Mythen over grote watervloeden in de wereld: Raadsels uit het verleden
John Van Mater, jr.
Verhalen over watervloeden treffen we op alle plaatsen van de aarde aan en er zijn veel raadsels aan verbonden. Vaak hebben die betrekking op reuzen of vroegere mensenrassen, op goddelijke incarnaties – zelfs monsters, en ze wijzen terug naar de prehistorie.1 Ze bevatten werkelijke geologische en historische gebeurtenissen en beschrijven ook de goddelijke geboorte van heelallen en prekosmische activiteiten van werelden. Zulke ‘mythen’ kunnen niet alleen maar letterlijk worden opgevat, want de scheppers ervan verwerkten er op meesterlijke wijze veel betekenisniveaus in: onder meer kosmisch, astronomisch, spiritueel, psychisch, wetenschappelijk, historisch en ethisch.
De esoterische wetenschappen beschrijven een innerlijke spirituele voortgang van het bestaan, gepaard gaande met catastrofale gebeurtenissen. De geheime leer van H.P. Blavatsky, die veel bronnen van oude wijsheid en geschiedenis met elkaar in verband brengt, vermeldt over bepaalde mythologische uitspraken dat ‘ze de occultist twee feiten leren: (a) dat de Ouden evengoed als en misschien beter dan de mensen van nu op de hoogte waren van de astronomie, de geognosie en de kosmografie in het algemeen; en (b) dat de aardbol en zijn gedragingen sinds de oorspronkelijke toestand van de dingen meer dan eens zijn veranderd’ (2:608). Geognosie is afgeleid van het Griekse gaia, aarde, en gnosis, ‘het weten, kennis’; het is dat deel van de geologie dat handelt over materialen van de aarde en haar algemene uitwendige en inwendige structuren. Gaia is de Griekse godin van de aarde als levend wezen, een woord dat de wetenschapper James Lovelock weer tot leven heeft gebracht.
Over de hele wereld komen in de overleveringen veel watervloeden voor. De eerste is kosmisch, de overige betreffen de aarde. De moeder van alle watervloeden heeft betrekking op de geboorte van de kosmos en de goden, op de wateren van de ruimte die de leven- en doodschenkende wateren van de aarde worden. Oude spirituele tradities beschouwen alle dingen – atomen, planeten, zonnestelsels en heelallen – als levende wezens, goddelijk in essentie, als de vele vonken van één kosmisch vuur. Gedurende onmetelijke tijdvakken is er een voortdurende eb en vloed van de verschillende golven van universeel en planetair leven, met karma als de goddelijke harmonie van het absolute bewustzijn dat eraan ten grondslag ligt.
In haar uitleg over het zondvloedverhaal in de bijbel spreekt Blavatsky over
Noach, die in zijn ark op het water drijft; deze laatste is het symbool van de argha, of maan, het vrouwelijke beginsel; Noach is de ‘geest’ die in de stof valt. We zien hem, zodra hij op aarde neerdaalt, een wijngaard planten, van de wijn drinken en daarvan dronken worden; d.w.z. de zuivere geest wordt bedwelmd zodra deze geheel in de stof is opgesloten. Hoofdstuk zeven van Genesis is slechts een andere versie van hoofdstuk 1.
– Isis ontsluierd, 2:499
Noach in zijn ark
Als we dit en andere verhalen beschouwen, kunnen we zien dat de ark of het vaartuig dat op de peilloze diepte van de wateren drijft vaak het vrouwelijke voortplantingsvermogen voorstelt dat de kiem in zich draagt van de natuur en van de mensheid. De goddelijke levensgeest verrijst, zoals Noach, mystiek uit chaos, een Grieks woord voor de onpeilbare en onkenbare essentie. In de hindoe-allegorie loodst Vishnu in de vorm van een vis de ark van Vaivasvata Manu door de wateren van de vloed. Manu wordt vergezeld door zeven rishi’s of ‘wijzen’, die de mens en de zeven aspecten van zijn wezen kunnen betekenen, de zeven grote cyclussen van de mens of van de aarde, de zeven bestaansgebieden en ook de zeven zonnegoden. Xisuthrus, de Mesopotamische Noach, meert zijn boot op een Armeense berg en wordt levend in de hemel opgenomen om bij de goden te wonen. De Griekse Deucalion wordt uit de vloed gered in een boot die op de berg Parnassus terechtkomt en met zijn vrouw bevolkt hij de aarde opnieuw door stenen achter zich te werpen. De Inca’s hebben hun variant van de watervloed, waarbij een mensenpaar in een reusachtige boot wordt gered, en veel andere volkeren van Noord- en Zuid-Amerika hebben hun eigen zondvloedverhalen.
