Theosophical University Press Agency

Heilige wind, heilige geest

Eloise Hart

Hoewel we dagelijks met wind te maken hebben, verheugen we ons in zijn zegeningen en lijden door zijn woede, maar hoe vaak vragen we ons af wat wind is of waar hij vandaan komt? Hoe vaak denken we na over zijn samenstelling of over het feit dat de kosmische wind voor adem zorgt en het leven instandhoudt tijdens zijn circulaties in en tussen hemellichamen in de uitgestrekte ruimten van de Ruimte?

Encyclopedieën geven bladzijden vol informatie en vertellen ons bijvoorbeeld hoe wind zich duizenden kilometers uitstrekt en vastomlijnde bewegingspatronen volgt. Woordenboeken zeggen ons dat wind in betekenis en functie verwant is aan lucht, adem en geest, en deze hebben allemaal te maken met dat wat beweegt, omringt en doordringt. Hoewel ongezien, verborgen en ogenschijnlijk onbetekenend, zuivert wind, verfrist en schenkt leven, wat aangeeft dat wind meer is dan lucht in beweging: dat hij een vorm van intelligentie is die doelbewust en met wilskracht handelt.

We vinden het wonder van ademhalen vanzelfsprekend: elke inademing geeft ons hart, denken en algehele constitutie kracht en laat ze functioneren vanaf onze eerste ademtocht tot ons overlijden. Maar hoe gaat dit in zijn werk? Door welk elixer wordt het leven instandgehouden? Het ligt voor de hand dat er meer voor nodig is dan zuurstof, stikstof, en kooldioxide; en ook meer dan wat er door micro-organismen via de wind van ver en dichtbij naar ons wordt aangevoerd. Misschien maakt dit leven gevende elixer deel uit van die mystieke geest of adem van God waarnaar de christenen verwijzen. Tenslotte komt ‘spirit’ (geest) van het Latijnse woord spiro dat ‘ademhalen’ betekent. Veel oude culturen beschouwden de wind als een van de eerste en hoogste uitdrukkingsvormen van de goddelijke geest.

De oorspronkelijke bewoners van Amerika zouden hiermee instemmen, want voor hen is wind een heilige geest, zoals James Kale McNeley naar voren brengt in zijn boek Holy Wind in Navajo Philosophy (Heilige wind in de Navajo filosofie)1. Maar eerst herinnert hij ons aan de beperkingen van onze taal: namelijk dat geen enkele vertaling de filosofische diepgang van bepaalde Navajotermen tot uitdrukking kan brengen. Nilch’i bijvoorbeeld wordt vertaald als ‘lucht, wind, of atmosfeer’, maar voor de Navajo verwijst deze term naar heilige wind, heilige geest, zelfs naar de opperste schepper die de kosmos doordringt en die

leven, gedachten, spraak en het vermogen tot bewegen aan alle levende wezens geeft, en tevens als communicatiemiddel tussen alle elementen van de levende wereld dient. blz. 1

Volgens hun traditie verscheen wind in de eerste wereld als een wolk van licht die ‘als mist kwam opzetten’ van de horizon van elk van de vier hoofdwindstreken, elke mist met zijn eigen ermee verbonden kleur en berg, waarin een innerlijke vorm was ‘net als een echt mens die ademt’. Toen, zoals een zanger/verteller verhaalde,

gingen deze winden door de lichamen van mensen en wezens en trokken de lijnen op de vingers, tenen en hoofden van mensen, en op de lichamen van de verschillende diersoorten. De wind heeft mensen en wezens sinds die tijd kracht gegeven, want in het begin waren ze ineengeschrompeld en slap totdat hij erin blies, en de wind was het eerste voedsel van de schepping, en bracht beweging en verandering in de natuur, schonk aan alles het leven, zelfs aan de bergen en het water. blz. 8-9

