Theosophical University Press Agency

De ‘School of Antiquity’: haar betekenis, doel en werkterrein*

J.H. Fussell

*Verkort uit een toespraak gehouden in het Isis Theater, San Diego, Californië, op 22 november 1916, en uitgegeven in 1917 als een van de School of Antiquity Papers. Joseph H. Fussell (1863-1942) was privésecretaris van William Q. Judge van 1892-96, General Secretary van de TS en privésecretaris van Katherine Tingley van 1900-29, en Secretary General en voorzitter van het Kabinet van de TS onder KT en G. de Purucker. Hij volgde zijn opleiding wis- en natuurkunde aan het University College, Nottingham, Engeland, en was een Vrijmetselaar van de 32ste graad. Red.


Wat bedoelen we met ware opvoeding of educatie? Dit woord komt van het Latijn en betekent ‘vooruit leiden’ en in Webster’s Dictionary vinden we de volgende definities:

Opvoeden (to educate): naar boven brengen of leiden van de vermogens van een kind; ontwikkelen en bevorderen, hetzij lichamelijk, mentaal of moreel, maar gewoonlijk beperkt tot de mentale activiteiten of de zintuigen.

Opvoeding (education): strikt genomen een te voorschijn halen, en omvat niet zozeer de overdracht van kennis als wel discipline van het intellect, het bijbrengen van principes, en het beheersen van het hart.

The Concise Oxford Dictionary definieert educe als ‘het naar buiten brengen, het ontwikkelen vanuit latent of potentieel bestaan’, terwijl Herbert Spencer heeft gezegd: ‘Ons voor te bereiden op het leiden van een volkomen leven is de functie die de opvoeding dient te vervullen’.

Iets definiëren is één ding, maar begrijpen is nog heel wat anders. We hoeven alleen maar naar de omstandigheden in de wereld van vandaag te kijken om ons te realiseren hoezeer de veronderstelling dat we een ontwikkeld volk in de beste zin van het woord zijn, wordt gelogenstraft. Zeker, er is overdracht van – zullen we zeggen kennis, of is het niet meer dan alleen informatie? Er is sprake van enige training van het intellect, maar is het de juiste training? Wat betreft ‘het bijbrengen van principes en het beheersen van het hart’, hoeveel bewijs vinden we daarvan in het tegenwoordige leven? En waar moeten we zoeken naar voorbeelden van een ‘volkomen leven’, waarop de opvoeding – dat is haar taak – ons moet voorbereiden? Aan de hand van welk criterium moeten we in feite de volkomenheid van het leven beoordelen? En wat is het dat in de menselijke natuur latent of potentieel is dat door de opvoeding naar buiten moet worden gebracht?

Kortom, wat is de MENS, zowel nu als potentieel? Geef daar antwoord op en het hele probleem van de opvoeding wordt duidelijk; laat na op die vraag een juist antwoord te geven en de opvoeding blijft zoals ze vandaag de dag is, een tasten in het duister, een experiment.

Er zijn veel pogingen gedaan de mens te omschrijven en te verklaren; maar er is één overheersend dogma dat de menselijke geest van deze tijd in zijn greep heeft gekregen en op verraderlijke wijze elk terrein van haar activiteit heeft aangetast. Dat is de bewering dat de mens een dier is en uit het dier is geëvolueerd. Omdat dit zo algemeen en ‘wetenschappelijk’ wordt onderwezen, is het onvermijdelijk dat de meeste mensen er ditzelfde algemene standpunt op na houden en dat hun hele leven erdoor wordt gekleurd.

Maar er waren en zijn mensen die in hun aard bovendien iets van een mysticus of dichter hebben en die een glimp hebben opgevangen van het licht zoals het uitstraalt van de schitterende gewaden van de waarheid. Een van die mensen was Carlyle toen hij zei dat de mens

Een ziel [is], een geest. Rond zijn mysterieuze Ik, ligt onder al die wollen vodden een gewaad van vlees (of van de zinnen), gevlochten op het weefgetouw van de hemel; . . . Diep verborgen is hij onder dat vreemde gewaad; te midden van klanken en kleuren en vormen, als het ware, ingezwachteld, en er onontkoombaar onder bedekt; toch is het in de hemel geweven en een God waardig. Staat hij daardoor niet in het centrum van de oneindigheden, in de samenvloeiing van eeuwigheden? . . . waar anders toont zich de tegenwoordigheid van God, niet alleen aan ons oog, maar aan ons hart, dan in onze medemens?

