Theosophical University Press Agency

Over kosmische genetica

Wynn Wolfe

In december was het zevenennegentig jaar geleden dat Orville Wright de kosmos in vloog. Goed, het duurde maar 12 seconden en hij maakte een aarzelende boogvlucht van niet meer dan 40 meter; maar toch, het was een prestatie van astronomische omvang die een schaduw vooruitwierp. Ik heb nu een vriend die deel uitmaakt van het uitvoerend team aan het Jet Propulsion Laboratory van de NASA. Een paar jaar geleden bestuurde hij – door middel van radiosignalen – de ruimtevaartuigen Voyager 1 en 2 die nog steeds onderweg zijn nabij de buitengrens van ons zonnestelsel. In december was de Voyager één miljard seconden onderweg en heeft zo’n 1,1 biljoen meter afgelegd! De ‘aarzelende boogvlucht’ van Wright heeft zich geëvolueerd tot een uiterst nauwkeurig berekende reeks vluchttrajecten.

De geest van de mens verheft zich uiterlijk zowel als innerlijk, en recente ontdekkingen in de astrofysica geven ons heel wat stof tot nadenken. Een nieuwsbulletin van de NASA van 20 juli 2000, getiteld Unveiling the Infrared Sky (Het ontsluieren van de infraroodhemel) meldde:

Astronomen hebben 1,9 miljoen nieuwe [infrarood-]opnamen van sterren en melkwegstelsels vrijgegeven die zijn verzameld tijdens het Two-Micron All Sky Survey (2MASS; onderzoek van de gehele hemel op een golflengte van 2 micrometer), de meest grondige telling van sterren die ooit werd gedaan. . . . Nu reeds zijn door de gegevens die 2MASS heeft opgeleverd talloze sterren ontdekt met eigenschappen die zo uniek zijn dat astronomen het classificatiesysteem van bekende stertypen dat al een eeuw bestaat hebben moeten herzien.1

De onderzoeksleider, dr. Michael Skrutskie, merkte daarbij op: ‘De huidige publicatie is gebaseerd op een hoeveelheid gegevens die enige honderden keren zo groot is als de informatie die het menselijke genetisch materiaal bevat. Astronomen worden kosmische genetici die op deze hemelkaarten patronen ontrafelen om de structuur en oorsprong van het melkwegstelsel te ontcijferen.’

Bovendien hebben onze astro-analysetechnieken de laatste zes jaar – door middel van zowel telescopen als ‘naderbij-halende’ aftast-technologieën – de ongekende ontdekkingen van vijftig planeten buiten ons zonnestelsel toegevoegd, waaronder één waarvan is vastgesteld dat ze zich slechts op 15,3 lichtjaar van ons zonnestelsel bevindt; en onlangs maakten astronomen bekend dat ze acht planeetachtige objecten in het zwaard van het sterrenbeeld Orion hebben gevonden. De grootste verrassing was dat deze ‘vrij rondzwierven’, dat wil zeggen, ze draaien niet om een centrale zon. Deze ‘planeten’ brengen ons ook in verlegenheid, want ze ondermijnen diepgewortelde theorieën over de vorming en evolutie van planeten.

Kan het zijn dat met deze inspanningen de astronomen, astrofysici en kosmologen in feite bezig zijn het goddelijke te analyseren en decoderen? In De vier heilige jaargetijden maakt G. de Purucker de volgende diepgevoelde opmerking:

Denk na en blijf een ogenblik bij deze gedachte stilstaan. Als u naar de stralende hemelbollen boven ons kijkt en naar onze eigen schitterende dagster, die wij Vader Zon noemen, is dan nooit de gedachte bij u opgekomen dat deze sterren openbaringen zijn van de hiërarchie van mededogen, die licht en liefde en wijsheid brengt in de duistere rijken van de stoffelijke sferen van de natuur? Want zo is het inderdaad! blz. 50

Ik denk dat het ‘naderbij-halende’ ideeën begint te regenen – misschien zei Chicken Little in werkelijkheid: ‘De lucht wordt vol, de lucht wordt vol!’

Sombrero Melkweg (M104); Hoge-massa-sterrenformatie in K3-50 gebied; Vlam-nevelvlek (NGC 2024)

2MASS Atlas Image mosaic, University of Massachusetts en IPAC/California Institute of Technology, gefinancierd door NASA en de National Science Foundation

Natuurlijk hangt veel af van ons gezichtspunt. In zijn schilderij The Perspective Lesson (De les in perspectief) leert David Hockney ons: ‘In de theorie van het eenpuntsperspectief is het verdwijnpunt de oneindigheid en de toeschouwer is een onbeweeglijk punt buiten het schilderij. . . . maar als het perspectief wordt omgedraaid dan is de oneindigheid overal, de oneindigheid is overal, de oneindigheid is overal, de oneindigheid is overal en de toeschouwer beweegt zich nu.’ Met andere woorden, de toeschouwer is nu in staat te berekenen en te gaan waar hij wil, binnenwaarts of naar buiten toe.

