Het Duitse Requiem van Brahms
Armin Zebrowski
‘Het is werkelijk een geweldig kunstwerk dat je hele wezen in vervoering brengt, zoals er weinig is dat je zozeer treft.’ In een brief aan Johannes Brahms (1833-1897) gaf Clara Schumann uiting aan haar diepe gevoelens die tijdens de kerstdagen van 1867 waren gewekt toen ze een exemplaar in handen kreeg van een pianobewerking van Ein deutsches Requiem. Waardoor werd Clara Schumann zo diep getroffen, en wat heeft dit werk zo’n vaste plaats gegeven in het bewustzijn van musici, liefhebbers van klassieke muziek, en christenen? Het wordt vaak rond Kerstmis uitgevoerd door de beste koren en orkesten ter wereld, en enthousiast gerepeteerd door amateurs. De verheven, edele toon en het thema verlenen zonder enige twijfel een diepe geestelijke dimensie aan dit werk dat in het vrije christelijke denken is geworteld.
Vanuit een muzikaal standpunt gezien betekent het Duitse Requiem een keerpunt in de compositietechniek waardoor Brahms de hele muziekwereld heeft beïnvloed. De manier waarop hij de zeven delen rangschikte en afzonderlijke passages componeerde, toont aan dat zijn denken vrij was van zowel muzikale als christelijke dogma’s. Brahms dirigeerde de eerste uitvoering van dit werk, dat uit zes delen bestaat, op Goede Vrijdag 1868 in de kathedraal van Bremen voor een gehoor van 2500 mensen, en het werd positief ontvangen door de hele Duitse muziekgemeenschap. De definitieve vorm, bestaande uit zeven delen, werd in februari 1869 voor het eerst uitgevoerd in Leipzig. Brahms was toen zesendertig en had meer dan tien jaar aan het requiem gewerkt.
Er is veel over gespeculeerd wat het motief achter dit werk was. Brahms was ongetwijfeld een serieus ingesteld mens. Eens zei hij over zichzelf: ‘Vanbinnen lach ik nooit’; en ‘Het leven berooft ons van meer dan dat de dood dit doet.’ Vooral zijn diepe en nauwe vriendschap met Clara en Robert Schumann, die hij voor het eerst in 1853 ontmoette, was van grote betekenis. Brahms had een grote bewondering voor de componist die meer dan twintig jaar ouder was dan hij, terwijl Schumann zijn jonge vriend de toekomstige meester noemde. Brahms en Clara Schumann hadden eveneens een nauwe en hartelijke relatie. Het was een zware slag voor Brahms toen Robert Schumann probeerde zelfmoord te plegen door in de winter van 1854 in de ijskoude Rijn te springen. Hoewel hij werd gered, bracht Schumann de resterende twee jaar van zijn leven door in een psychiatrische inrichting. Brahms was hevig geschokt door de ziekte en dood van zijn vriend en begon in datzelfde jaar aan het requiem te werken. De dood van Brahms’ moeder in 1865 was nog een belangrijke gebeurtenis. Hij was ontroostbaar en zette het werk voort aan het requiem dat al ver gevorderd was voor ze stierf. Muziekhistorici wijzen erop dat het toegevoegde vijfde deel direct in verband kan worden gebracht met haar dood. Zoals iemand getroost wordt door zijn moeder, zo wil ik u troosten. Het complete werk werd opgedragen aan Robert Schumann, de moeder van Brahms, en aan de hele mensheid.
Het requiem of de mis voor de doden ontstond in de rooms-katholieke liturgie als een uitgebreide voorbede voor de gestorvenen. Het is gebaseerd op een traditionele tekst die bijna onveranderd is gebleven sinds de Middeleeuwen, waarin de gemeente God vraagt de overledene te verlossen van alle kwellingen van de hel, genadig te zijn in het Laatste Oordeel, en hem eeuwige rust te geven. Brahms brak radicaal met deze traditie. Hij stelde de verzen zelf samen en maakte vrijelijk gebruik van teksten uit de hele Lutherse Bijbel. Uit een briefwisseling met Karl Reinthaler in oktober 1867 blijkt dat hij het gebruikelijke christelijke dogma met opzet wegliet. Nadat Reinthaler, muzikaal leider van de kathedraal van Bremen, de partituur had bekeken, stond hij nogal sceptisch tegenover het uitvoeren ervan op Goede Vrijdag:
In het werk raak je dicht aan de grens van niet alleen het religieuze, maar zelfs van het echt christelijke. Al in het tweede deel gaat het over de profetie van de wederkomst van de Heer, en in alle verdere delen gaat het over het mysterie van de opstanding van de doden, . . . Maar vanuit een christelijk perspectief mist het de kern waar alles om draait, namelijk de verlossende dood van de Heer. . . .