Is opvoeding dan niet het naar buiten brengen van de goddelijke kwaliteiten die latent zijn in ieder mens, in ieder kind? Betekent het niet de verborgen god te bevelen te voorschijn te komen? Dit is het theosofische idee van opvoeding, en ook die van de School of Antiquity. Katherine Tingley, stichtster en directrice van de School of Antiquity, zegt over het rajayoga-opvoedingssysteem:

Het meest waarachtige en zuivere van alles op het gebied van de opvoeding is om het denken van de leerling erop attent te maken dat het onsterfelijke zelf er altijd naar streeft het hele wezen in een toestand van volmaaktheid te brengen. Het ware geheim van het rajayoga-systeem is eerder het karakter van het kind te ontwikkelen dan het denken van het kind te overladen; het is eerder het naar buiten brengen van de vermogens van het kind dan deze iets aan te reiken. Het edeler deel komt van binnenuit.

De basis van de rajayoga-opvoeding is de essentiële goddelijkheid van de mens, en de noodzaak alles in zijn aard dat niet goddelijk is te transmuteren. Om dit tot stand te kunnen brengen, moet geen onderdeel worden vergeten, en de fysieke natuur moet haar aandeel hebben in de zorg en aandacht die nodig zijn. Ook kan de meest ijverige training van het intellect niet worden overgeslagen, maar het intellect moet ondergeschikt worden gemaakt aan de krachten van het hart. Wil men orde en evenwicht bereiken en handhaven, dan moet het intellect de dienaar zijn en niet de meester. In zo’n systeem is het nodig dat de leraren de beginselen van de theosofie niet alleen begrijpen, maar dat zij deze principes op hun eigen leven toepassen.

Ware opvoeding is het vermogen in harmonie te leven met onze omgeving, het vermogen om uit de schuilhoeken van onze eigen natuur alle mogelijkheden van het karakter naar buiten te brengen. Het rajayoga-opvoedingssysteem in Point Loma is daarom niet beperkt tot het ontvangen van informatie op bepaalde vastgestelde uren van de dag en op een van te voren vastgelegde manier. Het bestaat uit het afstemmen van het hele leven op het hoogste ideaal dat even effectief moet heersen over het meest verborgen gedachteleven als over de onderlinge banden tussen de studenten.

Iedere grote instelling is de uitdrukking van een reeks ideeën, en is gecreëerd om, al dan niet scherp omlijnd, een of ander doel te verwezenlijken, wat de werkelijke innerlijke waarde ervan ook moge zijn. Dit geldt zeker voor de School of Antiquity. Zij werd gesticht in New York in 1897 en als rechtspersoon erkend volgens de wetten van de staat West Virginia; en het centrum van haar activiteiten, onderwijs en onderzoek bevinden zich in Point Loma, Californië, waar ook het Internationale Theosofische Hoofdkwartier is gevestigd.1 De school is internationaal van geest en ook in de praktijk; ze is niet sektarisch en dringt geen geloofsartikelen of dogma’s op en bemoeit zich op geen enkele manier met politiek. Haar zoeken is gericht op de waarheid; haar baken is het heldere licht van de waarheid. Haar medewerkers, professoren en onderwijzers krijgen geen salaris en ontvangen geen financiële vergoeding. Ze werken alleen uit liefde voor het werk en voor de vreugde van dienstverlening.

Het idee waarop deze school is gesticht wordt ten dele tot uitdrukking gebracht in haar naam, de School of Antiquity: het houdt kort gezegd in dat de mensheid erfgenaam is van de wijsheid van alle tijden, en dat is geen puur retorische frase, maar geeft uitdrukking aan het feit dat er door alle tijden heen een oorspronkelijke leer heeft bestaan, een stelsel van leringen die de basis vormen van alle grote wereldreligies; en dat dit stelsel van leringen in het verleden onder diverse namen bekend is geweest, zoals wijsheidsreligie, en tegenwoordig bekend is onder de naam theosofie. Verder is het niet religie of filosofie of wetenschap alleen, maar het omvat de synthese van alle drie. Helena P. Blavatsky stelt in De sleutel tot de theosofie (blz. 4 en 7):

De ‘wijsheidsreligie’ was in de oudheid één; en de gelijkheid van de oorspronkelijke religieuze filosofie wordt ons bewezen door de identieke leringen die aan de ingewijden werden gegeven tijdens de MYSTERIËN, een instelling die eens algemeen verspreid was. . . .