We kunnen Hockney’s ‘Perspective Lesson’ opvatten volgens onze eerste indruk, hier en nu. Zoals een Niña, Pinta en Santa Maria die in contact kwamen met een Nieuwe Wereld, kunnen wij kijken vanuit het innerlijke verdwijnpunt van ons eigen uit drie voertuigen bestaande zelf (lichaam, ziel en geest) en ons een nieuw wereldperspectief voorstellen en ons daarop voorbereiden – een schuimbad van concentrische kristallijnen bollen – van de oorspronkelijke ‘snaren’ van de nieuwe fysica tot aan de nieuwe elektromagnetische ogen van de astronomie die zichtbare en onzichtbare werelden kunnen zien.

Tijdens een onlangs onder het vaandel van ‘menselijk ruimteonderzoek’ gehouden openbare bijeenkomst van de Planetary Society stelde de commentator een slotvraag aan zijn gemengde panel van ruimtewetenschappers en sciencefiction-schrijvers: ‘Wat zou u het liefst willen ontdekken?’ De laatste die aan het woord kwam, een wetenschapper van NASA, vroeg vervolgens, ‘Bestaat er een andere of tweede vorm van leven in het heelal?’ Voor iemand die daarvoor openstaat lijkt het heel vanzelfsprekend dat er overal in de zichtbare en onzichtbare ruimten van de ruimte andere wezens leven en leren. Ik geloof dat contact onvermijdelijk is, maar contact met wie of wat is de vraag. De wijsheid van gewoon en ongewoon denkende mensen door de hele geschiedenis heen heeft dit vraagstuk op ontelbare wijzen aan de orde gesteld. Een antwoord dat me in het bijzonder aanspreekt is dat van C.S. Lewis in zijn boek uit 1943, Mere Christianity [Louter christendom]:

De nieuwe mensen leven al hier en daar verspreid over de hele aarde. Sommigen zijn, zoals ik heb toegegeven, nog nauwelijks herkenbaar: maar anderen kunnen worden herkend. Zo nu en dan ontmoet men ze. Hun stem en gezicht verschillen van die van ons; sterker, rustiger, gelukkiger en stralender. Zij beginnen waar de meesten van ons ermee ophouden. Zij zijn volgens mij herkenbaar; maar u moet weten waarop u moet letten. Ze zullen niet erg overeenkomen met het beeld van ‘godsdienstige mensen’ dat u zich heeft gevormd op grond van wat u gewoonlijk leest. Het zijn geen mensen die de aandacht trekken. U neigt ertoe te denken dat u vriendelijk voor hen bent, terwijl zij in werkelijkheid vriendelijk zijn voor u. Zij houden meer van u dan andere mensen doen, maar ze hebben u minder nodig. . . . Wanneer u een van hen heeft herkend, zult u de volgende veel gemakkelijker herkennen. En ik vermoed sterk (maar hoe moet ik dat weten?) dat zij elkaar onmiddellijk en onfeilbaar herkennen, over iedere barrière van ras, sekse, klasse, leeftijd of zelfs geloof heen. blz. 187-8

Wij zijn geestelijke wezens, zijn geschapen uit sterrenstof, verheffen ons en leven in harmonie met het dichte struikgewas en de eindeloze wezens van de kosmische ruimte. Ligt het antwoord op die vragen dan hier reeds bij ons, opgeslagen in onze goddelijke ‘genen’ die nog moeten worden ontdekt, de veelomvattende overbrengers van goddelijke ideeen? Sir Thomas Browne suggereerde dat ‘We binnenin ons de wonderen dragen die we buiten onszelf zoeken’. Als we ons buiten de grenzen van het elektromagnetische spectrum begeven, staat de supra-biologie van de toekomstige natuurkunde de kosmische genetici wellicht toe reeds lang gekoesterde intuïties en gevolgtrekkingen te onderzoeken, uit te breiden en tenslotte in een helder licht te plaatsen. Maar we hoeven zo’n tantaliserende wetenschappelijke bevestiging niet af te wachten: door ons idee om het oneindige heelal binnenin ons te onderzoeken en te analyseren te verschuiven naar ‘het leven te leven’,2 kunnen we onze eigen structuur en oorsprong in de kosmische hiërarchie van mededogen ontrafelen, en in dat proces licht, leven, liefde en wijsheid brengen in de duistere rijken van de materiële gebieden van de natuur.

Verwijzingen

  1. http://science.nasa.gov/headlines/y2000/ast20jul_1.htm.
  2. G. de Purucker, Beginselen van de esoterische filosofie, blz. 575.

Uit het tijdschrift Sunrise mei/juni 2001

© 2001 Theosophical University Press Agency