Het licht van het goddelijke
Katherine Tingley
De mysticus is iemand die steeds in het bewustzijn van zijn goddelijke natuur leeft. Hij voelt intuïtief het goddelijke leven in alle dingen. Hij ziet achter het uiterlijke, dat van voorbijgaande en vergankelijke aard is, een innerlijk dat onvergankelijk en eeuwig is. Hij in wie de ziel steeds werkzaam is, die hem telkens aanspoort tot mededogen in denken en handelen – hij is de ware mysticus.
Het pad van de mysticus is in zekere zin een verborgen pad, en een stil en schitterend pad. Toch is het toegankelijk voor alle mensen, en het is zo eenvoudig en zo nabij dat velen die het willen betreden zich toch ervan afwenden, en denken dat het iets anders is.
De moeilijkheid was en is dat de leerling die moet kiezen tussen plicht en verlangens, altijd voor twee wegen staat. Hij kan de ijdelheid der ijdelheden najagen, of het mysterie der mysteriën zoeken. De verkeerde weg wordt ten onrechte de gemakkelijke weg genoemd. In werkelijkheid is het de moeilijke weg. Het pad van zelfoverwinning is de gemakkelijke weg, als we het maar zo goed mogelijk zouden volgen en zoals dat zou moeten.
Zodra we ons denken afstemmen op de hoge beginselen van dienen en broederschap, opent ons hart zich, wordt ons denken helder, en zal het nieuwe licht waarnaar we verlangen, doorbreken.
Als zij die zich soms in een zee van vragen en verwarring bevinden, slechts toevlucht wilden nemen tot de hulpbronnen van de ziel, wat een kracht en vrede zou hun dan ten deel vallen! In zeker opzicht is de ziel een vreemde voor ons, en toch is zij werkelijk een rijke bron, en als we ons in ons denken en streven laten leiden door zuivere en hoge motieven, beschikt zij altijd over de middelen om ons te dienen.
We hebben in deze tijd meer geloof en vertrouwen nodig en dan zullen we in omstandigheden verkeren waarin alles mogelijk is; waarin alles wat we aanraken zal opbloeien en vreugde en blijdschap aan anderen zal schenken. Omdat we zelf onbeperkt en rijkelijk ontvangen van dat grote en volle leven, dat alles in de universele ruimte bezielt, zullen we graag en met een open hart geven, zodat er nooit een verarmd leven van ons zal uitgaan.
Velen die een bepaald punt hebben bereikt, willen soms dat alles hun volledig wordt verklaard, zodat ze op een of andere wijze uit deze kennis persoonlijk voordeel kunnen trekken; maar zonder de stimulans van inspanning, zonder vertrouwen, zonder geloof, is niets mogelijk. We gaan naar bed in het volle vertrouwen dat we de volgende ochtend zullen opstaan. We zaaien een zaad in het volle vertrouwen dat de natuur haar werk zal doen, en het zaad zal opkomen en vrucht dragen.
Het is in de stilte dat we de sleutel zullen vinden, als we besluiten ernaar te zoeken, die in ons eigen wezen boeken van openbaring zal openen. We zullen daar een kracht vinden waarover we nooit tevoren hebben beschikt, en nooit konden beschikken voor we dit pad zochten. We zullen daar een vrede vinden die het begrip te boven gaat. Misschien komt ze niet onmiddellijk en niet overeenkomstig onze kleine wensen en verlangens, maar als het motief onzelfzuchtig is, zal ze komen.
Als een mens zich in de stilte bewust wordt van zijn eigen goddelijke natuur, beseft hij, al is het maar een ogenblik, dat hij anders is dan hij schijnt te zijn. Hij gaat inzien dat hij een god is; hij laat de verbeelding zijn hart vervullen en tot hem spreken over machtige dingen die het gewone begrip te boven gaan; hij begint iets te beseffen van zijn plicht tegenover de mensheid. Dit is discipline.
Discipline wordt op velerlei manieren bereikt, maar theosofie laat zien hoe een mens, zonder hulp van anderen of van boeken, toch zijn eigen innerlijke kracht kan vinden, die niet langer slechts een mogelijkheid is. Hij zal diep in zijn eigen wezen graven om wijsheid te vinden. Hij zal in zichzelf een nieuw soort intuïtie ontdekken, en ten slotte zal hij door de ‘aanraking’ met dit goddelijker leven, de kracht van zelfdiscipline leren kennen, en kan hij opstaan en zeggen: ik weet!
Hoe meer we in de stilte zijn verenigd en proberen onszelf te zuiveren, hoe dichter we bij het licht staan. Nooit mogen we het licht, onze verplichtingen of onze goddelijkheid uit het oog verliezen, als we het heilige karakter van onze roeping willen beseffen.
Er groeit iets in ons hart en in ons dagelijks leven dat niet kan worden beschreven, maar alleen kan worden gevoeld. Maar hebben we dit eenmaal gevoeld, diep en intens, dan volgen we het juiste pad. We zuiveren de atmosfeer; we heiligen het leven.
Er moet tijd zijn voor een kalme, nadenkende geesteshouding. Verdiep u in de omstandigheden waarin u verkeert, in de motieven die u tot een bepaald streven of werk aanzetten, en stel dan met volstrekte eerlijkheid vast of zij zelfzuchtig, onzelfzuchtig, of van gemengde aard zijn. Dat is een proces dat verheffend en verhelderend zal werken, omdat het geweten actief is. Het is in werkelijkheid een bekentenis aan het hogere zelf, de godheid in u.
In dat streven roept men de magische kracht op die in de stilten van het leven sluimert. Onjuiste denkbeelden worden in dat proces geleidelijk uitgeschakeld en juiste kunnen binnenkomen. Dingen die men vroeger voor het persoonlijke leven noodzakelijk achtte, zijn dat niet langer; en door zo een ruimer gebied van denken en streven te betreden, brengt men zichzelf in harmonie.
Door zo te denken schakelt men zijn zwakheden uit, en leert tevens één grote waarheid, een waarheid waarop de Nazarener de nadruk legde: dat men geen twee heren kan dienen. Men kan niet tegelijkertijd in tegenovergestelde richtingen gaan; men kan geen twee paarden tegelijk berijden; en zij die dat proberen zullen ongetwijfeld vroeg of laat tot de ontdekking komen dat ze niets bereiken en hoogstwaarschijnlijk onder de hoeven van beide worden vertrapt.
We hoeven slechts de eerste stap te doen in de ware geest van broederlijkheid, en alle andere stappen zullen op natuurlijke wijze volgen. We moeten krijgers zijn en de oude strijd zonder ophouden strijden, maar in deze eeuwenoude strijd hebben de menigten van het licht zich met ons verbonden. Achter de mens, achter alle dingen, staat de onsterfelijke geest van mededogen.