Een gesprek beginnen
Harry Young
Onlangs was ik betrokken bij een prettige openbare discussie met enkele mensen via mijn plaatselijke krant in de rubriek ‘brieven van lezers’. Het begon met een verslag op de voorpagina waarin een plaatselijke predikant de boeken en de film over Harry Potter beschouwde als ‘erger dan porno’ wat betreft hun invloed op kinderen door onderwerpen zoals magie, tovenarij, en het occulte in het algemeen. Vervolgens werden brieven opgenomen van kinderen en ook van volwassenen, die ofwel met de predikant instemden als handhaver van de moraal en het algemeen belang, of die hem uitmaakten voor een onbenul. Sommigen deden het ‘occulte’ af als onzin en fantasie. Ironisch genoeg bleek de predikant geen van die boeken gelezen te hebben, en de film niet te hebben gezien.
Ongeveer een half dozijn brieven later voelde ik me geroepen om een brief te schrijven en erop te wijzen dat het woord ‘occult’, dat in bijna elke brief te pas en te onpas, goedschiks en kwaadschiks werd gebruikt, in werkelijkheid ‘verborgen’ betekent en dat het in feite een neutraal woord is dat jammer genoeg een ongunstige betekenis heeft gekregen. Verder liet ik weten dat goddelijkheid zelf occult is, een kracht die in elke echte spirituele beweging is te vinden; dat er duidelijk aangetoonde, begrijpelijke, en logisch verklaarbare gevaren verbonden zijn aan het experimenteren met verborgen krachten; dat meer nog het motief dan de gevolgen bepaalt of een handeling goed of slecht is; en dat verdraagzaamheid tegenover andermans overtuigingen van het grootste belang is om begrip voor elkaar te krijgen.
Mijn brief werd onmiddellijk afgestraft door een man, die in stoere pro-christelijke taal zei dat de opvatting van ‘de Eenheid van alle leven’ – een zin die ik had gebruikt – oude heidense koek is en in strijd met de hele bijbelse leer (maar ongetwijfeld niet in strijd met de oorspronkelijke christelijke boodschap, dacht ik bij mezelf). Ik antwoordde dat de eenheid van alle leven geen oude heidense koek is. De grondgedachte achter alle religieuze denken is dat goddelijkheid zuiver onvermengd bewustzijn is en de levende bron van ons allen. Het is inderdaad de kern van alle leven, een leer die de basis vormt van het Hebreeuwse Scheppingsverhaal en ook van andere scheppingsmythen uit de hele wereld; het verhaal dat is te vinden in de Rig-Veda is daarvan niet de minste en het is ouder dan de Hebreeuwse mythe. Ik stelde bovendien, dat het een voordeel is dat er alternatieve geloofsstelsels zijn voor mensen die zich ingesloten voelen door de dogma’s van gevestigde godsdienststelsels en die niet tevreden zijn met verklaringen van de ‘gevestigde orde’ over waar het in het leven eigenlijk om gaat. Ik voegde eraan toe dat het idee van een ‘innerlijke’ goddelijkheid en ook leringen zoals karma en reïncarnatie in de kerkleer niet voorkomen als gevolg van onderlinge afspraken die zijn gemaakt door de vroege geestelijkheid. Ten slotte stelde ik dat in plaats van het gebruik van een krant om te debatteren, privé-correspondentie misschien vruchtbaarder zou blijken te zijn. Er verscheen nog een brief van mijn pen-vriend die verder de voordelen van zijn type christendom aanprees, samen met een uitnodiging zijn kerk te bezoeken en een opmerking om geen angst te hebben voor een stevige discussie, een opmerking waar ik het mee eens ben en waarvoor hem eer toekomt.
Ik zag af van verder antwoord, omdat ik meende genoeg te hebben gezegd. Misschien is het beter zich erbij neer te leggen en met het leven verder te gaan. Maar er gebeurden toen tot mijn verbazing twee dingen. Het eerste was dat er twee dagen later een telefoontje kwam van een oudere man die wilde weten waar karma en reïncarnatie worden vermeld in de bijbel en hoe en waarom deze leringen eruit waren gehaald. Hij vertelde hoe hij na persoonlijke moeilijkheden ernstige twijfels had gekregen over het leven en zijn katholieke geloof, maar dat hij op een dood punt was aangekomen en nu meer inzicht verlangde. In een van mijn brieven had ik naar een web-adres verwezen van een site waar informatie is te vinden over de leraren en de geschiedenis van het vroege christendom. Hij zei dat hij niet over een computer beschikte, dus hadden we telefonisch een aangenaam gesprek, en de volgende dag zond ik hem enkele artikelen over dit onderwerp waarvan ik dacht dat die hem enkele aanknopingspunten zouden geven. Toen hij ze had ontvangen, belde hij om te bedanken, en daarna heb ik niets meer van hem gehoord.
Het tweede wat er gebeurde was, dat er in mijn plaatselijke krant nog een brief verscheen over het onderwerp ‘het occulte’ en in welk verband dit stond met het christendom. Deze was van iemand die niet behoorde tot een van de groepen die direct betrokken waren bij het gespreksthema. Wat hij schreef was beknopt en relevant; hij zei dat ondanks de opvatting dat de God van de christenen een wezen is buiten de mens, dit een betrekkelijk nieuw idee is. Er zijn christelijke mystici geweest vanaf kort na de tijd van Jezus – en hij gaf daar een lange opsomming van – die intuïties hadden over de innerlijke aanwezigheid van God en die in de stilte van hun ziel innerlijke vereniging probeerden te bereiken met het/Hem en deze hebben ervaren, liever dan die te zoeken via dogma of absolutie door de geestelijkheid. Sindsdien zijn er over dit onderwerp in de krant geen brieven meer verschenen.
