Theosophical University Press Agency

Noodlot of vrije wil?

T. Henry

Bestaat er zoiets als een lotsbestemming? Zo ja, is het dan een onherroepelijk lot, of heeft de mens het vermogen om er weerstand aan te bieden? Wetenschappelijke speculatie neigt vaak naar een onbuigzame, mechanische interpretatie van de natuurwetten, die vaak zijn gebaseerd op zeer beperkte wiskundige beginselen; en we proberen hetzelfde onbuigzame schema toe te passen op het menselijke leven. Sommigen hebben geprobeerd de natuur weer te geven door een systeem van oorzaken verbonden met gevolgen dat, wanneer het eenmaal in werking is gezet (wie weet op wat voor manier?), automatisch doorgaat, zoals een machine zonder tussenkomst van enige invloeden van buiten het systeem. Maar we merken bijvoorbeeld dat de ziel in een plant de inertie van de materie opzijzet en er een geheel nieuwe verzameling van wetten aan oplegt, die resulteren in het leven en de schoonheid die we overal om ons heen waarnemen. En in het dier komt een nog vrijere wil in het spel, waarbij nog hogere en minder voorspelbare wetten worden geïntroduceerd. In de mens is er een veel groter vermogen van onafhankelijkheid, en het is misschien oneindig veel groter dan de meesten van ons denken. Niet alleen plaatst zijn intellect hem boven alle lagere rijken, maar er is ook iets in hem dat zelfs het intellect te boven gaat.

De ene mens kan aan een moeilijkheid betrekkelijk gemakkelijk het hoofd bieden, terwijl een ander door dezelfde omstandigheid kan worden verpletterd. Betekent dit dat er niet zoiets als een noodlot bestaat? Ik betwijfel of we het probleem van de vrije wil ooit volledig zullen oplossen, want we kunnen niets absoluut oplossen, maar wel relatief. Het lijkt zo dat een dier vrij is ten opzichte van bepaalde wetten die de rijken beneden zijn eigen rijk beperken; maar toch is het dier onderworpen aan wetten die zijn eigen rijk beperkt. En evenzo heeft de mens vrijheid met betrekking tot veel zaken waardoor de dieren aan banden worden gelegd, maar is beperkt door de regels die voor het mensenrijk gelden. We kunnen hier echter niet stoppen met ons betoog, want onze toelichting is erg onvolledig. De menselijke natuur is niet onveranderlijk maar zeer flexibel, en het karakter van de mens biedt zeer veel mogelijkheden, zowel verheven als lage. Er zijn verschillende graden van intelligentie, en daardoor net zoveel graden van onafhankelijkheid, variërend van de meest basale soort van persoon die zich in een zeer beperkte kring van gewoonten en eigenschappen beweegt, tot aan het meest hoogstaande en door zelfontwikkeling gevorderde individu dat veel van zijn gewoonten en vermogens kan onderwerpen aan de kracht van zijn wil geleid door innerlijke beginselen. Terwijl het dus onmogelijk is om zich een absoluut vrije wil – die door geen enkele wet wordt beperkt – voor te stellen behalve dan als absolute chaos, is het gemakkelijk genoeg om zich een wil voor te stellen die een hogere wet volgt, en daarmee alle lagere wetten beheerst. Het lijkt op een wagenmenner die, in plaats van rampzalig passief toe te zien hoe de paarden hem daarheen sleuren waar ze maar willen, de paarden leidt en hen laat gaan waarheen hij wil. Hij wordt geleid door zijn eigen plan, en niet door de grillen van zijn rossen.

Hoewel fatalisten erkennen dat de wil van de mens ten opzichte van die van de dieren relatief vrij is, zeggen ze dat de mens niettemin gebonden is door een oneindige keten van zijn eigen ideeën en neigingen, die elkaar voortbrengen en zodoende een netwerk van oorzaken en gevolgen vormen waaruit hij zich niet kan bevrijden. Ik ben het met dit standpunt oneens. Het feit dat de mens over zo’n idee kan nadenken, zo’n idee kan poneren – suggereert dit niet dat zijn denkvermogen een eigenschap bezit waardoor het zich, in ieder geval gedeeltelijk, buiten dat netwerk bevindt? Heeft het zelfbewuste denkvermogen niet een onbepaalbare kwaliteit waardoor we het niet slechts als een factor in een wetenschappelijke vergelijking kunnen gebruiken, of er een willoze schakel in zo’n keten van oorzaak en gevolg van kunnen maken? Als dit zo is, dan moet het denkvermogen in staat zijn om op elk moment nieuwe en onvoorziene eigenschappen te ontplooien die iedere berekening zou ondermijnen. Een wetenschapper ontwikkelt formules en vergelijkingen die weergeven wat hij over de natuurkrachten weet; maar wanneer hij nieuwe bronnen ontdekt, moet hij zijn berekeningen aanpassen en ze weer kloppend maken. Op dezelfde manier kan een fatalist een systeem voorspellen, maar hij moet bereid zijn dit weer te veranderen zodra nieuwe factoren dit noodzakelijk maken – en dat zal veelvuldig zijn!

