Hoe vrij is onze wil?
Nivard L. Vas
Wat is de wil en wie of wat gebruikt de wil? Volgens het woordenboek is de wil een mentaal vermogen dat bewust wordt gebruikt om te besluiten op welke manier men zal handelen. In de filosofie wordt de wil beschreven als een vermogen om te kiezen waarbij de mens, gebruikmakend van zijn vrijheid van handelen, de mogelijkheid heeft om beslissingen te nemen. In de theosofie wordt de wil omschreven als een neutrale kracht die door het denkvermogen kan worden gebruikt voor goede of slechte doeleinden. Hij behoort tot het gebied van bewustzijn en intelligentie waar we kwaliteiten zoals altruïsme, mededogen, liefde en vergevensgezindheid aantreffen. In theosofische literatuur wordt de wil niet beperkt tot alleen de mens, maar bevindt deze zich overal in het heelal. De wil is een kracht van de hogere spirituele vermogens, en om er een beter begrip van te krijgen, moeten we andere vermogens zoals intelligentie, verlangen, verbeeldingskracht en discipline onderzoeken.
Wij, en alles om ons heen, hebben een goddelijk erfgoed. De oude wijsheid vertelt ons dat het absolute zich periodiek differentieert en dat het gedifferentieerde periodiek in zichzelf terugtrekt. Het maakt daarvoor gebruik van de goddelijke wil. Alles in de kosmos beschikt in potentie over de vermogens van het absolute, maar op verschillende niveaus. Vrije wil bestaat voor elke monade in het oneindige, hoe groot of klein deze ook is. Een monade is een bewustzijnscentrum, een onsterfelijke emanatie vanuit het hart van het heelal. Volgens deze zienswijze is het heelal bezield bewustzijn, en is bewustzijn alomtegenwoordig.
Als we kijken naar het kleinste levende organisme staan we verbaasd over het levensraadsel. Zelfs een microscopisch kleine hoeveelheid protoplasma vertoont groei, voortplanting, beweging, en kan zich voeden. Daarmee vergeleken is de mens een complex wezen, en de enige manier om het levensraadsel op te lossen is door onszelf te onderzoeken en te aanschouwen hoe ver de wil in ons bewustzijn doordringt en hoe hij zich aan onze innerlijke zintuigen kenbaar maakt. Wanneer we onszelf onderzoeken, ontdekken we dat we niet slechts wezens van vlees en bloed zijn, maar ook een ‘samenstelling van verlangens, hartstochten, belangen, stemmingen, meningen, vooroordelen, beoordelingen van anderen, voorkeuren en aversies . . .’ Deze samengestelde bundel van kwaliteiten hoort bij het vergankelijke zelf. Maar als we onszelf verder onderzoeken, ontdekken we een onsterfelijk zelf in ons dat ‘zuiver is, zonder hartstocht, en alles rechtvaardig overweegt, voor wie er geen . . . heden is met zijn waanvoorstellingen, onjuistheden en halve waarheden; dat niets persoonlijks kent in de zin van zich tegenover het geheel van verbonden persoonlijkheden te stellen; dat de waarheid in één oogopslag ziet, in plaats van ernaar te streven haar door middel van logica te bereiken . . .’1 Het vergankelijke en het onsterfelijke bewustzijn van de mens hebben beide een vrije wil, want eigenlijk zijn ze geen twee verschillende entiteiten maar één monade. We kunnen de vrije wil zien als de hoeveelheid spirituele kracht en verstandelijk begrip die de evoluerende monade zich door innerlijke groei heeft eigen gemaakt. Deze hoeveelheid kan worden vergroot, en de monade kan haar toekomst veranderen door ervoor te kiezen haar toekomstige gedrag aan te passen.
Het oude Hermetische gezegde: ‘Achter de wil staat verlangen’, duidt erop dat de wil een kracht is die door het verlangen in beweging wordt gezet. Verlangen staat centraal in de constitutie van de mens, en afhankelijk van de hoeveelheid spirituele ontwikkeling die de monade heeft doorgemaakt, kan het opstijgen naar het spirituele of afdalen naar het dierlijke. Bijvoorbeeld: verlangen is in dieren een instinctieve kracht omdat ze nog niet voldoende zelfbewustzijn hebben ontwikkeld, terwijl het in de mens een intuïtieve of verstandelijke kracht kan zijn. De meeste mensen schijnen te leven in en naar hun verlangens, en verwarren die vaak met de wil. Verlangen verandert voortdurend en is onstabiel, terwijl de wil constant en stabiel is, een spirituele kracht in ons wezen. In ons dagelijks leven hebben we vaak niet genoeg wilskracht om een week lang één pad te volgen, laat staan een jaar. Onze wil slaapt en ons denkvermogen is zwak door gebrek aan training. We steunen gewoonlijk te veel op hulp van buitenaf met als gevolg dat ons innerlijke zelf of onze geest geen kans krijgt om tevoorschijn te komen en zich te verheffen. Om in het leven succes te boeken zou het verstandig zijn onderscheid te maken tussen verlangen en wil, en om de wil de leiding over onze inspanningen te geven.
Zowel wil als verlangen zijn creatieve krachten; ze vormen ons en onze omgeving. We vormen ons overeenkomstig het beeld van onze verlangens, maar door onze wil te gebruiken zouden we ons kunnen vormen naar het beeld van het goddelijke. We hebben een tweevoudige plicht: ten eerste om onze wil te wekken en sterker te maken door hem te temmen en te gebruiken en hem de absolute leiding in het lichaam te geven; en ten tweede om ons verlangen te zuiveren. Om dit te bereiken hebben we twee werktuigen nodig: kennis en de wil. Kennis geeft ons een basis voor groei en het bereiken van wijsheid; en als de wil onzelfzuchtig wordt gebruikt, stimuleert hij spirituele groei.