De WIJSHEIDSRELIGIE was altijd één, en daar zij het laatste woord vormt van kennis die voor de mens mogelijk is, werd ze zorgvuldig bewaard.

Hoe groot de wetenschappelijke verworvenheden van deze tijd op materieel en mechanisch gebied misschien ook lijken, zelfs in dit opzicht staan de grootsten onder de moderne geleerden nog maar op de drempel van kennis; en dit geldt in nog hogere mate voor onze kennis van de mens, zijn aard en zijn vermogens, zowel potentieel als feitelijk, zijn relatie met het universum, zijn oorsprong, evolutie en bestemming. Iets meer dan een eeuw geleden kwam de enorme schatkamer aan oosterse literatuur ter beschikking van de westerse wereld. De invloed van deze literatuur op de moderne filosofie wordt openlijk erkend, maar tot nu toe is weinig aandacht besteed aan de wetenschappelijke kant ervan. In feite was het niet voordat Mw. Blavatsky haar monumentale werken, Isis ontsluierd in 1877 en De geheime leer in 1888 publiceerde, dat de aandacht definitief op het feit werd gevestigd dat de Ouden met wetenschappelijk onderzoek even ver waren gevorderd als op het gebied van de filosofie en de metafysica. De moderne wetenschap bereikt niet meer dan de buitenkant van de kennis die de wijzen van de oudheid bezaten.

‘Onder de ideeën die door de theosofische beweging naar voren werden gebracht’, zegt William Q. Judge, ‘zijn er drie die men nooit uit het oog moet verliezen’; en deze drukken beter dan welke woorden van mij ook het filosofische aspect van het idee uit dat de ware basis vormt van de School of Antiquity:

Het eerste idee is dat er een groot doel is – in de zin van een onderneming – genoemd het doel van verheven volmaaktheid en menselijke broederschap. Deze berust op de essentiële eenheid van de hele menselijke familie, en dit behoort tot de mogelijkheden omdat verhevenheid in volmaaktheid en werkelijke realisering van broederschap op elk gebied van het zijn een en hetzelfde ding zijn. . . .

Het tweede idee is dat de mens een wezen is dat tot volmaaktheid kan worden verheven, tot de status van godheid, omdat hijzelf een geïncarneerde god is. Jezus had ongetwijfeld deze edele leer in gedachte toen hij zei dat we net zo volmaakt moeten zijn als de vader in de hemel. Dit is het idee van de menselijke volmaakbaarheid. . . .

Het derde idee is de illustratie, het bewijs, het hoge resultaat van de twee bovengenoemde. Het is dat de meesters [de grote helpers van de mensheid] – zij die de hoogste vervolmaking hebben bereikt die in deze periode van evolutie en in dit zonnestelsel mogelijk is – levende en onbetwistbare feiten zijn, en geen koude en ver van ons afstaande abstracties. Zij zijn . . . levende mensen . . . [die] als levende feiten en hoge idealen de ziel van hoop zullen vervullen en zelf allen die de mensheid wensen te verheffen, zullen helpen.2

Een ander punt is dat ware opvoeding niet alleen of in hoofdzaak bestaat uit de training van het intellect of het verwerven van kennis in de zin zoals die woorden gewoonlijk worden gebruikt. Katherine Tingley is van mening dat ‘intellect’ en ‘kennis’ een veel diepere betekenis hebben dan tegenwoordig eraan wordt gegeven; en dat de juiste training van het een en het verwerven van de ander (in deze diepere zin) niet alleen afhangt van boekenstudie en laboratoriumonderzoek, hoewel deze hun plaats hebben, maar ook en vooral van juist gedrag, een zuiver leven, zelfbeheersing en het volgen van hoge idealen. De aanduiding rajayoga werd door haar gekozen als de term die het best uitdrukking geeft aan het doel van ware opvoeding (de rajayoga-academie is een afdeling van de School of Antiquity voor de opvoeding van de jeugd van beide seksen) omdat de etymologische betekenis van het woord rajayoga ‘koninklijke eenwording’ is – ‘ware opvoeding bestaat in de harmonieuze ontwikkeling en het met elkaar in evenwicht brengen van alle vermogens’.