De manier waarop je de teksten hebt samengesteld, laat zien dat je zo goed op de hoogte bent van de bijbel, dat je ongetwijfeld de juiste woorden kunt vinden, mocht je een of andere wijziging noodzakelijk achten . . .
Volkomen onbewogen antwoordde Brahms: ‘Voorzover het de tekst betreft, geef ik toe dat ik met plezier het ‘Duitse’ zou willen schrappen en eenvoudig ‘menselijk’ zou willen zeggen, en dat ik volledig bewust en met instemming passages zou kunnen weglaten zoals Joh. 3:16. Zo nu en dan heb ik misschien iets gebruikt omdat ik musicus ben, omdat ik het kon gebruiken, want ik kan met mijn vereerde dichters zelfs niet redetwisten over woordjes zoals ‘voortaan’, of deze weglaten.’ De bedoeling van Brahms was niet een christelijk of zelfs religieus werk te scheppen, maar veeleer een dat bestemd was voor de mensheid. Ook al was hij misschien goed thuis in de bijbel, hij was weinig geïnteresseerd in de Kerk. Als hij om deze houding werd bekritiseerd, antwoordde hij: ‘Ik heb toch zo mijn geloof.’
In dit werk wijzigde Brahms de zin van het requiem. In plaats van een mis voor de doden, wijst hij de mensheid de weg. Hij spreekt niet over de dood van de Verlosser, maar over God – of hij aan een persoonlijke, antropomorfe God dacht blijft een open vraag. In het raam van de eeuwige wijsheid kan God enerzijds worden gezien als de Schepper, en anderzijds als de God in ons, ons eigen hogere zelf. De bijbelverzen die hij uitkoos bevestigen dit universele gezichtspunt, vooral voor mensen in een christelijke samenleving. Zijn ‘menselijk’ requiem gaat over cyclussen van leven en dood, de vluchtige aard van het uiterlijke leven, en de onvergankelijkheid van de waarheid en de innerlijke werelden. In plaats van vrees voor de zonde, de wraak van God, en het Laatste Oordeel brengt het een boodschap van liefde en onsterfelijkheid. Daarom begint zijn werk met woorden van troost: ‘Zalig zij die treuren, want zij zullen worden getroost’ (Mattheus 5:4). En hij vervolgt: ‘Wie met tranen zaaien, zullen met gejuich maaien. Hij gaat al wenende voort, die de zaadbuidel draagt; ongetwijfeld zal hij terugkeren met gejuich, en met zijn schoven’ (Psalm 126:5-6).
In het tweede deel benadert hij de eindigheid van het gemanifesteerde bestaan met de volgende woorden: ‘Want alle vlees is als gras, en alle heerlijkheid van de mensen als een bloem in het gras; het gras verdort en de bloem valt af’ (1 Petrus 1:24). Maar tegelijkertijd wijst hij op de cyclische aard van het leven, want in de lente keren gras en bloemen terug en brengen nieuwe bloesems voort: ‘Heb dus geduld, broeders, tot de komst van de Heer. Zie, de landman wacht op de kostelijke vrucht van de aarde, en met veel geduld, totdat de vroege en late regen erop is gevallen’ (Jacobus 5:7). Hier wijst Brahms erop dat alles op zijn eigen tijd gebeurt en dat onze bestemming zal worden vervuld als de tijd daarvoor rijp is. Het deel eindigt met: ‘Maar het woord van de Heer blijft eeuwig bestaan’ (1 Petrus 1:25); ‘En de vrijgekochten van de Heer zullen terugkeren en met gejuich in Zion komen; eeuwige vreugde zal op hun hoofd zijn: blijdschap en vreugde zullen ze verkrijgen, en verdriet en gezucht zullen verdwijnen’ (Jesaja 35:10).
Deze woorden worden onderstreept in het derde deel:
Heer, laat mij mijn einde kennen en welke de maat van mijn dagen is; laat mij weten hoe vergankelijk ik ben. Zie, U heeft mijn dagen als enige handbreedten gesteld; en mijn levensduur is als niets voor U; ja, ieder mens is op zijn best niets meer dan ijdelheid. Ja, de mens staat daar als een schaduw; ja zij zijn tevergeefs bezorgd: zij vergaren rijkdommen en weten niet wie ervan zal profiteren. En nu, Heer, wat kan ik verwachten? Ik heb mijn hoop op U gevestigd. – Psalm 39:5-7
Niets is zo misleidend als de illusie te denken dat men veilig is en de dood kan overwinnen. Alleen door te willen nadenken over onze eigen dood zullen we in staat zijn een bewust en zinvol leven te leiden, een leven in God, een leven in overeenstemming met de geest van onze eigen innerlijke goddelijkheid. De enige vertroosting vinden we in de Heer – en dit slaat niet op de Heer Jezus, maar op de innerlijke god, het licht in ons hart. Dit beginvers vermaant ook hen die teveel aandacht besteden aan onbeduidende zaken en daarbij hun innerlijke bron vergeten. Als we sterven, zullen we alle aardse goederen achterlaten, en alle zogenaamde afweermiddelen zullen ons niet beschermen. In het gezicht van de dood kunnen we alleen onszelf meenemen: wat we zijn, wat we van onszelf hebben gemaakt. Het deel eindigt met een hoopvol geluid: ‘De zielen van de rechtvaardigen zijn in de handen van God, en geen kwelling zal hen daar treffen’ (Wijsheid van Salomo 3:1).