De kloof tussen mensen en goden bestaat uit het verschil in ontwikkeling van het bewustzijn. Kunnen wij de goden navolgen? Ja, want Jezus, Boeddha, Pythagoras, Apollonius van Tyana en anderen hebben daarmee een begin gemaakt. Wat houdt ons tegen om aan hen gelijk te worden? Boeddhisten zeggen dat onwetendheid de wortel van alle kwaad is, terwijl theosofen zelfzucht als bron daarvan aanwijzen. Om de goden na te volgen moeten we zowel de wereld als onszelf leren begrijpen zoals ze zijn en moeten we leren onszelf te vergeten, te leven voor anderen, en onze wil in te zetten voor het verbeteren van het welzijn van de mensheid. Onzelfzuchtigheid zou met onderscheidingsvermogen en een gevoel voor rechtvaardigheid moeten worden beoefend. Een zware taak, zal men zeggen, die in één leven nauwelijks haalbaar lijkt, maar de moeilijkheid ervan zou geen excuus moeten zijn om niet te proberen het pad van juiste gedachten, juiste gevoelens en juiste handelingen te volgen. Op deze manier zullen we na verloop van tijd meer kennis verwerven over wat we zijn, over ons bewustzijn en onze toekomst.
Naast wil en verlangen beschikken we over andere belangrijke vermogens zoals verbeeldingskracht en discipline. De verbeelding is een vermogen dat, wanneer het door de wil wordt gebruikt, creatieve krachten opwekt en wat door deze wordt voortgebracht. Pythagoras noemde de verbeeldingskracht de herinnering van onze vroegere levens. Ze kan worden gebruikt voor het vergeestelijken, maar ook voor het verstoffelijken, van beelden die in het denkvermogen zijn gevormd, om de gevolgen teweeg te brengen die we verlangen, goede of slechte. Ze kan ons overheersen en ons binden aan de illusies die we hebben gecreëerd, of als we dit vermogen gericht gebruiken en weerstand kunnen bieden aan haar fantastische ingevingen, een krachtig instrument worden om ons leven en onze bestemming vorm te geven.
Ik denk dat twee derde van onze kwalen en angsten voortkomen uit onze verbeelding. We hebben een goddelijk erfgoed en kunnen het goddelijke dat in ons is naar buiten brengen door altruïstisch te leven. Zoals G. de Purucker zei, ‘Liefde is het cement van het heelal; ze houdt alle dingen op hun plaats en onder haar eeuwige hoede; haar werkelijke aard is hemelse vrede, haar kenmerk is kosmische harmonie die alle dingen doordringt, die grenzeloos, onvergankelijk, oneindig, eeuwig is. Ze is overal en is het hart van het hart van al wat is.’ (Levensvragen, blz. 111). De droom van broederlijke liefde is niet nieuw; door de eeuwen heen hebben mensen geprobeerd om deze tot stand te brengen. Jezus en Boeddha hebben het geprobeerd, tegenwoordig proberen mensen het, en ik ben ervan overtuigd dat er broederschap onder de mensen zal komen, want ‘Waar een wil is, is een weg.’ Zoals Teilhard de Chardin opmerkte: ‘Op een dag, wanneer we de ether, de wind, de getijden en de zwaartekracht hebben bedwongen, zullen we . . . de energieën van liefde gaan aanwenden. Dan zal op die dag voor de tweede keer in de geschiedenis van de wereld de mens het vuur hebben ontdekt.’
Discipline is een woord dat we associëren met training in zelfbeheersing en is iets dat we zien als een beperking van onze vrijheid; maar zoals Swami Ranganathananda opmerkte, ‘De slaaf stoort zich aan discipline, de vrije mens verwelkomt echter elke gelegenheid tot zelfdiscipline. . . . [Ze] is de weg om wilskracht te krijgen, ruimdenkende sympathie, een edel karakter en daardoor in alle opzichten een sociale en spirituele doelmatigheid’ (The Message of the Upanishads, blz. 202). Discipline bevrijdt ons uit de slavernij van onze verlangens, en is essentieel voor menselijke groei:
Waak over je gedachten
straks worden ze je woorden
waak over je woorden
straks worden ze je daden
waak over je daden
straks worden ze je gewoonten
waak over je gewoonten
straks worden ze je karakter
waak over je karakter,
straks wordt het je bestemming.
De wil is werkelijk overal en door iedereen te gebruiken, en we moeten leren er verstandig mee om te gaan en onze verlangens te beheersen. Wie is eigenlijk verantwoordelijk voor hoe we leven en wie we zijn? Niemand anders dan wijzelf.
Er wordt overal van ons verlangd dat we een verheven ethiek volgen, omdat dit echte goedheid in de wereld zal brengen en de goddelijke eigenschappen van de mens zal stimuleren en ontwikkelen. Preken zijn goed voor het uur of half uur dat men zit te luisteren, maar in de leringen van de Ouden – het leiden van een zuiver leven en het ontwikkelen van de wilskracht – ligt de sleutel tot het absolute. Toen ik ruim 25 jaar geleden in Nederland kwam wonen, kreeg ik een verjaarskaart met de woorden, ‘Het belangrijkste in het leven is niet waar we ons bevinden, maar in welke richting we gaan.’ De wil heeft veel te maken met de richting die we in ons leven opgaan. We hebben een vrije wil en moeten waken over onze verlangens door onze verbeeldingskracht te gebruiken voor altruïsme en broederlijke liefde, want de verbeeldingskracht en de wil kunnen samen voor iedereen een betere toekomst scheppen.
Noot
- C.C. Massey, ‘True And False Personality’ (De echte en onechte persoonlijkheid), The Theosophist 1:6, blz. 140.