Theosophical University Press Agency

Voor een beter begrip . . .

Sarah Belle Dougherty

‘Ik ben een mens: niets menselijks is mij vreemd’ – deze uitspraak van de oude Romeinse toneelschrijver Terentius wordt door velen gezien als een gemeenplaats, en door nog meer personen als een wenselijk ideaal. Maar de menselijke verhoudingen laten zien hoe vaak wij van elkaar zijn vervreemd en tot welke prijs, niet alleen nationaal en internationaal, maar ook van onze verwanten, buren, en op ons werk.

Broederschap betekent dat we een gemeenschappelijke oorsprong en voorgeschiedenis hebben, en dus door ons mens-zijn nauw met elkaar zijn verbonden. Terwijl onze lichamelijke overeenkomst duidelijk is, zowel voor het oog als door genetische analyse, zijn onze onzichtbare aspecten nog veel nauwer verenigd. Ons innerlijke zelf strekt zich even ver buiten ons uit als de vele stoffelijke omhulsels en velden – atmosferisch, elektromagnetisch, en van de zwaartekracht – zich uitstrekken vanuit het binnenste van een planeet tot de verste uithoeken van het universum. We zwemmen in een oceaan van menselijke gedachten en gevoelens waaruit we putten en waaraan we iets bijdragen, en waarbij we invloed uitoefenen op mensen overal op aarde die we hoogstwaarschijnlijk nooit lijfelijk zullen ontmoeten, en door hen zelf worden beïnvloed.

En, terwijl we elkaar psychisch doordringen, zijn we geestelijk ondeelbaar. Wanneer we zo diep in onszelf gaan als we kunnen, ervaren we een éénzijn in de kern van allen, zoals de mystici door de eeuwen heen hebben bevestigd. Omgekeerd, wanneer we buiten onszelf alles tot de uiterste grens diepgaand onderzoeken, naderen we een éénzijn aan de grenzen van het menselijke begripsvermogen. De afgescheidenheid die zo duidelijk lijkt, blijkt een eigenschap te zijn van ons alledaagse bewustzijn, omdat dit nu eenmaal afhankelijk is van zintuiglijke waarneming en gevangen zit in zijn eigen ikgevoel. De hindoefilosofie drukt dit idee uit in de opvatting dat alle levens fundamenteel identiek zijn, omdat de meest innerlijke essentie van elk leven atman is, het ene universele ‘zelf’, bron en fundament van het zijn. Jammer genoeg leven maar heel weinigen onder ons in dit centrum van ons wezen, maar doen dit veeleer aan de rand van onszelf waar oppervlakkige factoren zoals uiterlijke verschijning, plaats van geboorte, sociale status, en meningen teveel nadruk krijgen.

Ondanks de vele flagrante voorbeelden van zelfzucht en geweld vindt er niettemin verruiming plaats van het menselijke gedachteleven. Tegenwoordig zouden veel mensen graag het idee van Terentius uitbreiden met de bewering: ‘Niets in het universum is mij vreemd’. Onze innige verbondenheid met alles op aarde wordt wijd en zijd erkend, praktisch en wetenschappelijk, en onze verbeelding aanvaardt steeds meer dat andere planeten, sterren en melkwegstelsels op heel wezenlijke manier met ons zijn verbonden. Waarom is dit zo? Misschien omdat ieder van ons een miniatuur-universum is maar toch een volledige weerspiegeling van het geheel dat wij helpen vormen. Vanuit planetair perspectief vormen mensen, als bewuste cellen in een levend stelsel, samen één orgaan van de aarde. Onze individuele verschillen verdwijnen in het niet. Op haar beurt is de aarde een deel van een zonnewezen – een bewust kosmisch atoom, niet een levenloos samenstel van materie. Deze levende keten zet zich voort in melkwegstelsels, groepen van melkwegstelsels en wat daarbuiten is. Richten we onze aandacht op de microscoop in plaats van de telescoop dan zien we dat elk mens, als kleinschalig universum, wordt gevormd uit levende, bewuste cellen, atomen, en deeltjes, enz., ad infinitum.

Als we steeds meer van het heelal, van onszelf en van onze medemensen willen begrijpen, moeten we ontdekken wat onze plaats in de kosmos is, en ook wat het werkelijk betekent om mens te zijn. James A. Long, stichter en uitgever van Sunrise, schreef in oktober 1961:

Sunrise is eraan gewijd om te helpen een beter begrip tot stand te brengen tussen mensen uit alle landen, van welk geloof of ras ook, en probeert om op eenvoudige en directe wijze die beginselen van de religies, wetenschappen en filosofieën uit heden en verleden onder de aandacht te brengen die hebben bewezen het fundament te zijn waarop juist denken en handelen worden gebouwd. . . . Wij proberen bruggen te bouwen – de kloof te overbruggen tussen onderzoekende geesten en de archaïsche principes van een onvergankelijke wijsheid die volgens ons eens het gemeenschappelijke erfdeel van de mensheid was. Het laatste woord over de mens, in zijn aardse aspect en ook als potentiële godheid die zijn cyclische ervaringen doormaakt, zal nooit worden geschreven. Maar we zijn er zeker van dat een gezonde en bruikbare filosofie van het leven – en van de dood – voor elk mens binnen zijn eigen natuurlijke omgeving bereikbaar is.

Nu Sunrise haar 49ste jaar ingaat, zal zij deze koers voortzetten. Zij zal zich richten op vele aspecten van studie en op de menselijke situatie, en daarbij het éénzijn van alle leven belichten en de fundamentele eenheid van de grote denkstelsels van de wereld – ontleend aan ‘die bron van ware wijsheid die ontspringt aan de essentie van het menselijk bestaan’, wijsheid die maar al te vaak werd verduisterd door dogmatisme, sektarisme en materialisme. Een dergelijk onderzoek van oude en moderne ideeën is slechts een intellectuele oefening, als we vergeten dat ieder inzicht in de werkelijkheid praktisch is als we maar weten hoe we het kunnen toepassen – en ons inspannen om dat in ons eigen leven te doen. Zij zal trachten het denken te stimuleren en onafhankelijk onderzoek aan te moedigen naar de wonderbaarlijke mogelijkheden die in ieder mens besloten liggen en die voeren naar een ‘gezonde en praktische levensfilosofie’. We zien uit naar de dag dat een meerderheid van de mensheid kan zeggen: ‘Ik ben een kosmos, niets in het heelal is mij vreemd.’


Uit het tijdschrift Sunrise mrt/april 2000

© 2000 Theosophical University Press Agency