Theosophical University Press Agency

Onszelf ter wereld brengen

Sarah Belle Dougherty

Het wonder van de geboorte, de stilte van de dood – het is moeilijk te beoordelen welke mysterieuzer is. En toch, als we erover nadenken, ontdekken we dat het niet twee gebeurtenissen zijn, maar één, want alle werkingen van de natuur wisselen elkaar voortdurend af. Het wonderlijke ervan is dat we allemaal hebben deelgenomen aan het geboorteproces en toch is het nog steeds een moeilijk te doorgronden mysterie. Evenals ik me niets herinner van mijn geboorte, herinnert mijn dochter zich de hare niet, herinnert mijn moeder zich de hare niet, en is iedereen op de planeet zich eveneens niet bewust van zijn geboorte. Maar we kunnen ons bewust worden van dit proces, althans in de innerlijke wereld, en bewust participeren in het voortbrengen van de spirituele aspecten van onze natuur.

Als we om ons heen kijken zien we twee algemene processen in de natuur, het ene werkt automatisch en instinctief, het ander zelfbewust en doelgericht. Het eerste komt het meest overeen met het rijk van de stof, het andere met het spirituele. In alle gebeurtenissen van ons leven kunnen we deze tweevoudigheid zien, en volgens mij komt deze grofweg overeen met de dwangmatigheid van het lot en de energie van de vrije wil. Volgens de wetten van de fysieke natuur gebeuren bepaalde dingen logischer- en noodzakelijkerwijs wanneer een handeling eenmaal is begonnen; maar er zijn altijd andere dingen die al of niet zouden kunnen gebeuren, afhankelijk van de scheppende reactie vanuit de spirituele essentie – en dat is onze kans om gebeurtenissen te veranderen door middel van een doelbewuste wilsuiting.

Niets in mijn leven bracht mij meer in contact met zowel de zelfwerkende als doelgerichte kanten van mijzelf als de geboorte van mijn dochter. Er vond die dag meer dan één geboorte plaats: mijn echtgenoot en ik werden als ouders geboren toen zij als ons kind werd geboren. Het biologische feit van het ouderschap was voorbeschikt vanaf het moment van de conceptie, maar het emotioneel, mentaal en geestelijk op ons nemen van onze plichten vereiste het inspannen van onze wil. Door deze gebeurtenissen kunnen we zien hoe de levensloop zich ontvouwt en de vrije wil begint te werken, zowel op het moment zelf als geleidelijk in de tijd.

Ik herinner me dat ik het gevoel had niet bij het proces betrokken te zijn toen ik in verwachting was. Ik deed alles wat ik kon opdat zij een gezonde, normale baby zou zijn, maar het slikken van vitaminen en het doen van oefeningen scheen een klein aandeel in het wonder dat bezig was zich te ontvouwen. Nooit deed ik bewust mee met het vormgeven van haar babylichaam of ziel. Ik dacht dat ik wist waar baby’s vandaan kwamen, maar nadat ze was geboren besefte ik dat ik niets wist. Geen ei- en spermaverhaal, geen vitaminen en verse groenten, geen zak vol mogelijke waarheden konden haar verklaren. Ik bestond zolang als ik wist, maar waar kwam zij in hemelsnaam vandaan?

Ik ben gaan inzien dat de conceptie en geboorte van mijn dochter niet zoveel verschilden van de conceptie en geboorte van welk wezen of welke gebeurtenis dan ook, of zelfs van welk inzicht dan ook. Wij trekken mensen aan of stoten ze af zoals we ook gedachten en ervaringen aantrekken en afstoten. Dus als we deugdzame aspecten van onszelf willen voortbrengen, moeten we ervoor zorgen dat we ze aantrekken en ons ervoor openstellen. Gedachten hebben macht. Als we spirituele idealen in ons denken, ons hart, en onze ziel bewaren, zullen deze als een drijvende kracht werken in ons gedrag en instrumenten worden die verandering aantrekken. Een hindoespreuk zegt wat ook een goddelijk wezen verlangt te worden, dat zal hij worden. Wij zijn goddelijke wezens, en een oneindige hoeveelheid verlangens uit het verleden is al aan het werk om vorm te geven aan ons toekomstige zelf. Onze aandachtige zorg voor het heden kan ertoe bijdragen om de geboorte van onze goddelijkheid zeker te stellen.