Het doel van de School of Antiquity vloeit daar op een natuurlijke manier uit voort en is in harmonie met het idee dat we kort hebben geschetst. In het handvest ervan wordt haar doelstelling door Katherine Tingley als volgt gegeven:

kennis van de heilige mysteriën van de oudheid doen herleven door het bevorderen van de lichamelijke, mentale, morele en spirituele opvoeding en van het welzijn van de mensen van alle landen, zonder onderscheid van geloof, sekse, kaste of huidskleur; door hen te instrueren om de wetten van de universele natuur en universele rechtvaardigheid te begrijpen, in het bijzonder de wetten die hun eigen wezen beheersen: op die manier wordt hen de wijsheid van wederzijdse hulpvaardigheid onderwezen, want zo is de wetenschap van rajayoga.

De School of Antiquity zal een instelling zijn waar de ware ‘rajayoga’, de wetten van de universele natuur en rechtvaardigheid die de lichamelijke, mentale, morele en spirituele opvoeding beheersen in zo breed mogelijk perspectief zullen worden onderwezen. Door dit onderwijs zal het materiële en intellectuele leven van ons tijdperk worden vergeestelijkt en worden verheven tot zijn werkelijke waardigheid; het denken zal worden bevrijd van de slavernij van de zinnen; de tanende energie in ieder hart zal nieuw leven worden ingeblazen in de zoektocht naar waarheid, en de snel stervende hoop op de belofte van het leven zal voor alle volkeren opnieuw worden gevoed.

Bij de ceremonie van het plaatsen van de hoeksteen in Point Loma, Californië, op 23 februari 1897, van het gebouw dat zal dienen om de School of Antiquity in onder te brengen, zei Katherine Tingley:

Door deze school en haar vertakkingen zullen de kinderen van het ras de wetten van het geestelijke leven worden onderwezen, en de wetten van fysieke, morele en mentale ontwikkeling. Ze zullen leren in harmonie met de natuur te leven. Ze zullen al dat ademt op meedogende wijze leren liefhebben. Ze zullen een groot inzicht in zichzelf ontwikkelen, en naarmate ze meer kracht opdoen, zullen ze leren die ten goede van de hele wereld te gebruiken.

Het leggen van de hoeksteen, Point Loma, 23 februari 1897

Het leggen van de hoeksteen, Point Loma, 23 februari 1897

Volgens deze citaten is er iets meer in het leven dan het bevredigen van persoonlijke wensen of het benadrukken van de persoonlijkheid; komt er iets meer kijken bij de opvoeding dan het volladen van het brein met informatie en feiten, of het verwerven van intellectuele schatten; iets meer dan zelfs het bestuderen van de hoogste filosofie of het overpeinzen van de meest verheven idealen. Ze roepen op tot een ontwaken van de edelste energieën van de menselijke ziel en geest, en het inschakelen van alle vermogens van het denken, hart en lichaam in dienst van de mensheid. Ze komen voort uit universele broederschap als een verheven feit in de natuur en verwijzen daarnaar. Ze vereisen een juiste levenswijze, niet alleen maar een juiste denkwijze. Ze zijn in overeenstemming met die meesterlijke verklaring van Carlyle: ‘Het doel van de mens is een handeling en niet een gedachte, zelfs al is het de meest edele’.

Als we de doelstelling van de School meer direct in verband brengen met de betekenis ervan, kunnen we zeggen dat deze is om dat ideaal ten uitvoer te brengen. Het gaat erom de verloren kennis van de oudheid terug te winnen en haar toe te passen op de behoeften van deze tijd. Het gaat erom heden en verleden met elkaar te verbinden, en op basis van de lessen die we op die manier leren, onze kennis toe te passen en ons de grootste inspanningen getroosten, opdat de toekomst – die onvermijdelijk uit zowel verleden als heden voortkomt – een tijdperk van verlichting en geluk zal zijn, niet alleen voor een paar uitverkorenen maar voor de hele mensheid.

