Theosophical University Press Agency

Wetenschap en ethiek

Alan E. Donant

Beschavingen worden vaak naar hun materiële vooruitgang beoordeeld. Dit is ten dele ook terecht, omdat verbeterde levensstandaarden meestal het menselijk lijden verminderen; maar vooral het innerlijke leven van een volk geeft richting aan deze materiële bekwaamheid, en altruïsme en mededogen zijn daarom de hoekstenen van een werkelijk grote beschaving. De twee kolossen van de moderne beschaving – wetenschap en technologie – hebben ons leven inderdaad met wonderbaarlijke dingen verrijkt. Toch blijven we lijden en in sommige gevallen lijden we juist als gevolg van wetenschap en technologie, want deze brengen niet alleen voordelen, maar stellen onze menselijkheid ook op de proef en kunnen ons zelfs in ons bestaan bedreigen.

Sommige mensen denken dat religie bescherming kan bieden tegen het morele misbruik van wetenschappelijke kennis. De gespannen relatie tussen religie en wetenschap sinds het einde van de Middeleeuwen heeft helaas onder andere ertoe geleid dat het gevoel voor ethiek in de wetenschap als methode is verdwenen. Het is echter belangrijk te bedenken dat technologie, wetenschap en religie geen maatschappelijke problemen veroorzaken of oplossen. We zijn namelijk zelf zowel het probleem als de oplossing, en wetenschappers moeten daarom voor morele richtlijnen te rade gaan bij hun eigen ideeën en normen.

Al sinds mensenheugenis hebben mensen zich gerealiseerd dat ze meer zijn dan een lichaam alleen. En ook al ligt deze transcendentale ervaring, die door de jaren heen uitvoerig is beschreven, niet binnen het gezichtsveld van de moderne wetenschap, dan betekent dat nog niet dat zij niet bestaat. Onzichtbare verschijnselen zijn een geaccepteerd gebied binnen de wetenschap. Het feit dat 90 % van de materie in de kosmos onzichtbaar is en 90% van een ijsberg zich onder de oppervlakte bevindt, wijst erop dat het onzichtbare minstens even belangrijk is als het zichtbare. Weten-schappers die de ethische aspecten van hun werk overdenken doen er daarom goed aan om het onzichtbare en transcendentale in hun beschouwingen te betrekken. In de meeste wetenschappelijke theorieën wordt bewustzijn als oorzakelijke factor weggelaten, maar het is moeilijk om zich wetmatigheid en doelgerichtheid zonder bewustzijn voor te stellen, omdat deze al vanaf het ‘begin’ duidelijk aanwezig lijken te zijn geweest. Wanneer wetenschappers het bewustzijn serieus gaan bestuderen en zich blijven inspannen voor een universeel inzicht in alle natuurverschijnselen, komt er een dag waarop bewustzijn en materie als één zullen worden beschouwd, en dit ene zal worden gezien als het hart van de openbaring.

In de afgelopen decennia heeft de wetenschap ondanks haar exclusieve aandacht voor materie haar benadering en bevindingen verruimd. Gaia, een netwerk van leven, en andere biologische en ecologische denkbeelden presenteren het idee van eenheid als eigen aan het wezen van de natuur. De zoektocht naar een geünifieerde veldtheorie binnen de natuurkunde houdt tevens een erkenning in van onderlinge afhankelijkheid en van een onderliggende eenheid. Eenheid heeft veel implicaties voor de wetenschap, waarvan ethiek zeker niet de minst belangrijke is. Want als alle dingen onderling verbonden zijn – en als alle dingen weerspiegelingen zijn van het Ene – verandert dit de manier waarop we onze handelingen beschouwen.

Oorzaak en gevolg vormen de basis van de moderne wetenschappelijke methode. Zonder deze basis zouden experimenten voor het testen van een hypothese zonder betekenis zijn. Wanneer we nieuwe wetenschappelijke vorderingen – en dan vooral hun technologische toepassingen – overdenken, dienen we ons af te vragen wat de effecten hiervan zullen zijn. Niet alleen in het laboratorium, maar ook op individuen en de maatschappij. Besluiten moeten niet uitsluitend worden gebaseerd op de vermeende voordelen van een nieuwe ontdekking, maar ook de nadelen moeten in ogenschouw worden genomen. De analyse van de voor- en nadelen moet zowel de natuur, de cultuur als de morele zwakheid van de mens in overweging nemen en verder reiken dan ethiek die voor public-relations-doeleinden wordt geformuleerd. Zuivere wetenschap betekent geen geïsoleerde wetenschap. Haar voornaamste instrument (oorzaak en gevolg) en de nieuwste theorie (die uitgaat van eenheid) zijn voldoende om de verantwoordelijkheid van de wetenschap te onderzoeken, niet alleen tegenover de direct betrokkenen, maar tegenover alle wezens, menselijke en andere.

