Theosophical University Press Agency

Licht in de schaduw

Curtis Beach

De tweede van de zaligsprekingen is waarschijnlijk het moeilijkst te begrijpen – ‘Zalig zij die treuren’. De andere zijn gemakkelijker te vatten. De nederigen, de behulpzamen, de barmhartigen, de vredestichters, zij die bovenal gerechtigheid zoeken, de reinen van hart – het is niet moeilijk in te zien dat zij ‘zalig’ kunnen worden genoemd (‘zalig’ betekent niets anders dan gelukkig). Zij zijn de mensen die in hun eigen leven die eigenschap verwerven die ‘het koninkrijk der hemelen’ wordt genoemd; zij zullen de weg tot God vinden. Maar zij die treuren, zij die lijden of worden getroffen door leed – is er enige reden om hen gelukkig te noemen? Waarom zouden zij eerder dan anderen dat diepe, rijke geestelijke leven vinden waarover Jezus heeft gesproken?

In zijn toneelstuk As you like it laat Shakespeare een van zijn personages zeggen: ‘Zoet is het hebben van tegenspoed’. Dit wordt gezegd door de uitgewezen Hertog die door een gewetenloze broer werd verbannen en was gedwongen zijn toevlucht te nemen in het Woud van Arden. De Hertog en zijn vrienden moesten daar leven als een bende vogelvrijverklaarden. Maar de Hertog betreurt deze verandering van omstandigheden niet; hij vindt zijn nieuwe leven beter dan het oude en verheugt zich erover dat de toestand die zo bitter leek hem dwong een eenvoudig leven in het bos te gaan leiden, ver van de intriges en het gehuichel aan het hof. Hier in de ongerepte wouden vindt hij ‘stemmen in bomen, boeken in de stromende beken, vermaningen in stenen en het goede in alles’.

Maar als we met tegenslag te kampen krijgen, kunnen we niet zomaar vluchten naar een idyllisch leven. We moeten blijven waar we zijn in onze bittere omgeving en ons erdoorheen slaan. Alles goed en wel om in onze verbeelding te vluchten naar een of ander sprookjesbos en te verkondigen ‘Zoet is het hebben van tegenspoed’. Het is iets anders dit te beseffen als we midden in de problemen zitten, want dan wordt ons karakter op de proef gesteld.

Geen enkel leven is geheel vrij van moeilijkheden, maar sommige mensen schijnen er meer te hebben dan hun lief is. Ziekte, verdriet en dood treffen elk gezin. Menig gezin kent financiële problemen. Zorgvuldig uitgewerkte plannen mislukken, en de vurigst gekoesterde hoop loopt vaak op teleurstelling uit. Ouders die bezig zijn een gezin op te bouwen worden geschokt door het verlies van een kind. Iemand die wordt getroffen door een ongeneeslijke ziekte moet het vertrouwen en de moed opbrengen om verder te gaan. Soms stort het leven ineen en moeten we de draad weer oppakken en helemaal opnieuw beginnen. Dit zijn de tijden waarin alles van iemand wordt gevergd om verder te gaan en het leven te laten zegevieren. Zo wordt het gehalte van een mens beproefd.

Het leven is een mengeling van zonneschijn en schaduw. We hebben onze gelukkige dagen als we door grazige weiden kunnen trekken en bij stille wateren kunnen rusten; en we zijn dankbaar voor elk daarvan. We hebben ook dagen dat de regen op ons neerstort en we ons een weg moeten banen door de storm. We zouden niet anders willen: in de donkere dagen openbaart zich de volle kracht van de menselijke ziel. En de wereld is rijker geworden door de geest van hen die de strijd hebben geleverd en hebben gewonnen.

Het is eenvoudig een feit dat moeilijkheden ons helpen te groeien, want als het leven altijd gemakkelijk zou zijn, dan zouden we allemaal geestelijke slappelingen zijn. Tragiek weet ons mild te maken. Zoals gietijzer pas staal wordt nadat het witheet is gemaakt, zo worden we niet eerder waarlijk mens dan nadat we de gloeiende hitte van tegenslag hebben doorstaan. De onverschrokken en met een onwankelbaar vertrouwen bezielde mens is gewoonlijk niet iemand die een gemakkelijk leven heeft gehad, maar iemand die door ‘de donkere nacht van de ziel’ is gegaan en de duisternis heeft overwonnen.

‘Gezegend zij die treuren, want zij zullen worden getroost.’ Ik zou daar een andere gedachte aan willen toevoegen: ‘want zij zullen troosters zijn’. Hij die het beste in staat is anderen te bemoedigen is iemand die zelf het lijden heeft ondergaan en daardoor het verdriet van zijn medemensen kan meevoelen omdat hij het zelf heeft gekend. Hij die vertrouwen aan anderen kan geven is iemand die zelf heeft geworsteld met pijnlijke ervaringen en in zichzelf vertrouwen heeft opgebouwd. Er bestaat een tederheid, een zachtmoedigheid, een begrip door zielenstrijd ontstaan; vaak zijn de beminnelijkste mensen zij die het diepst hebben geleden. Maar soms treft men iemand die door leed is getroffen en er volledig door is verpletterd; in dat geval is hij een deel van de wereldproblemen geworden, niet deel van de oplossing. Als men iemand met een moedige geest ontmoet, dan is dat gewoonlijk iemand die het echt moeilijk heeft gehad en die moeilijkheden te boven is gekomen. Zij die treurden en toch door en boven hun tragiek zijn uitgestegen, waren een onmetelijke zegen voor de wereld; zij zijn in staat aan anderen een diepere liefde en sympathie te schenken.

Toen de Meester zei, ‘Gezegend zijn zij die treuren, want zij zullen worden getroost’, dacht hij misschien niet zozeer aan menselijke hulp – hoe groots die ook is; hij dacht veeleer aan de hulp die van God komt. Dat is wat deze zaligspreking volgens mij betekent. De mens die ontdekt heeft dat God in hem woont als een goede vriend, die er altijd is als het nodig is, kent de troost waarover Jezus sprak. Iedereen kan zich op vreugdevolle momenten de Godheid voorstellen als een grootmoedige vader, maar alleen hij die door verdriet zijn innerlijke kracht heeft gevonden, weet welke rijke schatten aan standvastigheid en mededogen in hem zijn.

Er is geen strijd waaruit niet iets goeds kan voortkomen, zelfs al kunnen we de reden van wat er gebeurde niet begrijpen of de te volgen weg niet zien. Daarom dienen we het leven te aanvaarden zoals het is en moeten we proberen er het beste van te maken, vooral door op te letten hoeveel we van onszelf aan anderen kunnen geven. Door onze schijnbare tegenslagen worden we geestelijk verrijkt, sterker in vertrouwen en moed, dieper in sympathie en liefde. Op die manier kunnen we tegenslag omzetten in overwinning en die vrede vinden ‘die elk begrip te boven gaat, en die de wereld ons niet kan schenken of van ons wegnemen’.


Uit het tijdschrift Sunrise jan/feb 2001

© 2001 Theosophical University Press Agency