De beheerder
Barbara Curtis Horton
Een onverharde weg zigzagde vanuit een bos van boom-yuca’s omhoog tegen een steile berghelling, die een gigantische symbiose was van rotsen en bomen die elkaar ondersteunden en vasthielden. Na 35 kilometer kwamen we aan bij het kampeerterrein Chimney Peak, een droge hoogte waar, naar het scheen, de aarde en de zacht grijze pijnbomen schreeuwden om de herfstregen.
We gebruikten de lunch op een heuvel die neerkeek op de wooncaravan van de beheerder en twee kampeerplekken van bezoekers in het late seizoen, maar deze middag waren er geen beheerder of kampeerders te zien. Alleen een klein roodbruin getint vogeltje fladderde weg door de bomen. Mijn zoon keek over zijn schouder langs de helling achter me naar beneden en beschreef iets verrassends – een steen, een vlag, een kunstbloem, iets wat op een boek leek. Een graf? Een gedenkteken?
Later toen hij op onderzoek uitging, bleek het monument de naam ‘Ken Bell (1929-1969)’ te dragen, de bloem een rode roos te zijn en het boek een stuk of twaalf of vijftien zorgvuldig gelamineerde brieven, die de vorige campingbeheerder beschreven; dat hij, hoewel hij zelf ziek was, toch snel een man die door de hitte was bevangen naar een medische hulppost had gebracht. Hij had zoveel families een veilig en goed gevoel gegeven! Eén schrijver merkte op dat de beren hem ook wel zouden missen. Je kon zien hoe deze mensen bewogen waren geweest om met behulp van beitels, polijstmiddelen, natuursteen en gelinieerd papier dit gedenkteken op te richten voor het leven van een bijna onbekende! – misschien een klein leven in de stroom van de wereld, maar in de echtheid van deze plek getuigend van een grootse geest.
En ik was verrijkt met een nieuwe uitdrukking: ‘een Ken Bell-leven’, een leven glanzend in karmische gloed, een leven dat, doordat het zo liefderijk was, liefde in anderen opwekt.
Net als bij de rotsen en bomen tijdens onze tocht omhoog, hadden op deze berg één man en willekeurige mensen elkaar steun gegeven.