Bij het beschouwen van de personages in mythen over schepping en zondvloed moeten we niet vergeten dat ze deel uitmaken van een universeel idee dat er bouwers en architecten van werelden zijn. We zien dit bij de titanen en kabiri van Griekenland en Klein-Azië, de prajapati’s, manu’s en pitri’s van de hindoes en bij de Hebreeuwse elohim. Zij zijn de stamvaders van zowel de mensheid als de lagere natuurrijken, waaraan ze van het begin tot het einde van enorm grote cyclussen leiding geven en bescherming bieden. Hun namen zijn algemeen; Noach bijvoorbeeld kan worden gelijkgesteld met de kabiri of met geest. Manu zou een Prometheus of lichtbrenger of een Atlantische reus kunnen voorstellen – de spirituele of stoffelijke titanen die de watervloeden van de wereld hebben overleefd.
Wat hebben deze goden te maken met watervloeden of andere natuurrampen die wereldwijde veranderingen van de aarde en haar mensheden tot gevolg hebben? Goddelijk bewustzijn is de onpersoonlijke karmische werking, waarvan de goden gezamenlijk een deel vormen. Ze zijn de bezielende wijsheid in het zonnestelsel, het centrale hart en de bron van leven. Door het bewustzijn of de ‘goden’ achter wat de Ouden de zeven heilige planeten noemden worden de kosmische intelligenties die vorm geven aan de evolutie en lotsbestemming van onze planeet en van alles wat erop bestaat, naar de aarde overgebracht. In de hoogste kosmische betekenis kunnen we cyclussen beschouwen als de gewoonten van de goden. Ze kunnen worden vergeleken met de automatische levensfuncties van ons lichaam, maar op een bovenzinnelijk en hoger niveau. Deze eeuwige cyclussen zijn verbonden met patronen van vroegere activiteit: niets gebeurt bij toeval. Onze mensheid en de natuurrijken, zelfs Gaia, worden onderhouden en beschermd door de intelligente leiding van goden.
De krachten van het bewustzijn achter de evolutie hebben innerlijk kritische veranderingen tot gevolg en allerlei uiterlijke veranderingen, waarvan sommige catastrofaal zijn. Dit proces van natuurlijke onevenwichtigheid dat door het leven in beweging wordt gezet en het eigen cyclische ritme van de natuur volgt, betekent voortdurende verandering. Er staan evenveel soorten cyclussen in verband met Gaia als met onszelf; en vernieuwing als wezenlijk bestanddeel van creativiteit bevat altijd een afbrekend aspect. De erop volgende veranderingen vinden plaats binnen de grotere harmonieuze werkingen van het goddelijke bewustzijn die het evenwicht herstellen. Ontzagwekkende catastrofen door vuur en water moeten op het geheugen van het mensenras zijn afgedrukt. Deze rampen werden in de loop van vele miljoenen jaren door intelligente mensen ervaren en opgetekend, want de mensheid is veel ouder dan nu gewoonlijk wordt gedacht. Men zegt dat ingewijden verslagen van tijdcyclussen hebben bijgehouden die de veranderingen in de evolutie aanduiden die hebben plaatsgevonden vanaf het begin van het bestaan van de zelfbewuste mens. De Hindoes, Egyptenaren, Babyloniërs, Maya’s en nog veel andere volkeren vermelden talrijke lange en ingewikkelde cyclussen die vaak verband houden met grote veranderingen in bepaalde hemelrichtingen, met de beweging van de polen van de aarde, of met tijdvakken van rassen en de kosmos. De sleutelgetallen blijven echter in de meeste gevallen verborgen.
In één uitgestrekte cyclus die we in deze spirituele allegorieën aantreffen gaat het om grote veranderingen in de hoedanigheden en eigenschappen van de materie. Onze planeet kent perioden van slaap of rust tussen actieve perioden. Na de rustperiode is er een neergaande boog van geest die zich dompelt in een uitbarsting van stoffelijke vormen. De theosofische overlevering legt uit dat de aarde eerst etherisch, astraal en gasvormig was alvorens ze rotsachtig en vast werd. Bij het punt halverwege, het punt van de grootste stoffelijke dichtheid, doet zich een tijdelijk evenwicht voor, gevolgd door een opgaande boog van bewustzijn waarin de materie etherischer wordt.