Manuscript van het Duitse Requiem
Het vierde deel zegt: ‘Hoe liefelijk zijn uw woningen, o Heer der heerscharen! Mijn ziel verlangt, ja smacht naar de voorhoven van de Heer; mijn hart en mijn vlees jubelen tot de levende God. Welzalig zij die in uw huis wonen, aanhoudend loven zij U’ (Psalm 84:1-2,4). Deze woningen van de Heer zijn ons diepste innerlijke zelf, het hart van ons hart. God leeft in ons allen en wij leven in God. Onze zielen verlangen naar het geestelijke koninkrijk in onze borst.
De drie verzen van het toegevoegde vijfde deel troosten ons door ons bewust te maken van onze eigen onsterfelijkheid: ‘Ook u heeft dan nu wel droefheid, maar Ik zal u weerzien en uw hart zal zich verblijden en niemand ontneemt u uw blijdschap’ (Johannes 16:22); ‘u ziet hoe Ik korte tijd ploeter en zwoeg, toch heb Ik veel rust gevonden’ (Ecclesiasticus 51:27), en ‘Zoals iemands moeder hem troost, zo zal Ik u troosten’ (Jesaja 66:13).
Dit thema wordt bevestigd in het zesde deel: ‘Want wij hebben hier geen blijvende stad, maar wij zoeken de toekomstige’ (Hebreeën 13:14). De dood is eenvoudig een deur naar een ander bestaansgebied. We blijven in de kosmische cyclussen van de evolutie; we worden steeds opnieuw getransformeerd:
Zie, ik deel u een mysterie mee. Allen zullen wij niet ontslapen, maar allen zullen worden veranderd, in een ondeelbaar ogenblik, bij de laatste bazuin, want de bazuin zal klinken en de doden zullen onvergankelijk worden opgewekt en wij zullen worden veranderd. . . . dan zal het woord werkelijkheid worden, dat is geschreven, De dood is verzwolgen in de overwinning. Dood, waar is uw overwinning, o dood, waar is uw prikkel? O graf, waar is uw overwinning?’
– 1 Corinthiërs 15:51-2,54-5U, o Heer, bent waardig te ontvangen de heerlijkheid, de eer en de macht, want U heeft alles geschapen, en om uw wil was het en werd het geschapen. – Openbaring 4:11
Deze opvatting maakt de dood minder angstaanjagend, zonder kans op eeuwige verdoemenis. Tenslotte is alles wat er gebeurt Gods wil; het gebeurt binnen de begrenzing van de universele wetten die de loop van leven en dood bepalen. We kunnen niet ontsnappen aan deze wetten want we zijn deel ervan. Zo gezien is de blijvende stad geen eeuwigdurend paradijs, maar ons lot. En dit lot heeft niet alleen te maken met ons fysieke lichaam of één enkel aards leven; nee, we zijn kinderen van het heelal en in de verre toekomst zullen we in het bezit komen van ons erfdeel.
Met het slotdeel is de kring gesloten: ‘Zalig de doden die in de Heer sterven, van nu aan. Ja, zegt de Geest, dat zij rusten van hun moeiten, want hun werken volgen hen na’ (Openbaring 14:13). Evenals het eerste deel, verwijst het naar de karmische wet, zonder welke reïncarnatie ondenkbaar is.
Het Duitse Requiem is een van de weinige klassieke werken die zijn gebaseerd op de christelijke bijbel, dat spirituele kwesties aanroert als dood, kosmische cyclussen, karma en reïncarnatie. Jammer genoeg kan hier de verheffende muziek die Brahms gebruikt als middel, niet worden beschreven – die muziek, zoals ze ons raakt, is op zichzelf een boodschap. Zij die de diepzinnigheid van de vrijdenker Brahms willen peilen, kunnen een goede opname van zijn werk aanschaffen en onder het luisteren de tekst lezen. Het requiem van Brahms is verweven met een heel subtiele sfeer die een prachtig licht kan werpen op het pad van de onafhankelijke zoeker naar waarheid, want hij zal er verwante gedachten in herkennen.
Kunst, muziek, (kinder)verhalen en literatuur