Een wereld van willekeur waarin mensen van dieren afstammen, één leven leiden en vervolgens ophouden te bestaan, erkent geen grootse bestemming of ethiek, en ziet evolutie als iets dat te maken heeft met lichamen en niet met wezens. Vergelijk dit wetenschappelijk/technologische wereldbeeld eens met de wijsheidstraditie. Daarin zijn alle wezens vonken van het Ene en ontvouwen voortdurend hun oneindige mogelijkheden in een doelgericht heelal, waarbij ze in de loop van talloze levens oorzaken leggen en de gevolgen daarvan ondergaan. Wat verschillen deze twee standpunten in de manier waarop ze klonen, stamcelonderzoek, in-vitro fertilisatie, vivisectie, abortus en soortgelijke onderwerpen zouden benaderen. Laten we in plaats van de voortgang van de wetenschap een halt toe te roepen eens stilstaan bij waar we naartoe gaan. Willen we echt onze steun verlenen aan het martelen van dieren? Moet de nadruk eerder op een optimale gezondheid liggen dan op het bestuderen van ziekten? Als we eeuwig evoluerend bewustzijn zijn, hoe helpt het manipuleren van onze fysieke vorm ons dan verder? Is het vinden van manieren om de natuur te beheersen belangrijker dan om te leren in harmonie met haar te leven? Verlagen we onze menselijkheid als we ons met bepaalde onderzoeksgebieden gaan bezighouden? De vragen die we stellen en de antwoorden die we vinden hangen af van ons besef van wie we zijn en waar we naartoe gaan.

De Star Wars cyclus biedt twee metaforen voor de toekomstmogelijkheden van de mens: Luke Skywalker en zijn vader, Darth Vader. De zoon legt de nadruk op het mystieke pad waar de krachten van de natuur worden aangewend om anderen te helpen; de vader benadrukt het pad van de toegepaste technologie in combinatie met egoïstische machtswellust. Beiden gebruiken natuur en technologie, maar hun gevoel voor ethiek vormt het grootste verschil. Wat voor mensen willen we worden en welke invloed hebben we op de evolutie? Deze vragen zijn belangrijk wanneer we nadenken over de gebieden van wetenschappelijk onderzoek waar onze beschaving aandacht aan zou moeten schenken.

De menselijke geest benadert de betekenis van de dingen op vele manieren. Soms onderzoekt hij de natuur op een systematische wijze en volgt daarbij bepaalde regels. Soms worden natuurlijke of intuïtieve waarheden intellectueel verzameld en gerangschikt. Andere keren verkent de geest de diepten van de innerlijke realiteit, waarbij hij gebruikmaakt van zijn mystieke en transcendentale vermogens. In hun lagere uitingen kunnen deze drie manieren – wetenschap, filosofie en spiritualiteit – tot verdeeldheid en dogmatisme leiden. In hun zuiverste vorm kunnen alle drie naar de waarheid leiden en een universele ethiek aan het licht brengen en bevorderen. Wanneer ze worden gecombineerd, kan de mensheid wellicht profiteren van een situatie waarin de som van de effecten van de afzonderlijke disciplines ver wordt overtroffen. De wetenschap bevindt zich nu, zoals op elk moment, op een grote tweesprong: ze kan haar rol zien als een instrument om de maatschappij in materieel opzicht te verbeteren of om het welzijn van de mensheid en de hele natuur, zowel innerlijk als uiterlijk, te bevorderen.

De natuur verricht haar wonderen in stilte, en zo kunnen ook wij – zelfs als we verdiept zijn in het dagelijkse routinewerk – altijd stilzwijgend maar vastbesloten de weg om ons heen verlichten. Hoe meer sluiers van illusie wij in ons eigen wezen weghalen, des te helderder zal ons licht schijnen; en ten slotte kunnen ook wijzelf een wegwijzer worden voor anderen, een baken dat stralender, doordringender en heilzamer is dan de helderste ster in de donkere nacht.


Uit het tijdschrift Sunrise sep/okt 2003

© 2003 Theosophical University Press Agency