Het doel van de School of Antiquity is alle wetenschappen in verband te brengen met filosofie en religie – en we gebruiken deze termen in de ruimste zin; hun betekenis voor ons leven en gedrag aan te tonen; te demonstreren dat voor het verkrijgen van ware kennis (niet alleen informatie of theorieën die maar al te vaak voortkomen uit gebrekkige redeneringen en zijn gebaseerd op onvolledige gegevens) een ‘gretig intellect’ niet het enige is dat is vereist, maar in de eerste plaats een ‘rein leven’ en een ‘zuiver hart’, onzelfzuchtigheid en een zuiver motief; en dat alleen hij van wie het leven rein en het hart zuiver is toegang kan verkrijgen tot de poorten van de goddelijke wijsheid. Het doel is verder om aan te tonen dat wat gewoonlijk wordt gezien als puur ethische, spirituele of religieuze geboden, zoals ‘leef het leven indien u de leer wilt kennen’, ‘zoekt gij eerst het koninkrijk der hemelen en al deze dingen zullen u worden toegeworpen’, op feiten gebaseerde wetenschappelijke uitspraken zijn.

Wat het werkterrein van de School of Antiquity betreft, dit omvat wetenschap, filosofie, religie (in haar ware betekenis) en de kunsten; in feite alle takken van kennis en geleverde prestaties, speciaal met betrekking tot hun invloed op het menselijk leven en de menselijke ontwikkeling, en vooral ook met bijzondere aandacht voor de leringen en verworvenheden van de Ouden. Speciale aandacht wordt daarom besteed aan archeologisch onderzoek en de studie van oude optekeningen, monumenten, tradities en mythen. Wat betreft de kunsten, dient in het bijzonder melding te worden gemaakt van muziek en toneel, hoewel alle schone kunsten en ambachten een belangrijke plaats innemen in het onderwijsprogramma van de School, omdat, om nogmaals Herbert Spencer te citeren, haar doel is ons voor te bereiden op ‘het leiden van een volkomen leven’. Hiertoe moeten alle vermogens tot ontwikkeling worden gebracht, niet alleen die van het denken, maar ook die van ziel en lichaam. Hieruit volgt dat hand en oog, oor en stem moeten worden ontwikkeld. Alleen zo kan het karakter compleet worden, alleen zo kan het leven in al zijn volheid en rijkdom mogelijk worden gemaakt. En in het bijzonder muziek en toneel zijn, als men zich op de juiste wijze daarin bekwaamt, factoren die bijdragen aan de ontwikkeling van de kwaliteiten van de ziel, de opbouw van het karakter en het verkrijgen van zelfbeheersing.

Ook moet de enorme productie van literatuur worden vermeld die deel uitmaakt van het werk van de School of Antiquity, als hulpmiddel bij het bereiken van haar doel – het verlichten van de mensheid. Naast het publiceren en verspreiden van de standaard theosofische boeken in het Engels, Frans, Duits, Zweeds, Nederlands, Spaans en Japans, dienen in het bijzonder haar tijdschriften te worden genoemd: The Theosophical Path; the Raja-Yoga Messenger (een tijdschrift voor jongeren, geredigeerd door studenten van het rajayoga-college en academie); en The New Way, ‘voor gevangenen en anderen, al dan niet achter tralies’, speciaal begonnen door Katherine Tingley om nieuwe hoop en moed te verschaffen aan het leven van mensen die ontmoedigd zijn en veel tegenspoed ondervinden.

De draagwijdte van de School of Antiquity wordt slechts beperkt door menselijke kennis en ervaring, door het leven van de hele mensheid, niet alleen die van het heden of het onmiddellijke verleden, maar van het hele verleden. De studie ervan betreft zowel de mens als het heelal, hun evolutie en bestemming.

Het is van speciaal belang om het verband aan te geven tussen de School of Antiquity en de oorspronkelijke Theosophical Society, opgericht door Helena P. Blavatsky in New York in 1875. The Universal Brotherhood and Theosophical Society, de naam waaronder de oorspronkelijke Theosophical Society nu bekendstaat – na haar reorganisatie door Katherine Tingley in 1898 – staat open voor ieder die haar hoofddoelstelling onderschrijft, namelijk ‘aan te tonen dat universele broederschap een feit is in de natuur, en deze tot een levende kracht te maken in het leven van de mensheid’. Deze Society en organisatie werd ‘bestemd en gevestigd voor het welzijn van de mensen op aarde en alle schepselen’. Zij is ‘onderdeel van een grote en universele beweging die in alle tijden actief is geweest’; zij verlangt slechts het aanvaarden van het beginsel van broederschap en het serieuze streven deze tot regel en leidraad in het leven te maken, en zoveel mogelijk de theosofische beginselen te bestuderen en deze toe te passen in ons dagelijks leven en handelen.