Uit het voorafgaande lijkt het logisch om aan te nemen dat noodlot slechts de naam is die we aan dat legioen van sterke krachten hebben gegeven dat we zelf in beweging hebben gezet, een netwerk dat bestaat uit onze verzamelde motieven, begeerten, en handelingen uit het verleden. We hebben dit web voor onszelf geweven, maar het is niet absoluut bindend, omdat dezelfde wil die de krachten in beweging heeft gebracht er ook weer tegenstand aan kan bieden; hetzelfde denkvermogen dat ze heeft gepland kan reageren op de resultaten ervan. Bovendien werkt de keten van oorzaak en gevolg of karma op vele gebieden. Een mens heeft fysiek karma, mentaal, psychisch, moreel en spiritueel karma. Dus lijkt het vooraf bepalen van iemands toekomstige gedrag of lot op een wiskundig probleem van verbijsterende complexiteit. Een helderziende zou bij benadering een schatting kunnen maken van wat iemands gedrag waarschijnlijk zal zijn onder bepaalde omstandigheden, vooral wanneer dat individu een eenvoudige aard heeft waarbij zijn mentale vermogens nog grotendeels latent zijn; maar de moeilijkheden nemen naar verhouding oneindig toe wanneer iemands latente vermogens zich gaan ontvouwen.

Sommigen kunnen beweren dat ons lot in de sterren staat geschreven, maar zelfs de meest toegewijde astroloog moet erkennen dat de mens voor een groot gedeelte niet aan deze invloeden is onderworpen – waarom zou men hem anders waarschuwen? Als de sterrenbeelden bindend waren, zou advies zinloos zijn. Advies geven betekent toegeven dat de aanwijzingen niet bindend zijn, dat er tegenstand aan kan worden geboden. Pythagoras raadde ons aan wiskunde te gaan studeren, en een van de dingen die ik daar heb gevonden is dat een punt, dat vrij is om te bewegen waarheen het wil, zolang het zich niet méér dan een bepaalde afstand verwijdert van een ander punt of dichter daarbij komt, een bolvorm voortbrengt rond dat punt. Maar wanneer deze beperking wordt opgeheven en een andere voorwaarde wordt opgelegd, dan zal de meetkundige figuur die wordt voortgebracht niet langer een bol zijn. Dit geldt ook voor de mens: voordat we zijn gedrag of lot kunnen voorspellen, moeten we de wetten kennen die hem beheersen.

Een grotere kennis onthult andere wetten aan de mens dan die welke hij tot nu toe heeft gevolgd; zijn vermogen om te kiezen geeft hem de mogelijkheid deze nieuwe wetten te volgen en uit te stijgen boven veel dingen die hem vroeger misschien beperkten. Het algemene principe is dat we aan de slavernij van de krachten die ons beheersen – welke dat ook zijn – kunnen ontkomen door de hulp in te roepen van de hogere krachten in ons. We kunnen bijvoorbeeld de edeler eigenschap van de wil inroepen om onze lagere neigingen te overwinnen, en onze kracht te vinden in het verhevener deel van onze natuur. Het is waar dat het gevaar bestaat dat we door het zoeken van hulp van binnenuit slechts een subtielere vorm van egoïsme aanroepen. Zij die niet zorgvuldig zijn met hun basismotieven, en slechts puur persoonlijk gewin zoeken, zullen zich geketend zien door juist die neigingen waarvan de oprechte waarheidszoeker zich wil bevrijden. Want vooral de zelfzucht in zijn vele en verschillende vormen bindt de mens aan de keten van oorzaak en gevolg; en door hier bovenuit te stijgen verenigt de mens zich met een hogere wet en weigert zich door de lagere wetten te laten overheersen.

Elke dag en elke minuut bevindt de mens zich onophoudelijk in een proces van verandering en groei, en naarmate hij uitstijgt boven de toestanden van gisteren die hem beperkten, betreedt hij een zich voortdurend uitbreidend gebied van ‘vrijheid’. Daarom geloof ik dat de mens niet onherroepelijk is gebonden aan een lot dat vooraf kan worden berekend. En of de mens wel of niet door een spirituele lotsbestemming wordt beheerst is een vraag die misschien te ver van ons af staat om praktisch te zijn, en toch verdient ze onze zorgvuldige aandacht.

Karma, lot, vrije wil


Uit het tijdschrift Sunrise mrt/april 2003

© 2003 Theosophical University Press Agency