Het overwinnen van angst
Maurizio G. Smith
Vandaag nog voor het morgenrood beklom ik een heuvel en keek naar de samengepakte hemel,
En ik sprak tot mijn geest: Wanneer we de omhullers van die hemellichamen en het genoegen en de kennis van elk ding daarin zijn geworden, zullen we dan vervuld en voldaan zijn?
– Walt Whitman, Leaves of Grass, 46
Ik heb me vaak afgevraagd hoevelen van ons het vertrouwen, de bemoediging voelen, die warmte met zich brengt? De troost en het vertrouwen die stilte met zich brengt, het gevoel ergens zijn wortels te hebben, er zijn banden te hebben en daar thuis te horen? De moderne geneeskunde vertelt ons dat onze vroegste gevoelens die van warmte, rust en geborgenheid waren. Deze voelden we toen we groeiden in de moederschoot. Het is interessant vast te stellen dat wij die tegenwoordig vaak keer op keer proberen te beleven. We streven naar warmte en behaaglijkheid, trekken ons zo nu en dan terug in een stille ruimte of een ‘rust’plaats, en we willen veilig verankerd zijn in ons fysieke, emotionele, verstandelijke en geestelijke leven.
Angst is een gevoel van onrust en spanning. Carl Rogers omschrijft het als de passie van onze natuur die ons aanzet om voor veiligheid te zorgen. Vrees overwinnen betekent daarom die te boven te komen, te overstijgen – er meester van te worden, en niet erdoor te worden overweldigd. Hoe kunnen we dan angsten overwinnen?
De Heer Boeddha raadt ons aan onze begeerten en behoeften te beteugelen, zo niet volledig uit de weg te ruimen. Het boeddhisme wijst ons de middenweg; raadt ons aan kalm te zijn. Andere oosterse tradities bevelen transcendentie aan; christelijke tradities leren de liefde van God, van Jezus Christus als ons enige redding. De praktische filosofen verschaffen hulpmiddelen die ons helpen onze begeerten te beteugelen, en dat zal volgens hen ertoe leiden dat we onszelf beheersen teneinde ons Zelf te worden.
K.O. Schmidt zegt ons dat ‘angst de vrucht is van onvoldoende, beperkte en verwrongen kennis, en per slot van rekening een symptoom van verstoorde innerlijke eenheid’. Wat we volgens hem zouden moeten doen is
eerst en vooral ontspannen, dan onszelf rustig onderzoeken totdat we de werkelijke oorzaken gaan zien van onze innerlijke tegenstrijdigheden, spanningen en angsten. Dan daagt de waarheid in ons dat die niets te maken hebben met ons innerlijke zijn. Evenmin hebben ze een onafhankelijk bestaan, maar parasiteren op onze verkeerd gerichte denkenergieën’.1
Schmidt raadt twee oplossingen aan: (1) zich te begeven op het pad van zelfbevrijding; en (2) een begin te maken met een heroriëntering van ons leven. Hij wijst op acht stappen: zelfontspanning, stil worden, naar binnen keren, concentratie, meditatie, zelfbespiegeling, zelfversterking, en het juiste doel kiezen.
Wat Schmidt te bieden heeft is niet nieuw. We hebben deze aanbevelingen al op vele manieren gehoord, op vele plaatsen en in vele culturen, de eeuwen door. Onze eerste stap moet zijn de weg van zelfonderzoek in te slaan. Daar ontkomen we niet aan! We moeten objectief naar onszelf kijken, zoals we dat doen naar een machine of een stoel. We moeten objectief de balans van onszelf opmaken. Waar ligt onze kracht? Wat zijn onze beperkingen? Wat zijn onze behoeften? En wat zijn onze wensen, onze verlangens? Als we deze hebben ontdekt, moeten we leren los te laten wat niet essentieel is op onze reis naar onze mogelijke evolutie, onze bewuste ontplooiing.