Wat de wereld vandaag nodig heeft, is dat wordt aangetoond dat het leven niet oproept tot competitie, en dat het in werkelijkheid niet een strijd om het bestaan is; waar ze behoefte aan heeft is een demonstratie dat het haalbaar is dat mannen en vrouwen met elkaar in harmonie leven, zonder conflicten of persoonlijke jaloezie, maar verenigd in de vreugde van het dienen van de mensheid; ze heeft behoefte aan vertoon van het grotere leven van de ziel, en het praktische inzicht dat er goddelijkheid ten grondslag ligt aan het hart van ieder mens. En aan deze behoefte kon alleen worden voldaan door het oprichten van een school.

In 1894 maakte William Q. Judge aan verschillende van zijn studenten bekend dat H.P. Blavatsky hem had voorspeld dat er in het kielzog van haar eigen werk ‘in het westen een grote zetel van lering zal worden gevestigd, waar de grote theorieën betreffende de mens en de natuur zullen worden onderwezen en verklaard’; het was in feite Blavatsky’s taak en missie geweest die grote theorieën of leringen opnieuw aan de wereld bekend te maken. Wat speciaal interessant is aan deze opmerking is dat Katherine Tingley, toen ze een kind was van nog maar acht jaar, haar grootvader had verteld dat ze op een dag wanneer ze groot zou zijn, een prachtige stad zou bouwen in ‘Goudland’, waar mensen en kinderen van overal in de wereld zouden gaan wonen.

Wat is de werkelijke betekenis van een school? Het woord komt van het Griekse schole, dat allereerst ‘vrije tijd’ betekende en later de betekenis ‘filosofie’ kreeg en vervolgens werd gebruikt om een plaats waar lezingen of instructies worden gegeven aan te duiden. Maar laten we de eerste betekenis, vrije tijd, beschouwen. De ware betekenis van vrije tijd is niet niets doen, passiviteit, geen bezigheden hebben; de essentiële betekenis is die van het Latijnse woord licere, ofwel ‘toestemming’, ‘gelegenheid, kans’. Dit is de ware betekenis van het woord school: het is een plaats waar men een kans krijgt, en in deze zin is de vestiging van de School of Antiquity van zo’n enorm belang voor de wereld. Het is niet alleen een plaats waar men de gelegenheid krijgt te laten zien wat waarachtig leven is, of voor het verwerven van werkelijke kennis, maar voor het trainen van hen die te zijner tijd, naarmate ze geschikt worden voor die hoge roeping, erop uitgaan om op hun beurt anderen te onderwijzen en te helpen. De studenten van de School of Antiquity zijn niet alleen zij aan wie, terwijl ze aan het Internationale Hoofdkwartier in Point Loma wonen, het voorrecht is verleend deze kans te krijgen, maar er zijn velen in andere delen van de wereld die er direct de voordelen van ondervinden; want haar activiteiten zijn wereldwijd.

Om samen te vatten, alle kennis is een heilige verantwoordelijkheid die sinds onheuglijke tijden is overgedragen van de ene grote leraar op de andere, en ook bewaard is gebleven in oude geschriften, in de ene periode verloren voor de wereld, in een andere tijd openbaar gemaakt. En de tijd is nu gekomen waarop, in overeenstemming met de cyclische wet, aan alle zoekers naar waarheid en aan allen die de mensheid liefhebben opnieuw de gelegenheid kan worden geboden om de poort van de tempel van wijsheid binnen te gaan. Aan al die mensen is de uitnodiging gericht: ‘Vraagt en het zal u worden gegeven: zoekt en u zult vinden: klopt en u zal worden opengedaan.’

Noten

  1. Het Internationale Hoofdkwartier is sinds 1951 gevestigd nabij Pasadena, Californië. – Red.
  2. Irish Theosophist (3:5), 15 februari 1895, blz. 75.

Katherine Tingley


Uit het tijdschrift Sunrise sep/okt 1998

© 1998 Theosophical University Press Agency