Deze hele reeks gebeurtenissen zette mij aan het denken over ruimere denkkaders. Het komt zelden voor, tenminste in mijn ervaring, dat dergelijke onderwerpen openhartig in het openbaar worden besproken. En toch is dit een onvoorspelbare en veranderlijke tijd waarin we leven. We zijn soms zo kortzichtig te denken dat we weten hoe de mensen zijn. Toch is de wereld vol verrassende mensen die verborgen diepten hebben wat betreft hun vermogen zowel tot het goede als tot het kwade. Ook is de wereld vol van hen die stevig verankerd zijn in hun eigen denkpatronen en die erop wachten tot een sluier wordt opgelicht, hoewel ze zich niet ervan bewust zijn dat ze zitten te wachten. Soms zijn er maar enkele juist gekozen woorden voor nodig, gesproken of geschreven, die dan als katalysator werken en helpen om de eeuwige waarheden, die in het hart van ieder van ons wonen, te doen ontsnappen naar het denken en een geestelijke revolutie teweegbrengen in het leven van ieder van ons! We kunnen wachten en karma zijn werk laten doen. Echter, vanuit een bepaald standpunt gezien, zijn we karma, en hebben we de macht en de vrije wil om te scheppen; als ons motief onbaatzuchtig is zal onze inspanning bijdragen aan de grote invloed van de meedogende krachten die in het universum werkzaam zijn.
Waarom zouden we bang zijn voor het uiteenvallen van gevestigde exoterische structuren als de natuur ons door de wet van karma voortdurend in staat stelt onze aspiraties te verwezenlijken om geestelijke ideeën te verspreiden op manieren die we niet voor mogelijk of waarschijnlijk hebben gehouden? Hebben we werkelijk iets te vrezen, zelfs als die structuur alleen maar als gekristalliseerde gedachten in ons denken bestaat? Wij hechten ons allen vaak aan onze eigen opvattingen, zoals een liefhebbende ouder zich vastklampt aan een stervend kind. Ik geloof dat twee van de grootste hindernissen in het leven zijn onze angst en onze weerzin om verandering te aanvaarden wanneer we ons in onszelf en in onze omgeving op ons gemak voelen. Heel vaak is dit angst voor het onbekende. Maar is dat waar we bang voor zijn werkelijk onbekend? In ons brein is de toekomst onbekend, maar niet in ons hart. De theosofie leert dat wij als ras het laagste, meest materiële stadium in onze ontwikkelingscyclus als mensheid voorbij zijn en het getij van de involutie voert nu opwaarts naar het punt van onze oorsprong – waarbij we elk moment meer vergeestelijken. Maar we dienen dit proces te ondersteunen door de juiste keuzes te maken. En zelfs als we de juiste keuzes niet maken, is nog niet alles verloren. In de Bhagavad-Gita (18:57-60) staat deze bemoedigende passage: ‘Draag al uw werken met uw hele hart op aan mij’ – Krishna, het christos-principe, de innerlijke stem van begrip, geweten en intuïtie –
geef aan mij de voorkeur boven al het andere, wees in uw gedachten steeds toegewijd, en denk altijd aan mij. Wanneer u dat doet, zult u door mijn goddelijke gunst elke moeilijkheid die u tegenkomt overwinnen; maar als u door trots niet wilt luisteren naar mijn woorden, dan bent u ongetwijfeld verloren. En als u door toe te geven aan het zelf zegt: ‘Ik wil niet vechten’, dan zal een dergelijk besluit vergeefs blijken te zijn, want de eigenschappen van uw aard zullen u dwingen tot handelen. Door al het karma uit het verleden gebonden aan uw natuurlijke plichten, zult u, o zoon van Kunti, uit noodzaak, ongewild doen wat u in uw dwaasheid niet wilde doen.
– naar Eng. vert. Judge, blz. 101
Als we nieuwe ervaring kunnen opdoen met ons bewustzijn gevestigd in ons hart, meer nog dan in ons verstand, dan zullen we wellicht minder angst hebben en meer begrijpen, en zelfs ons daarin kunnen verheugen. Ik denk dat het leven er is om zowel vreugde als lijden te ervaren.
Mijn hart gaat uit naar allen die, gedreven door geweten of intuïtie, in de kleine en grote dagelijkse plichten het hoofd bieden aan hun angst voor verandering, onverschrokken van plan om de storm te doorstaan, die zulke opofferingen vaak onvermijdelijk met zich meebrengen. Of mislukking of succes het gevolg ervan zullen zijn is volgens mij niet van belang. Het leven is een voortdurend wordingsproces en de natuur beloont ons niet voor ons succes naar menselijke maatstaven. Het is het pogen dat de grootsheid van de mens bepaalt.
Daarom, lang leve de idealen van vrijheid van meningsuiting, van een gezonde gedachtewisseling, en van de moed om zich te willen veranderen!