Hoe we onszelf kunnen helpen
Jean B. Crabbendam
Hoewel bewustzijn al het leven doordringt, lijkt het op een of andere manier subjectief, bijna hypothetisch, te zijn. Toch is het menselijke bewustzijn onze verbinding met de wereld, en onze beslissingen nemen we met ons denken. De huidige trend in de psychologie en psychiatrie is om bewustzijn en gedrag te beschouwen als bijproducten van de chemie van de hersenen; om diagnosen te stellen aan de hand van lijsten van symptomen; en om mentale, emotionele en gedragsproblemen te behandelen met allerlei medicijnen. Toch is er een belangrijk aantal therapeuten die de waarde van deze aanpak voor hun patiënten in twijfel trekt en een verscheidenheid aan alternatieven aanbiedt. De drie benaderingen die hierna worden beschouwd gaan over het vermogen van gewone mensen om de verantwoordelijkheid voor hun eigen leven op zich te nemen door zichzelf te onderzoeken, effectieve keuzes te maken, en om helende relaties op te bouwen.
In Choice Theory: A new Psychology of Personal Freedom (1998) [Keuzetheorie: Een nieuwe psychologie van persoonlijke vrijheid] moedigt psychiater William Glasser zijn lezers aan om de psychologie van de controle van buitenaf te verwerpen en in plaats daarvan in te zien dat ze hier en nu en onvermijdelijk een innerlijke controle over hun gedachten, gedrag en veel van hun gevoelens en fysiologie moeten uitoefenen. Hij denkt dat de menselijke ellende zijn oorsprong vindt in het feit dat het proberen om anderen te beheersen de geaccepteerde strategie is in bijna alle gebieden van het menselijk leven. Als mensen zich eenmaal realiseren dat alles wat ze doen, denken en voelen de keuzes weerspiegelen die zijzelf maken, dan kunnen ze kiezen om met gedachten en gedragingen te reageren die meer positieve resultaten zullen voortbrengen. De schrijver daagt de mensen uit om goede relaties in het centrum van hun aandacht te plaatsen, en niet te proberen om anderen te dwingen of weerstand aan hen te bieden, maar hun handelingen te evalueren en zich af te vragen: Zal wat ik van plan ben te doen me dichter bij deze mensen brengen of me verder van hen verwijderen? In plaats van anderen de schuld te geven en te proberen hen te veranderen, kunnen we onszelf afvragen wat wij van onszelf kunnen geven om de relatie te verbeteren, en proberen te ontdekken wat wij doen waardoor de relatie verslechtert. Zulke vragen vereisen een eerlijk antwoord en brengen ons tot een echte openhartige beoordeling van onze eigen houding en gedrag.
Dr. Glasser gelooft dat het zich richten op de vroege ervaringen van een patiënt, in plaats van die van het huidige individu, misplaatst en niet productief is omdat we alleen verder kunnen gaan vanaf het punt waar we vandaag staan door nu te beginnen met betere keuzes te maken, ongeacht de oorzaken van onze omstandigheden en persoonlijkheid. Wat hem meer verontrust is het routinematige gebruik van chemische behandelingen. In zijn eigen ervaringen worden de meeste symptomen van de patiënten veroorzaakt door persoonlijke relaties, en meestal worden hun reacties niet veroorzaakt door chemische onevenwichtigheden in de hersenen maar zijn dat de normale fysiologische reacties van de gedragslijn en de gedachten die ze hebben gekozen. Hij gelooft dat de patiënten met een ernstige psychische crisis misschien voorgeschreven medicijnen nodig hebben, niet als een chronische behandeling maar tot ze de noodzakelijke balans hebben herwonnen om te beseffen dat ze zichzelf kunnen en willen genezen. In zijn eigen jarenlange ervaring heeft hij nog nooit psychiatrische medicijnen hoeven voorschrijven.
Peter R. Breggin is een andere psychiater die vooroploopt in het protest tegen de biochemische theorieën van de psychiatrie en het ongenuanceerde gebruik van psychiatrische geneesmiddelen, vooral bij kinderen. Zijn onlangs verschenen Reclaiming Our Children (2000) [Onze kinderen weer terugkrijgen] werd uitgelokt door de reactie van de regering van de VS en de psychiatrische en educatieve instellingen op de schietpartijen aan de Columbine High School: meer kinderen moeten worden gescreend voor psychiatrische aandoeningen en meer kinderen moeten worden behandeld met medicijnen zoals Ritalin en Prozac. Als antwoord op gedragsproblemen verwijzen de scholen hun recalcitrante en niet meewerkende leerlingen van alle leeftijden steeds vaker naar doktoren en psychiaters. Velen van hen worden tenslotte gediagnosticeerd als mentaal gestoord of als patiënten met een hersenafwijking. Zo’n verwijzing ‘garandeert bijna dat ze met psychiatrische medicamenten zullen worden behandeld’ (blz. 82), waarvan er vele nog niet voor kinderen zijn getest of goedgekeurd. Bovendien zijn de bijverschijnselen ervan nog niet door de fabrikanten onderzocht of gedocumenteerd, ondanks de gerapporteerde gevallen van blijvend hersenletsel.