Deze cyclus geldt ook voor de mensheid. Toen de levenszaden in het begin van het tegenwoordige tijdperk van activiteit van deze bol uit de ‘ark’ stroomden, verstoffelijkten de lagere natuurrijken en nam de etherische mens ten slotte een stoffelijke vorm aan. Blavatsky duidde de Lemuriërs aan als de eerste echt fysieke mensheid. De volgende en meest stoffelijke mensheid, soms Atlantiërs genoemd, bestond bij het punt halverwege de huidige cyclus van de aarde. Ondanks hun reusachtige afmeting, grote verstand en materieel schitterende beschavingen, zouden velen misbruik hebben gemaakt van zowel hun verstandelijke vermogens als de occulte kennis die ze hadden geërfd van de voorafgaande mensheid. Hun uiteindelijke vernietiging door water leeft zelfs nu nog in de herinnering. Blavatsky zegt ons hierover:
De zondvloed van Noach is sterrenkundig en allegorisch, maar niet mythisch, want het verhaal is gebaseerd op dezelfde oude overlevering van mensen – of beter gezegd van volkeren – die tijdens de rampen in kano’s, arken en schepen werden gered. Niemand zou willen beweren dat de Chaldeeuwse Xisuthrus, Vaivasvata van de hindoes, de Chinese Peiruun – de ‘lieveling van de goden’ die hem in een kano uit de vloed redden – of de Zweedse Bergelmir voor wie de goden in het noorden hetzelfde deden, allemaal een en dezelfde persoon zijn. Maar al hun legenden zijn gebaseerd op de ramp die zowel het continent als het eiland Atlantis trof.
– De geheime leer 2:880
Plato schreef over het laatste eiland van dit stelsel, Poseidon, dat het ongeveer 11.000 jaar geleden voorbij de Pilaren van Hercules (Straat van Gibraltar) in ‘één enkele dag en nacht van rampspoed’ verzonk. Deze ramp hield misschien verband met het feit dat de Atlantische Oceaan het Middellandse-Zeebekken instroomde, dat vroeger droog was. Er zijn bovendien veel plaatselijke watervloeden geweest – ook de Gobiwoestijn, het westen van Noord-Amerika, een deel van Egypte en de Sahara waren meer dan eens ondiepe zeeën.
Theosofische literatuur geeft aan dat we het punt halverwege onze tegenwoordige grote cyclus van de aarde zijn gepasseerd. In samenhang daarmee geven mondiale veranderingen de karmische aanpassingen van Gaia weer die vernieuwing en herstel van evenwicht inhouden. Naast fysieke krachten dragen de psychisch-elektromagnetische uitstralingen van de mensen en het overige in de natuur ertoe bij om cumulatieve gevolgen te ontwikkelen die spanning en onevenwichtigheid voortbrengen en die een uitlaat moeten vinden. De spirituele krachten van Gaia reageren op innerlijke gebieden en hebben enorme elementale veranderingen tot gevolg die de uiterlijke planeet reinigen. Welke zijn dat? We kennen de explosieve kracht van vulkanen en aardbevingen, de krachten van orkanen en stormen, de grote getijdengolven en andere overstromingen, droogteperioden, plotselinge vrieskou, de gletsjervorming in ijstijden, enz.
Geologen wijzen erop dat het sediment van lagen kalksteen, zandsteen en ander materiaal in de Grand Canyon aantoont dat ten minste zeven oude zeeën het gebied achtereenvolgens hebben overstroomd vóór de bodemverheffing van de Pacifische plaat miljoenen jaren geleden.
Het is algemeen bekend dat enkele van de oudste landmassa’s in de poolstreken liggen, die van tijd tot tijd door oceanen onder water worden gezet en vervolgens weer verrijzen. In het noorden leefden honderdduizenden mammoeten en werden toen op een geheimzinnige manier gedood, op sommige plekken in stapels opgehoopt, misschien door een ramp of een overstroming met ingrijpende gevolgen. Een andere vreemde gebeurtenis waarvan wetenschappers zich bewust zijn is dat de tegenwoordige poolstreken meer dan eens bevroren en daarna tropisch zijn geweest. Groenland was ooit rijkelijk begroeid met subtropische bomen zoals de magnolia, en in het noorden van Canada is kortgeleden een moerasland ontdekt dat 30 miljoen jaar geleden werd bedolven en lijkt op de Everglades in Florida en op soortgelijke moeraslanden in het oude China.
