Theosophical University Press Agency

De reis naar huis

Nhilde Davidson

De jongeman stond voor de oude man die gedurende zijn hele jeugd zijn beste vriend was geweest. Hij was gekomen om vaarwel te zeggen voordat hij zich bij de andere ridders zou voegen, op weg naar het slagveld en naar roem. Zijn wapenrusting schitterde in de zon. Trots op zijn vitaliteit en kracht vroeg hij de oude man om zijn zegen. De oude man die zelf vele keren had gestreden, keek met meedogende ogen naar hem, schudde bedroefd zijn hoofd en zei, ‘Overweeg het alsjeblieft opnieuw mijn zoon, want op het pad dat je van plan bent te volgen, zal je geen geluk vinden!’ Hierdoor verrast, vroeg de jeugdige zich kort af wat de oude man hiermee kon bedoelen. Maar door zijn verlangen naar avontuur en een onbesuisdheid die voortkwam uit een gebrek aan ervaring, schonk hij er verder geen aandacht aan. Zelfverzekerd besteeg hij zijn paard en reed van huis weg met niet veel meer dan een vluchtige blik achterom.

krijgerMet hoogwapperende vaandels vertrokken de ridders, een schitterende groep, die iedereen die ze op hun weg tegenkwam uitdaagde. Gedreven door hun verlangen naar overwinning en een diepe hartstocht om te vechten, werd strijd na strijd geleverd. Hun roem verbreidde zich wijd en zijd en de verhalen over hun confrontaties verloren niets in waarde wanneer ze werden doorverteld! Maar een roekeloos vertrek eist zijn tol en sommigen die op die dag samen waren vertrokken zouden nooit terugkeren. Anderen kwamen wel terug, kreupel en verminkt. Vele overwinningen stonden op hun naam, maar de prijs in mensenlevens en in het leed dat werd ondergaan nam steeds toe.

De jaren verstreken en langzaam nam de hartstocht voor de strijd in de jongeman af. Terwijl hij altijd gespitst was geweest op de volgende confrontatie, had hij zijn wapenrusting nooit afgelegd, en hij vond dat deze steeds zwaarder en zwaarder op zijn schouders begon te drukken. Hij was niet meer zo enthousiast over zijn overwinningen of trots erop zoals hij eens was geweest. Hij kon niet langer een duidelijk onderscheid maken tussen het lijden van de overwinnaar of van de verslagene. Uiteindelijk kwam er een dag waarop hij zich het huis herinnerde dat hij zovele jaren geleden achter zich had gelaten. Terwijl de maanden voorbijgingen, ontwaakte een voortdurend groeiend verlangen in hem om terug te keren naar die rustiger manier van leven; toen herinnerde hij zich de oude man en zijn waarschuwende woorden.

Ten slotte kwam er een dag waarop hij niet langer zijn gekozen weg kon vervolgen. Hij steeg af en probeerde zijn wapenrusting af te leggen om zijn last voor de reis naar huis te verlichten. Tot zijn ontzetting ontdekte hij dat hij deze niet kon verwijderen. Hij haastte zich naar de dichtstbijzijnde smederij en vernam vol afgrijzen dat het onmogelijk scheen ook maar een stukje los te wrikken – de wapenrusting was aan zijn lichaam vergroeid geraakt. Verbijsterd, maar meer vastbesloten dan ooit, torste hij zijn nu hinderlijke lading ijzer en leer met zich mee, en begon zijn reis naar huis. Keer op keer zocht hij naar hulp om het omhulsel van zijn lichaam te verwijderen, maar niets en niemand kon hem van zijn last bevrijden.

Onderweg naar huis, langs de gebieden van zijn vroegere veldslagen, begon hij zich de leegheid van alles waarnaar hij had gestreefd te realiseren. Bij elke stap werd hij overweldigd door de schaduwen van zijn verloren kansen. Waarom, vroeg hij zich af, had hij toegestaan dat nutteloze eer en roem en de zoektocht naar wereldse erkenning zijn onderscheidingsvermogen hadden verblind? Met elke vermoeiende stap groeide het besef dat zijn wapenrusting door zijn eigen daden aan zijn lichaam was gesmeed. Altijd in de aanval, trots op zijn eigen kracht, was hij de liefdevolle vriendelijkheid vergeten die zijn jeugd zo gelukkig had gemaakt. Nu, terwijl hij werd gedwongen door de slagvelden van zijn verleden te lopen, woog de werkelijkheid van het leed dat hij had veroorzaakt zwaar en een grote droefheid omhulde hem.