Daarna gaf de wind als gids en mentor deze oude volkeren woorden zodat ze dingen aan elkaar konden vertellen, taal waardoor hun denken ontwaakte. Sinds die tijd komt de wind naar elk individu op het moment van conceptie wanneer de winden van vader en moeder zich verenigen en aan het toekomstige kind de vitale levensadem geven. Terwijl hij opgroeit, begiftigen andere winden hem met bewustzijn en het vermogen om zijn leven te beheersen. Deze gedachte komt ook tot uitdrukking in Genesis:

En toen formeerde de Here God de mens . . . en blies de levensadem in zijn neus; en werd de mens een levend wezen. 2:7

Kort na hun geboorte worden Navajo baby’s ceremonieel voorgesteld aan hun ‘ouders’, de winden die in het noorden, zuiden, oosten en westen verblijven, die aan hen een ‘klein beetje wind’ geven. Deze wind, verborgen in hun oorplooien waar hij niet kan worden gezien, begeleidt hen daarna – niet met woorden maar met gedachten – op het pad van harmonieus handelen. Het herinnert hen eraan dat het leven en de adem die hen onderhoudt hetzelfde leven en dezelfde adem is die alle levende wezens onderhoudt; dat hun bedoelingen en handelingen deel uitmaken van het bewuste doel van grotere handelingen en bewegingen; en dat de wind die in hen huist onlosmakelijk vervlochten is met de heilige wind die de kosmos omvat. Op deze manier leren de jonge Navajo’s om voor alles in de schepping een liefdevolle verantwoordelijkheid te voelen.

Het idee van een kleine wind verborgen in onze oren doet denken aan de overtuiging van de Skagit-stammen in het noordwesten van Amerika, dat wind hoofdzakelijk een leraar is – net als iedereen die op soortgelijke manier kwadhakk meedeelt, het ‘stemloze blazende geluid’ dat belangrijke informatie of instructie geeft. Voor deze mensen is de spirituele kwaliteit van geluid belangrijker dan de informatie die het geluid overbrengt en als ze dus iets horen dat ze niet begrijpen, stellen ze geen vragen maar ze ‘luisteren in zichzelf’, stilletjes nadenkend over het onderwerp totdat inzicht komt.

Deze en andere ideeën van de oorspronkelijke bewoners van Amerika lijken verrassend veel op die van de Tibetaanse boeddhisten, die eveneens een beschrijving geven van de voortgang van de mensheid door een reeks ‘werelden’ die achtereenvolgens werden verwoest door rampzalige door de wind veroorzaakte overstromingen en vuren. Overlevenden verhuisden naar vruchtbare landen waar ze nieuwe beschavingen stichtten onder leiding en bescherming van hun goden. Volgens de Tibetaanse wereldbeschouwing werd elk van de voorafgaande perioden geëmaneerd en geleid door boeddha’s die vanuit hogere sferen afdaalden. De eerste werd ingeluid door Vairochana, degene ‘die de dingen zichtbaar maakt’; de tweede door Akshobhya, de ‘onwankelbare’; de derde door Ratnasambhava, de ‘juweelgeborene’; de vierde werkelijke bestaanswereld door de boeddha van grenzeloze liefde, Amitabha, die aan het hoofd van de menselijke boeddha’s staat en meehelpt de mensheid tot verlichting te brengen.2 Ook volgens de Navajo overlevering over de vijf werelden wordt de mensheid door hogere wezens geholpen: toen de mensheid de vierde wereldperiode was ingegaan, verschenen op een regenboog heilige mensen, in lichamen van licht omgeven door een halo van zonnestralen, om hen te begeleiden en hun de vaardigheden voor het ontwikkelen van beschaving bij te brengen.

Big Wind

‘Big Wind’ tekening (uit Oakes & Campbell, Where the Two Came to Their Father
[Waar de twee naar hun vader kwamen], Stanford University Press)

