Het altaar van de waarheid
G. de Purucker
Er is waarheid in het heelal. Wat is die waarheid? Ze is het heelal zelf. Zijn wetten zijn de gedragslijnen van dat heelal dat zich in kosmische perioden manifesteert; en een ware filosofie, een ware religie, een ware wetenschap probeert deze essentiële zaken weer te geven door het formuleren van gedachten. Het verlichte menselijke intellect kan deze essentiële zaken op die manier weergeven omdat wij, als voortbrengselen van het heelal, alle vermogens en krachten die het heelal bezit latent in ons hebben.
Het begripsvermogen is iets dat we kunnen ontwikkelen. Dat wil niet zeggen dat we een orgaan om te kunnen begrijpen moeten opbouwen, zoals iemand een huis bouwt van steen of hout. Ons begrip ligt binnenin ons, niet buiten ons; en naarmate ons zelfbewustzijn groeit, zullen we steeds beter het zich manifesteren van het innerlijke licht begrijpen. Maar al komt de waarheid uiteindelijk van binnenuit, toch kunnen we veel leren van de vruchten van het gerijpte denken van iemand anders. Zelfs al zijn ze ons denken binnengebracht en zijn ze niet de vruchten van onze eigen innerlijke ontdekkingen, toch kunnen we veel leren als we dit in ons opnemen, er eerlijk over nadenken en proberen het te begrijpen.
Maar aanvaarden we zomaar wat iemand beweert en wegen we daartegen alles af wat tot ons komt? Als we dat doen, toetsen we alleen de ene dogmatische uitspraak aan een andere. Als we iets van buitenaf aannemen, doen we dat op gezag of te goeder trouw, tenzij we in onszelf de vermogens tot oordelen en onderscheiden, intuïtie en begrip, hebben ontwikkeld. Deze kunnen we ontwikkelen door diep na te denken, door meditatie, door te weigeren beweringen van anderen zomaar aan te nemen en door het gebruik van onze wilskracht, vastbesloten om alle vragen zelf op te lossen, koste wat het kost. Wanneer we ons op die manier oefenen, zullen we, zo zeker als de zon de aarde met licht overstraalt, bereiken wat we ons ten doel hebben gesteld: het vermogen om alle dingen te toetsen door te weten of ze waar zijn of onwaar.
Evenals in ieder ander tijdperk zoeken de mensen nu naar waarheid. Maar wat is er nog veel te leren! Hoe meer we weten, des te meer beseffen we wat er nog is te weten; hoe meer we leren, des te meer gaan we inzien dat er nog grotere hoogten te beklimmen zijn. Grote kennis leidt tot bescheidenheid; toenemende kennis leidt tot een groeiende eerbied voor de waarheid. Alleen zij die een beperkt verstand hebben, die in zichzelf niet die brandende liefde hebben voor waarheid en alleen waarheid, zoals die is gebaseerd op de feiten van de kosmos, kunnen denkbeeldige grenzen trekken en zeggen: ‘Hier eindigt de waarheid! We mogen niet, we kunnen niet, verdergaan.’ Wie kan er grenzen stellen aan de zich verheffende menselijke geest?
Er is een radicale verandering nodig in het bewustzijn van de mens. Als deze plaatsvindt en door de van binnenuit stromende krachten van het licht en het hart wordt geleid, heeft de mensheid noch van binnenuit noch van buitenaf iets te vrezen. Maar zo’n verandering in het hart, het denken en de wil van de mens is een kwestie van langdurige ontwikkeling en vindt niet van de ene op de andere dag plaats. Het is echter een grote steun bij het tot stand komen van die verandering als men een geest van eerbied voor de waarheid ontwikkelt, zo groot dat vergeleken daarmee niets anders van waarde wordt geacht; en vanaf dat moment zouden alle religieuze en wetenschappelijke ontdekkingen als een onpersoonlijk offer op het altaar van de waarheid worden gelegd. Wat een prachtig ideaal om na te streven, niet alleen voor wetenschapsmensen, religieus ingestelde mensen en filosofen, maar ook voor ieder van ons. Er zouden dan geen dogmatische hypothesen of theorieën meer worden verkondigd, maar men zou zijn levenswerk eerbiedig offeren op het altaar van dat goddelijke ideaal, de eeuwige waarheid.