Dit mysterieuze, prachtige proces houdt ook in het zich herinneren en ontdekken wie we werkelijk zijn. Terwijl onze karakters misschien door ons verleden zijn gekenmerkt, kunnen we op elk moment het heden en de toekomst transformeren. We hebben de kans om elke dag, elk moment opnieuw geboren te worden – waarom nemen we deze uitdaging niet aan? Misschien proberen we deze te vermijden omdat het proces vaak pijnlijk is, maar het vasthouden aan de ideeën van gisteren bindt ons aan de lotsbestemming van gisteren. Elke keer dat we onszelf herhalen of vertrouwen op eerder gevonden veronderstellingen, versterken we de horizon van gisteren, in plaats dat we onze visie voor morgen verbreden. Als er een nieuw bewustzijn daagt, als we een raadsel oplossen, is het alsof we een nieuw aspect van onszelf voortbrengen. Er is kennis, moed, verlangen en oefening voor nodig om dit doelbewust te doen.

Wanneer we ons gezichtsveld verbreden, wanneer we ineens verder zien en een ruimer begrip hebben, ziet alles voor ons er anders uit, een drempel breidt zich uit tot nog niet onderzochte gebieden en ideeën. ‘Het herontdekken van onszelf’ vormt een groot deel van onze ethos – een nogal ongeïnspireerde uitdrukking voor een organisch en potentieel spiritueel proces. Het heeft een hoopvolle ondertoon – die ons eraan herinnert dat we kunnen veranderen, dat we een wedergeboorte kunnen ervaren op elk niveau van ons wezen, maar het vereist kennis en inspanning. Immers, als we een nieuw vak willen leren, een muziekinstrument, of een taal, zouden we bij onze eerste poging geen perfectie verwachten. Aanstaande moeders kunnen zwangerschapsgymnastiek doen om hen voor te bereiden op de geboorte; met het op spirituele manier voortbrengen van onszelf gaat het net zo. Voordat iemand, of welke kracht of welk ding dan ook daadwerkelijk kan worden voortgebracht, moet de juiste situatie worden gecreëerd die de spirituele essentie zal uitnodigen, verleiden, aantrekken en koesteren om tot leven te komen. Het helpt om ons af te vragen, Wat verwekt nieuw leven? Waardoor worden we ontvankelijk voor de bevruchtende geest?

Als we nieuw leven willen ontvangen, een zelfbewuste deelnemer in onze eigen wedergeboorte wensen te zijn, moeten we onze innerlijke natuur begrijpen, in het bijzonder de cyclische aard ervan. Alles heeft zijn eigen ritme en dynamiek. De aarde die om de zon draait, de maan die een baan om de aarde maakt, en de seizoenen die het gevolg zijn van dit draaien en omwentelen, zijn vergelijkbaar met de cyclussen die we overal om ons heen zien van geboorte, volle bloei, dood, en wedergeboorte. Ieder van ons deelt in de talloze kleinere cyclussen: ons bloed circuleert, we ademen in en uit, en ’s nachts doorlopen we slaapcyclussen. Elk levend wezen heeft zijn eigen cyclussen die voortvloeien uit en synchroon verlopen met de universele hartslag van de kosmos.

Deze cyclische werking is karma genoemd, dat machtige proces waardoor elke handeling weer een andere handeling veroorzaakt – de reactie erop – die op zijn beurt nog meer handelingen veroorzaakt, wat ons eraan herinnert dat we nooit alleen handelen; wat we ook doen, het beïnvloedt anderen. En het zijn niet alleen de uiterlijke handelingen die betekenis hebben, de natuur is ontvankelijk voor onze innerlijke gerichtheid, onze persoonlijke gedachten, evenals wij ontvankelijk zijn voor iemands intonatie. De toon kan bekrachtigen of in tegenspraak zijn met wat zij zeggen, en het onderwerp kleuren met emoties en subtiele betekenisverschillen.

Geluid bezit een magische kracht en potentie – in sommige tradities wordt wel gezegd dat geluid het universum in het leven roept, en als we wisten hoe we moesten luisteren, zouden we de sterren kunnen horen zingen. Voor sommigen van ons zou deze hemelse muziek kunnen klinken als klassieke muziek – maar van welke cultuur, westers, Chinees, Indiaas? Oud, of modern? Sommigen van ons zouden zich daarentegen de muziek van de sferen kunnen voorstellen als een voortdurende spontane schepping van geest, meer zoals geïmproviseerde jazz. Ongeacht de melodieën of harmonieën die men aan de oppervlakte hoort, is de structuur inherent aan het ritme dat de muziek draagt. De structuur van geluid, of van ons leven, is een grondgedachte, want deze helpt of belemmert de voortgang en stroom vanuit het verleden via het heden de toekomst in.