In deze tijd, nu de mensheid buitengewone kansen heeft om haar geestelijke mogelijkheden te ontwikkelen, gebruiken Tibetanen en Navajo’s zandgeschilderde mandala’s voor onderwijs en genezing, en mantra’s om hen te helpen geconcentreerd te blijven op hogere waarden. Vóór de Chinese invasie werd Om mani padme hum overal in Tibet aangetroffen, gegraveerd, geschilderd, en geborduurd in huizen en tempels en klonk het van de lippen van zelfs de jongsten. ‘Om, het juweel in de lotus’ houdt in dat het goddelijke in ons is en wij in het zijn. Een Navajo mantra, Sa’ah Naghai Bik’eh Hózhó, wordt ongeveer vertaald met ‘Laat ons naar de oude dag reizen over het pad van geestelijke harmonie’. Dit wordt ook uitgedrukt in hun zegening:

In schoonheid, loop ik.
Met schoonheid voor ogen, loop ik.
Met schoonheid achter me, loop ik.
Met schoonheid boven me, loop ik.
Met schoonheid onder me, loop ik.
Met schoonheid overal om me heen, loop ik.
Met schoonheid in me, loop ik.
Het wordt volbracht in schoonheid. . . .

Het idee is dat wanneer we denken en handelen met schoonheid en waarachtigheid, we de uitdrukkingsvormen worden van de harmonieuze krachten die het heelal instandhouden. Deze krachten zijn de uitdrukkingsvormen van wat H.P. Blavatsky fohat noemde, die op het gebied van de mens de levensadem en de drager van het denken is. Fohat is de bezielende en leidende intelligentie achter al de natuurkrachten. Evenals de wind van de Navajo’s is hij de

altijd aanwezige drijfkracht en het levensbeginsel, de levensziel van de zonnen, manen, planeten, en zelfs van onze aarde. . . .

. . . fohat [vormt] in zijn verschillende manifestaties de mysterieuze schakel tussen denkvermogen en materie, het bezielende beginsel dat elk atoom tot leven prikkelt.
De geheime leer 1:666, 46

Hij ‘trekt’ ook ‘spiraallijnen’, wat betrekking heeft

op de evolutie van zowel de beginselen van de mens als die van de natuur. Deze evolutie heeft geleidelijk plaats . . . evenals al het andere in de natuur. . . . Fohat, in zijn hoedanigheid van GODDELIJKE LIEFDE (Eros), het elektrische vermogen van affiniteit en sympathie, wordt allegorisch weergegeven terwijl hij probeert de zuivere geest, de straal die onscheidbaar is van het ENE absolute, te verenigen met de ziel.
Op.cit. 1:149

Keer op keer benadrukken Tibetaanse en Navajo leringen het belang van het onderhouden van een harmonieuze balans tussen denken en gedrag. Mocht een van onze levensstromen uit balans raken door verontrustende gedachten en emoties, dan treden ziekten of ‘ongelukjes’ op totdat de balans wordt hersteld. Mochten evenzo de psychische of elektromagnetische omstandigheden van een land gevaarlijk uit balans raken, dan wordt volgens oosterse geschriften herstel in gang gezet òf door Narada òf door de vier maharadja’s (grote koningen) die, bij hun toezicht op de vier windstreken van de ruimte, de vitale in- en uitstromingen tussen de aarde en de sterrenmenigten sturen en gebruiken om de wezens op aarde te begeleiden en te beschermen. We zien deze krachten terug in christelijke geschriften, waar het evenwicht wordt hersteld door de handelingen van de vier ruiters van de Apocalyps, de spreekwoordelijke hongersnood, pest, oorlog en dood. Hun handelingen, hoe rampzalig ze ook zijn, zijn altijd in overeenstemming met karma en bewijzen uiteindelijk hun nut.

In India worden de winden die door onze menselijke constitutie circuleren prana’s genoemd. Deze levenskrachten onderhouden ons lichaam en onze ziel en stimuleren onze instincten, emoties, gedachten en aspiraties. De meest bekende van deze prana’s regelen ons automatische in- en uitademen waardoor vitale substanties het lichaam worden binnengebracht en substanties die slecht voor ons zijn worden uitgestoten. Andere prana’s regelen het verterings- en assimilatieproces, houden verschillende chemische processen op gang, zorgen voor de circulatie van ons bloed en van de zenuwfluïden, en houden ons gezond en in vorm. Er zijn ook prana’s die onze vitale stromen omhoogvoeren naar de hogere centra van ons hart en denken, een proces dat te maken heeft met aspiratie en inspiratie: aspiratie betekent ‘ademen naar de geest toe, opstijgen, zich verheffen’, en inspiratie, ‘inademen, vervuld raken van geest, goddelijk geïnspireerd’.

