De S.R.L.M.A.
Alan E. Donant
Onder een oude walnotenboom, tegenover de zij-ingang van het administratiegebouw van het Internationale Hoofdkwartier van The Theosophical Society, Pasadena, liggen 80 grote stenen van overal uit de VS en andere delen van de wereld. Er is voor elk land één steen: voor Engeland, Ierland, Nederland, Zwitserland, Zweden, Oostenrijk, Nieuw-Zeeland en Australië. Op twee na zijn ze alle driehoekig en de meeste ervan liggen tegenover elkaar, en beschermen zo de inscripties tegen de elementen. Deze stille wachters, die een herinnering vormen aan een oude instelling, zijn moderne verwijzingen naar de nalatenschap van Katherine Tingley en haar voorgangers William Q. Judge en H.P. Blavatsky. Het zijn de hoekstenen van de School for the Revival of the Lost Mysteries of Antiquity (SRLMA).
Volgens de instructies die in januari 1897 door E.A. Neresheimer namens Katherine Tingley aan de afdelingen werden gestuurd, moesten de blokken ‘onderdeel worden van de fundering van het gebouw’ en worden uitgehakt uit een steensoort die in het gebied van de afdeling thuishoorde. ‘Elke kant moest ‘als ruwe natuursteen’ worden geprepareerd, behalve de basis die glad moest zijn, geslepen met een ‘borstelschijf’. Daarop moeten in regelmatig schrift worden gegraveerd: de datum van de charter van de afdeling, de initialen van de leden van de charter (ongeacht of ze nog leefden of waren gestorven), initialen van de huidige voorzitter van de afdeling, de naam van de afdeling (helemaal onderaan).’ Charles J. Ryan verklaart dat KT het plan had om de stenen ‘in de hal van de ingang van de tempel te plaatsen, waarbij de inscripties zo werden geplaatst dat ze duidelijk konden worden gezien. Ze zouden een deel van de muren vormen.’
SRLMA Hoekstenen (in twee kolommen opgestapeld), Point Loma
In 1941 werd op aanwijzing van G. de Purucker de hoeksteen van de School of Antiquity geopend. Hij omsloot een uitgeholde ruimte van ongeveer 37 x 30 x 20 cm, waarin een lichtgewicht japanse tinnen doos werd aangetroffen die toen hij oorspronkelijk in de hoeksteen werd geplaatst, kennelijk met zijde bedekt was geweest. H.T. Patterson, een deelnemer aan de hoeksteenceremonie, schreef: ‘In de doos die in de hoeksteen werd gedeponeerd waren op aanwijzing van de stichtster-directrice geplaatst: een programma van de wijdingsceremoniën, een geschiedenis van de theosofische beweging, een geschiedenis van de theosofische beweging in Engeland, een exemplaar van ‘De Oceaan van Theosofie’, een portret van Mw. Blavatsky, een portret van William Q. Judge, een portret van Katherine A. Tingley, met enkele andere zaken die even interessant als belangrijk waren’ (The Theosophical News, 22 maart 1897, blz. 3).
Geen fysieke school werd ooit met die stenen gebouwd. Hun betekenis wordt echter innerlijk gevoeld door iedere student die is geïnteresseerd in de pogingen die in de loop van de geschiedenis van de mensheid werden gedaan om haar in verbinding te brengen met de levende stroom van de wijsheidstraditie. Iedere cultuur heeft zijn grote leraren gehad; ieder continent heeft op een of ander moment zijn mysterieschool gehad. Het Amerikaanse continent dat een veel hogere ouderdom heeft dan in moderne speculaties eraan wordt toegekend, is de ontmoetingsplaats geworden van oosterse en westerse esoterie. De oude oosterse school van de mysteriën was misschien veel eerder aanwezig dan algemeen wordt erkend. Overblijfselen waaruit de ouderdom ervan blijkt, worden gevonden in de leringen van de Hopi in het noorden en van de Kogi in het zuiden. Westerse esoterie kwam pas veel later. Ze werd geïntroduceerd door de vooruitziende blik van de vrijmetselaar-stichters van de Verenigde Staten van Amerika, een natie die in beginsel werd gevestigd op het ideaal van universele broederschap, zoals wordt verkondigd op het Grootzegel: E pluribus unum ‘Vanuit velen Eén’. Het motto op de achterkant van het Grootzegel zegt alles: Novus Ordo Seclorum – ‘Een nieuwe orde van de eeuwen’. Er werd werkelijk een nieuwe poging in de geschiedenis van de mens voorzien.
Bijna 100 jaar na het stichten van de Verenigde Staten op 4 juli 1776 ging de Theosophical Society officieel van start op 17 november 1875. Door middel van deze organisatiestructuur werkten H.P. Blavatsky, H.S. Olcott, W.Q. Judge, en hun leraren om de eeuwenoude mysterieleringen nieuw leven in te blazen. De geschriften van H.P. Blavatsky vormden de voorhoede van de poging, de geschriften van Judge legden de nadruk op de intuïtieve toepassing van de mysterieleringen die ze had geschetst, terwijl Katherine Tingley de praktische aspecten ervan demonstreerde voor het dagelijks leven.
Het was dan ook niet toevallig dat Katherine Tingley een instelling bouwde waarvan het werk van HPB en Judge de kern vormde, een instelling die de renaissance zou voortzetten die was begonnen met de Theosophical Society door het praktisch toepassen van de theosofie in het leven. Achter iedere inspanning in Point Loma stond de SRLMA: De Griekse toneelstukken en die van Shakespeare en het eerste Griekse openluchttheater dat in Noord-Amerika werd gebouwd, de opleiding in klassieke muziek, de pogingen tot gevangenishervorming, landbouwkundige experimenten die ertoe leidden dat de avocado en sinaasappel commercieel levensvatbare oogsten opleverden, de studenten die hun eigen telescoop bouwden en hun eigen 25 cm-lens slepen, de opvoedkundige instelling van kleuterschool tot universitair niveau, de inspanningen tegen oorlog – al deze en vele andere inspanningen werden verricht met een gevoel van een geestelijke bestemming die de mysteriën vergezelt. Ieder continent heeft zijn perioden gehad waarin de mysteriën in de meest diepzinnige betekenis de training omvatte van een kandidaat om de wetten van het heelal bewust te gaan waarnemen. Het innerlijke voorbeeld moest worden ontwikkeld voor het opnieuw ontstaan van zo’n training. De belangrijkste poging van K.T. ligt misschien op dit gebied: het uitstippelen van wegen, innerlijk en uiterlijk, voor zo’n toekomstige gebeurtenis.
De werkelijke hoekstenen van de School for the Revival of the Lost Mysteries of Antiquity zijn niet op uiterlijk gebied te vinden; ze zijn het denken, het hart en de geestelijke vlam van iedere oprechte zoeker. Wanneer genoeg van die stenen samenkomen, is alles mogelijk, het werk van de stichters van de theosofische beweging zal vruchten dragen, en het opnieuw verlichten van de mensheid zal inderdaad niet lang meer duren.