‘Ieder mens heeft meer dan alleen een fysieke erfelijkheid’, schreef G. de Purucker, ‘hij heeft een astrale, een psychische, een intellectuele, een spirituele en ook een goddelijke erfelijkheid’ (Bron van het occultisme, blz. 438-9). We weten dat wie we nu zijn, afhankelijk is van wie we in het verleden zijn geweest – beslissingen die we namen, ervaringen die we hadden, lessen die we leerden of niet leerden. Als we nieuwsgierig zijn naar wie we in het verleden waren, hoeven we slechts te kijken naar wie we nu zijn, want wij zijn het dynamische resultaat daarvan. Als we naar ons verleden kijken, kunnen we al te gemakkelijk de daden van gisteren als goed of slecht, nuttig of schadelijk bestempelen. Als we in plaats daarvan nu eens elke gedachte of handeling als een eigen geluid voorstelden? Als we nu eens al ons toekomstige karma niet zagen als ervaringen die we moeten ondergaan, maar als liederen die we moeten leren zingen?

Purucker heeft ook geschreven dat ‘elk atoom van ieder ding in de natuur, bezield of onbezield, zijn eigen grondtoon zingt en zijn eigen geluid voortbrengt’ (Op.cit., blz. 227). We kunnen onszelf allemaal voorstellen als een lid van een enorm wereldorkest maar ook als een volledig op zichzelf staand orkest – musici die alle in de maat blijven met het ritme van de kosmos. Theosofische leringen herinneren ons eraan dat we vleesgeworden embryogoden zijn op een eeuwigdurende pelgrimstocht door een oneindig speelterrein. We zijn oude reizigers, en als elke ervaring zijn eigen unieke toon heeft dan zijn we ook oude musici met een eindeloze reeks ritmes en melodieën op ons repertoire.

Soms zingen we harmonieus met de rest van de schepping, maar soms klinken we vals of zingen ons eigen lied, waarbij we geen aandacht schenken aan iemand anders en een echte stoorzender zijn. Op andere momenten gaan we zelfs tegen de stroom in, alsof we gewoon willen stoppen en vasthouden aan wat we hebben. Alan Watts sprak hierover en merkte op dat

het grootste deel van de werkzaamheid van de mens erop is gericht om die ervaringen en genoegens die alleen aantrekkelijk zijn omdat ze veranderen, altijd te laten voortduren. Muziek is verrukkelijk door haar ritme en de vloeiende klanken. Maar zodra je de klankenstroom stopt en een noot of akkoord te lang aanhoudt, wordt het ritme tenietgedaan. Omdat het leven eveneens een vloeiend proces is, zijn verandering en dood noodzakelijke onderdelen ervan. Als we proberen deze uit te sluiten, gaan we tegen het leven in.
The Wisdom of Insecurity, blz. 32

Waar is ons lied voordat we het leren zingen? Misschien bestaat het gedeeltelijk in ons gemoed – H.P. Blavatsky vergeleek ons gemoed met een gevoelige film waarin een opname van slechts een paar seconden een beeld voor onbepaalde tijd bewaart. Maar waar is het lied voordat het gemoed het zingt? Of ons gemoed ingeblikte programma’s herhaalt of dat we onze eigen muziek componeren, wij beslissen altijd hoe we zullen zingen.

Enkele jaren geleden werd mij dit getoond tijdens het Parlement van de Religies van de Wereld in Chicago. Eén forum was gewijd aan het oplossen van conflicten en ik deed mee aan een oefening die aantoonde hoe gemakkelijk we kunnen leren onze eigen liederen te zingen zolang ze harmoniëren met de andere. Eerst werd ons gevraagd ons voor te stellen dat ieder van ons zijn eigen noot had en, als we gereed waren, luid te zingen zodat alle anderen het konden horen. ‘Doe je oren dicht en probeer je niets aan te trekken van alle andere noten in het vertrek, zing alleen je eigen noot’, werd ons gezegd. Het vertrek barstte los in een kakofonie van geluid, en iedereen reageerde afkeurend. Vervolgens werd ons gevraagd onze noot weer te zingen, maar deze keer moesten we letten op de noten van onze buren. Weer schetterde het vertrek met honderden stemmen die elkaar ongelijkmatig toezongen, maar terwijl iedereen luisterde begonnen de klanken snel en subtiel te moduleren. Zonder te proberen te veranderen, paste elke stem zich moeiteloos aan de andere aan tot het vertrek zong in een lieflijke samenklank. Honderden vreemdelingen, van verschillende afkomst, maakten prachtige muziek en schiepen die nacht een heel bijzonder lied. Het blije gelach dat volgde herinnerde me eraan dat, terwijl het misschien onze plicht en bestemming is, het ook een genoegen voor ons is onszelf en onze wereld alsmaar weer tot leven te zingen.


Uit het tijdschrift Sunrise sep/okt 2001

© 2001 Theosophical University Press Agency