bewustzijn te deponeren?
Dit geestelijke veld wordt grotendeels gevormd door zulk materiaal. Wat voor u en mij belangrijk is, is dat we onze energie niet bewaren en opsparen voor de verheven daad van opoffering of de heldendaad die we, naar we hopen, eens in de vage toekomst zullen verrichten; maar om ons leven zo te leiden dat ieder moment van het heden tenminste enigszins bijdraagt aan dit geestelijke reservoir of veld. Als de hele mensheid maar in geringe mate zo kon leven, zouden bergen kunnen worden verzet en gebeurden er schijnbare wonderen.