Terwijl hij verder reisde begon hij zich bewust te worden van de weg waarop hij zich bevond en van de mensen die zich met hem erop bevonden, en zich allen bezighielden met hun eigen zaken. De dagen verstreken en hij begon zich te ontspannen. Hij besteedde niet langer alleen aandacht aan overwinningen en nederlagen uit het verleden, zijn huidige neerslachtigheid, of verwachte toekomstige gebeurtenissen, hij ontdekte als nooit tevoren dat de reis zelf interessant was geworden. Het land, dat hij zolang had genegeerd, voorzag in zijn levensonderhoud, terwijl toevallige ontmoetingen en gesprekken zijn dag vulden. ’s Nachts viel hij gemakkelijker in slaap. Zijn haast om thuis te komen verminderde terwijl hij onderweg dingen te doen vond – er was altijd iemand die hulp nodig had, een of andere behoefte waarin moest worden voorzien, een of ander nieuw inzicht te verkrijgen uit het bruisende leven op de hoofdweg. Deze nieuwe aangelegenheden namen hem nu volledig in beslag. Hij was zich nauwelijks meer bewust van zijn wapenrusting zoals in het verleden en, wanneer hij er toch aan dacht, merkte hij dat het ijzeren pak lichter en minder belemmerend was geworden.

Uiteindelijk kwam hij thuis. Al snel werd zijn eerste vreugde getemperd toen hij hoorde dat de oude man tijdens zijn afwezigheid was gestorven, dat de eens vruchtbare velden nu werden overwoekerd met onkruid en dat het huis in verval was geraakt. Hoewel hij nu geen aandacht meer aan zijn wapenrusting besteedde, werd hij lichamelijk nog steeds erdoor belast, terwijl hij de zware taak begon de vervallen woning weer op te bouwen. Eerst kon hij maar een klein stukje per keer doen, maar toen groeide er een nieuwe kracht in hem en hij werkte vol vuur van de ochtend tot de avond. Na verloop van tijd werd het huis opnieuw een warme, droge thuishaven en het land dat door het onkruid was verstikt, bloeide op tot de prachtige en vruchtbare velden uit zijn jeugd.

Terwijl hij steeds nadacht over zijn roekeloze vertrek al die jaren geleden, nam hij nu tijd voor zijn omgeving. Het beeld van de ridder die zijn akkers bewerkte werd een bekend tafereel. Kinderen, eerst een beetje bang, kwamen nu ’s avonds om zijn verhalen te horen, terwijl zijn vriendelijkheid en bereidheid iedereen die ernaar vroeg te helpen, tot een legende uitgroeide. Terwijl de seizoenen kwamen en gingen, begon langzaam de in onbruik geraakte wapenrusting stukje bij beetje van hem af te vallen – wat hij niet met kracht had kunnen verwijderen viel nu rustig van hem af door de roest van veronachtzaming. Met elk stukje dat afviel, voelde hij een grote lichtheid van hart, een bevrijding van al de vruchteloze waarden die de wapenrusting eens had vertegenwoordigd. Toen kwam de dag dat de laatste stukken uiteindelijk afvielen – de helm en het vizier – en de jongeman kon voor het eerst in vele, vele jaren zijn spiegelbeeld zien. Tot zijn verbazing en verrukking zag hij daar de oude man met zijn lange witte haar en vriendelijke ogen die naar hem terugstaarde. Door de herkenning vervulde zijn ziel zich met een grote vreugde en tevredenheid: hij was eindelijk thuisgekomen!

Spirituele (kinder)verhalen


Uit het tijdschrift Sunrise jan/feb 1999

© 1999 Theosophical University Press Agency