Sinds het verschijnen van de mens kan de voornaamste oorzaak van zulke veranderingen een verschuiving van de poolas zijn. Misschien was dit de aanleiding dat Noach uitriep: ‘de aarde zwoegt en gaat sterker hellen; ik zal beslist met haar ten ondergaan’ en Henoch sprak over de grote helling van de aarde (GL 2:161, 607; vergelijk het Boek Henoch, hfst. 64). Een oud commentaar dat in De geheime leer wordt vertaald en betrekking heeft op het punt halverwege de periode van Lemurië, zegt dat de aardas ging hellen, de zon en de maan niet langer boven de hoofden van dat deel van de Lemuriërs schenen. De mensen kenden sneeuw, ijs en vorst, en mensen, planten en dieren werden belemmerd in hun groei. Zij die niet omkwamen bleven wat omvang en verstand betreft, als halfvolgroeide kinderen [GL 2:371-2]. De Lemurische reuzen namen dus bij de polen in grootte af ten gevolge van snelle klimaatwijzigingen. Met cyclische tussenpozen zijn ijstijden in het verleden voorgekomen en het poolijs smolt weg en bevroor weer, wat een verklaring zou kunnen zijn voor het overstromen of verrijzen van lager gelegen land. Maar pool- en aardasverschuivingen zijn maar één factor – er zijn hier veel mysteries.
De levende planetaire bewegingen en geologische activiteiten, deel van de heilige wetenschap van de cyclussen, omvatten ook de periodieke verstoringen en onregelmatige bewegingen van de aarde, met overeenkomstige veranderingen in het elektromagnetische veld of omkeringen van de polen. Polaire en andere ijstijden kunnen ook samenvallen met deze elektromagnetische verschijnselen. Plato geeft in zijn Timaeus een verslag van Solon uit Griekenland (6de eeuw v.Chr.) die over catastrofale vernietigingen van het aardoppervlak leerde. Hij werd onderricht door Egyptische priesters over deze wetenschappen en over het verzinken van het grote continent Atlantis. Er wordt geen volledig beeld gegeven, en misschien zullen we het nooit helemaal te weten komen, maar Blavatsky heeft een interessante passage waarin enkele cataclysmische veranderingen van Gaia en de mensheid worden samengevat:
Men heeft dus officieel een vermoeden van verloren continenten. Dat werelden (ook rassen) periodiek afwisselend door vuur (vulkanen en aardbevingen) en water worden vernietigd en hernieuwd, is een leer zo oud als de mens. Manu, Hermes, de Chaldeeën, de hele oudheid geloofde erin. Al twee keer is het oppervlak van de aarde veranderd door vuur, en twee keer door water, sinds de mens erop verscheen. . . . Daaruit vloeit een periodieke herverdeling van land en water, verandering van klimaten, enz., voort, die alle worden teweeggebracht door geologische omwentelingen en ten slotte een definitieve verandering van de aardas opleveren.
– De geheime leer 2:825
De Braziliaanse indianen en de Hopi in Noord-Amerika wijzen ook op deze vernietigingen; laatstgenoemden spreken over de aarde die naar alle richtingen zwalkt voordat de regelmatige bewegingen worden hersteld en ze haar baan beschrijft in haar precessiecyclussen. Het ritme van de seizoenen en het aantal dagen van het jaar zijn afhankelijk van de schuine stand van de aardas, van de omwentelingssnelheid en van de baan van de aarde. Die kunnen als het regelmatige kloppen van het hart zijn, maar ze hebben ook nauwelijks merkbare variaties die in bepaalde tijden tot buitengewone schommelingen kunnen leiden. De oude optekeningen vermelden dat op zulke momenten de einden van de aarde losraken en de aarde overhelt en wiebelt. De wetenschap is nog niet tot een inzicht gekomen van deze in mythen beschreven gebeurtenissen.
Omdat onze tegenwoordige wetenschappelijke kennis zo onvolledig is, is het voor ons moeilijk de overblijfselen van het verleden te verklaren. We staan aan alle kanten voor raadsels, maar door de mythische, religieuze, symbolische en stoffelijke sporen te bestuderen die ons zijn overgeleverd, kunnen we beginnen een samenhangend antwoord op te bouwen op de vragen die werden opgeroepen door de verhalen over watervloeden die zo algemeen en overal onder de mensen bestaan. Hoe meer onze kennis zich uitbreidt en hoe meer respect we hebben voor onze oude bronnen, des te meer licht zal er schijnen op deze raadsels uit het verleden.
Noot
- Op dit terrein draagt de klassiek volkenkundige Adrienne Mayor in The First Fossil Hunters (Princeton University Press, 2000) bewijsmateriaal aan dat Griekse verhalen die gaan over gebeenten van reuzen, niet louter verzinsels zijn. Zij heeft grote overeenkomsten aangetroffen tussen tegenwoordige opgravingen met fossielen van prehistorische dieren en oude beschrijvingen over plekken waar beenderen van reuzen, helden en monsters werden ontdekt, niet alleen in Griekenland en Turkije, maar ook in India, Spanje en Frankrijk.