Het alternatief van dr. Breggin betreft het helen van relaties en het veranderen van prioriteiten en keuzen van volwassenen. Ouders, leraren, verzorgers en burgers zouden meer verantwoordelijkheid moeten nemen in plaats van te verwachten dat kinderen zich aan hun wensen en verlangens aanpassen. Verder zegt hij dat ouderschap een vorm van dienstverlening is, waarbij we moeten leren om onzelfzuchtig te zijn, maar, zoals psychiater Doug Smith zegt, ‘We hebben ons ontheven van de heilige verantwoordelijkheid om offers te brengen voor onze kinderen. In plaats van die offers te zien als een heilige taak en voorrecht, zien we onze kinderen als een hinderlijke last’ (blz. 83). In plaats van te vragen, Wat is er mis met mijn kind?, moeten we vragen: Hoe kan ik mezelf veranderen om in de behoeften van mijn kind te voorzien? Dr. Breggin adviseert dat ‘De eerste stap is dat we ieder kind serieus nemen. Als onderdeel daarvan kunnen we de essentiële goedheid of zelfs de goddelijke vonk die we in ieder kind aantreffen begroeten. De kinderen zullen op een opzienbarende en bevredigende manier reageren als we ze verwelkomen als gewaardeerde mensen in ons leven’ (op.cit.).
Hij adviseert ons om daarbij op een verstandige manier met de kinderen te praten, omdat deze zeer vlug van begrip zijn. Zoals dr. Alfred Adler opmerkte:
Ik heb nog nooit een kind ontmoet dat zijn moeilijkheden niet kon begrijpen, als de oorzaak daarvan aan hem werd duidelijk gemaakt. Als ik merk dat een kind me niet kan volgen wanneer ik de bron van zijn misgrepen probeer te achterhalen, kan ik er altijd zeker van zijn dat ik grote vergissingen heb gemaakt toen ik zijn situatie interpreteerde of deze aan hem probeerde uit te leggen. Elk normaal [dat wil zeggen niet zwakzinnig] kind is in staat om de oorsprong van zijn eigen daden te doorgronden en om een goed inzicht in zijn eigen leven te verwerven. – blz.86
De farmaceutische behandeling van veel kinderen in deze tijd valt volgens dr. Breggin ongunstig uit vergeleken met de reactie die we hebben op een getraumatiseerde gevluchte jongen, die depressief is, niet wil praten, en boos en bang is. Hij zou worden aangemoedigd zijn verhaal te vertellen terwijl er op een volwassen manier steun wordt gegeven om zijn problemen uit te werken. Maar veel ouders van een kind met dezelfde symptomen
die in deze tijd hulp zoeken voor hun kind, geloven veel te vaak dat het kind geen verhaal te vertellen heeft aan de psychiater. Ze hebben geen verklaring voor de neerslachtigheid en het niet willen praten van hun kind. Ook de psychiater dringt vaak niet aan op de details van de gezinsachtergrond en het huidige functioneren zoals deze invloed hebben op het kind. In plaats daarvan stelt de dokter de diagnose dat het kind ‘klinisch depressief’ is of een gelijkwaardige aandoening heeft, en schrijft medicijnen voor.
Wanneer de kleine jongen . . . veel angst en boosheid gaat vertonen, kan hij een tweede diagnose krijgen zoals een ‘oppositional defiant disorder’ [afwijking met opstandig en tegendraads gedrag]. Er wordt weinig of geen inspanning verricht om erachter te komen wat de oorzaak is van zijn boosheid en zijn conflict met zijn familie. In plaats daarvan worden hem meer medicijnen voorgeschreven. Als hij doorging met het weigeren om te communiceren, kan hij de diagnose autisme of schizofrenie krijgen en de giftigste middelen krijgen, de antipsychotische geneesmiddelen voor volwassenen . . .
In plaats van het verhaal van het kind te weten te komen, kan de biologisch georiënteerde psychiater de ouders van de kleine jongen meedelen dat hun zoon lijdt aan een hersenaandoening of een biochemische onevenwichtigheid. De dokter kan dan, net zoals de psychiater die op de Conferentie over Mentale Gezondheid in het Witte Huis sprak, met nadruk stellen: Er is niets in het leven van de jongen dat zijn droefheid en teruggetrokkenheid kan hebben veroorzaakt. . . . Elke poging om met het kind te praten wordt gericht op het onthullen van ernstige ‘symptomen’, zoals het horen van stemmen of het zelfmoord willen plegen.