Er zijn nog hogere prana’s, maar die worden zelden genoemd opdat ze geen schade toebrengen aan hen die niet erop voorbereid zijn ervan gebruik te maken. Middeleeuwse alchemisten waren duidelijk op de hoogte van zulke krachten, want zij beweerden dat de mens die ze zich eigen had gemaakt, was gekomen tot ‘schatten die alle rijkdommen overtreffen’. Wat zijn deze schatten? Waarschijnlijk de vermogens tot geestelijke telepathie en helderziendheid, tot bescherming en genezing van anderen vanaf willekeurige afstand, en tot het beheersen van natuurlijke en stellaire krachten.

In De stem van de stilte, een boekje dat H.P. Blavatsky vertaalde uit oude teksten die ze in het oosten had bestudeerd, wordt aanbevolen dat iemand eerst zijn natuur volledig zuivert en in harmonie brengt en bescherming verwerft van zijn inwonende geest, alvorens hij probeert hogere krachten te ontwikkelen:

Voordat u een voet zet op de bovenste sport van de ladder, de ladder van de mystieke klanken, moet u de stem van uw innerlijke GOD [het hoger ZELF] op zeven manieren horen. blz. 9

Deze ‘zeven manieren’ verwijzen naar de zeven bewustzijnstoestanden waarin verlichting moet worden verworven. Want alleen dan wordt de ziel

de adem . . . van de ENE ZIEL, de stem die alles vult, de stem van uw meester.

Pas dan kunt u een ‘hemelganger’ worden die de wind boven de golven bewandelt, maar van wie de voetstappen het water niet raken. blz. 9

Een ‘hemelganger’ is die man of vrouw van wie het karakter volledig is vergeestelijkt, zijn lichaam ‘bestaat uit de wind,’ en is dus in staat om te reizen door gebieden onbekend aan gewone mensen en om de waarheid vrij van alle schaduwen waar te nemen: waarna hij

de dingen, die boven de zeeën en sterren zijn, aanschouwt; de taal van de deva’s hoort en begrijpt, en waarneemt wat er in de mier omgaat. blz. 76

Iemand die zo’n vermogen heeft verworven heeft zonder twijfel geluisterd naar de ‘kleine wind’ in zijn oorplooien, naar de mystieke ‘stem’ van de stilte, en ernaar gestreefd om zijn ziel te doen samensmelten met wat de christelijke hymne van Edwin Hatch (1878) de adem van God noemt:

Adem op mij, adem van God,
Vul mij opnieuw met leven,
Opdat ik mag liefhebben wat u liefheeft,
En doe wat u zou doen.

Adem op mij, adem van God,
Totdat mijn hart zuiver is,
Totdat mijn wil en die van u één zijn,
Om te handelen en stand te houden.

Adem op mij, adem van God,
Tot ik volledig de uwe ben,
Tot heel dit aardse deel van mij
Gloeit met uw goddelijke vuur.

De adem van God, evenals de heilige wind van de Navajo’s, is de godheid die ons omringt en ons elke keer dat we ademhalen bezielt. Terwijl het denken erdoor wordt geactiveerd en de ziel geïnspireerd, ontvangen we uit deze krachtbron het vermogen wonderen te verrichten. Deze kracht, deze sublieme tegenwoordigheid, is iets dat we kunnen voelen en begrijpen als we luisteren naar het ‘stemloze blazende geluid’ ervan – want wij zijn één ermee.

Noten

  1. The University of Arizona Press, Tucson, 1988.
  2. Zie Navajo & Tibetan Sacred Wisdom: The Circle of the Spirit door Peter Gold, Inner Traditions, 1994.

Verschillende religies, tradities, of mythen met elkaar vergeleken


Uit het tijdschrift Sunrise sep/okt 2001

© 2001 Theosophical University Press Agency