Wanneer we onszelf objectief hebben bekeken, kunnen we ervaren hoe anderen dit vóór ons hebben gedaan. Het lezen van theosofische, filosofische, spirituele, en bijbelse uiteenzettingen kan ons daarbij helpen. Autobiografieën en biografieën van hen die hun eigen goddelijkheid dicht zijn genaderd staan ook tot onze beschikking. Dit alles zijn aanduidingen of wegwijzers. We ontdekken dat we niet de enigen zijn. Er zijn nog anderen op dit pad dat we het leven noemen die misschien op hun manier eenzelfde soort ervaring hebben. De kennis die door al deze onderzoekingen wordt onthuld, biedt ons de troost dat we niet alleen zijn. We zien ook dat we een spiegel voor elkaar zijn. En dat we allen in dezelfde boot zitten. Dit zouden we vroeg in het leven moeten leren. Jean Rostand, een Franse bioloog zei: ‘Iemand die te vroeg wordt afgesneden van het gemeenschappelijke belang van de mensen, staat bloot aan innerlijke verarming’. Laten we ons niet van anderen afsnijden.
Het Orakel van Delphi vertelt ons: ‘Ken uzelf’. De grote filosoof Socrates verzekerde ons eens: ‘Een leven dat niet wordt onderzocht is niet waard geleefd te worden’. En we gaan begrijpen dat om ons Zelf te leren kennen, om onze eenheid met anderen te erkennen, we persoonlijk gemak moeten inruilen voor universele liefde en mededogen. Ruil – het opgeven van wat niet zinvol is voor de prijs van ons ware Zelf teneinde onszelf te completeren. De grote Sankara zei dat we driemaal gezegend zijn: ons menselijk bestaan, een weg of een lering en een leraar of gids, en het gezelschap van anderen.
Het overwinnen van angst is maar een van de manieren om ons werkelijk bewust te zijn van ons menszijn en onze menselijkheid. We kunnen elkaar een dienst bewijzen, en dat is door onszelf te zijn en tegenover elkaar open te zijn op een vriendelijke, liefhebbende en oprechte manier. In zijn eerste Brief zei Johannes: ‘Liefde kent geen angst; maar volmaakte liefde bant alle angst uit’ (4:18). Walt Whitman daagt ons uit als hij zegt:
Lang heb je angstig staan wachten, met een plank aan de oever,
Nu wil ik dat je een moedige zwemmer bent,
En midden op zee eraf springt, en weer opduikt . . .
Sri Ramakrishna verzekert ons dat ‘men in het religieuze leven geen succes kan behalen als men schaamtegevoel, haat of angst heeft. Dit zijn ketenen. Heeft u niet gehoord van de acht ketenen? Hoe kan iemand die eeuwig volmaakt is bang zijn voor de wereld?’2
Toen Robert Müller, de schrijver van Most of All They Taught Me Happiness [Ze onderwezen me vooral geluk], bij een interview werd gevraagd welke raad hij had voor de generatie van nu, gaf hij vier aanwijzingen: (1) heb altijd een welwillende instelling; (2) wees niet bang om iets nieuws te proberen; (3) ga altijd op zoek; en (4) houd van het leven.
Ik zou willen besluiten met dit gedicht van Swami Paramananda uit zijn Book of Daily Thoughts and Prayers [Boek met gedachten en gebeden voor iedere dag]:
Vrees niet, mijn hart,
Zelfs de donkerste nacht zal eindigen bij de dageraad!
Wolken en nevel kunnen komen en gaan,
Maar ze kunnen de zon niet beroven van haar stralende gloed.
Zie omhoog, ogen van mij, houd gestaag de wacht,
Want nooit mag je je leidende ster uit ’t oog verliezen. . .
Houd stand! Houd stand!
Rust komt na gedane arbeid.
Verwijzingen
- Verg. Applied Cybernetics: Atomic Energies of the Mind, vert. Leone Muller, blz. 72n, 179n.
- Gospel of Sri Ramakrishna, blz 689.