Tegenwoordig nemen doktoren vaak aan dat de kinderen geen verhaal te vertellen hebben, maar evenals de kleine vluchteling die we langs de weg aantreffen, hebben ze vaak tragische verhalen te vertellen – als we maar zouden luisteren. Door het luisteren zouden de kinderen enige troost kunnen vinden, we zouden ze in een helende relatie kunnen brengen, en we zouden betere manieren ontdekken om hen te helpen, . . . – blz. 114
Weer een andere benadering wordt voorgesteld door Lou Marinoff, een filosoof en therapeut, in Plato, Not Prozac! (2001). Hij hoopt de moderne mens opnieuw bewust te maken van de praktische waarde van de filosofie bij het oplossen van de problemen in het leven. Helaas zijn de meeste cursussen filosofie aan de universiteit afgestemd op een intellectuele elite en wordt het onderwerp niet gepresenteerd als een gids in het leven, om persoonlijke problemen op te lossen, en als een weg om het heelal beter te begrijpen. Evenals de twee eerdergenoemde therapeuten bekritiseert hij veel van de praktijken die tegenwoordig veel voorkomen, zoals het zich concentreren op het verleden van de patiënt, het diagnosticeren op basis van een lijst van symptomen, en het behandelen van veel patiënten met medicijnen. Als therapeut heeft hij ontdekt dat de problemen van de mensen vaak voortkomen uit persoonlijke relaties of uit factoren zoals onwetendheid over ethiek of te weinig nadenken over de dingen. Onderzoek van het eigen leven en het serieus denken over filosofie stelt mensen vaak in staat hun eigen problemen op te lossen.
In zijn therapie adviseert dr. Marinoff de mensen om filosofen te bestuderen die iets te zeggen hebben over hun persoonlijkheid en situatie, en zijn boek bespreekt vele scholen en individuen, zowel westerse als oosterse, en zowel uit de oudheid als modern. Mensen moeten zelf ontdekken welke filosofieën aan hun behoeften beantwoorden; het ermee bekend raken kost echter inspanning – maar de beloning is de erin geïnvesteerde tijd waard. Zij die naar hem toekomen hebben meestal problemen rond familieconflicten, andere ideeën van de partner over de toekomst, het vaste voornemen om de situatie te beheersen of om niet beheerst te worden, of ontevredenheid over het werk, de werkgever, of onbereidwillige collega’s. Hij noemt zijn programma PEACE: P staat voor het probleem; E voor de manier waarop het probleem de emoties beïnvloedt; A voor analyse, manieren bedenken om het probleem op te lossen; C voor contemplatie, overdenken welke oplossing de beste is; en E voor evenwichtigheid, uiteindelijk de juiste beslissing nemen. Dr. Marinoff neemt geen beslissingen, maar luistert. Hij spreekt over helende filosofie en benadrukt de onbeperkte kracht van ieder individu door op zichzelf te vertrouwen. Soms is één bezoek genoeg; slechts één cliënt had een jaar lang therapie bij hem nodig. Zijn visie wordt opgesomd in zijn slotwoord:
Hoe vrij we leven hangt zowel af van ons politieke systeem als van onze waakzaamheid om onze vrijheden te verdedigen. Hoe lang we leven hangt zowel af van onze genen als van de kwaliteit van onze gezondheidszorg. Hoe goed we leven – dat wil zeggen, hoe doordacht, hoe edel, hoe deugdzaam, hoe opgewekt en hoe liefdevol – hangt zowel af van onze filosofie als van de manier waarop we die toepassen op alle andere zaken. Het onderzochte leven is een beter leven, en dat ligt binnen ons bereik. Probeer Plato, niet prozac! – blz. 271
Ons menselijke bewustzijn en onze wil geven ons in dat onze mogelijkheden veel groter zijn dan we vaak geloven. We hoeven onszelf niet te zien als slachtoffers met een stemming en bewustzijn die door onze biochemie worden bepaald. Als we ervoor kiezen om zelfbeheersing te beoefenen en onze relaties en situaties te onderzoeken zonder te veroordelen, kunnen we in de meeste gevallen leren om onze gedachten, ons gedrag en onze gevoelens te sturen, en de oude destructieve reacties te overwinnen, nieuwe gewoonten te maken, en om gelukkige en bevredigende relaties op te bouwen met de mensen om ons heen. Op deze manier dragen we niet alleen bij aan ons eigen welzijn, maar ook aan het geluk en de vrede van anderen.
Wetenschap: psychologie, psychiatrie