Boekbespreking
Ina Belderis
Liberating the Gospels: Reading the Bible with Jewish Eyes – Freeing Jesus from 2000 Years of Misunderstanding [Het bevrijden van de evangeliën: het lezen van de bijbel met joodse ogen – het bevrijden van 2000 jaar onbegrip], John Shelby Spong, Harper San Francisco, 1996; noten, bibliografie, index, 379 blz., isbn 006067556x, gebonden.
Voor velen is het nogal duidelijk dat de verslagen in de evangeliën niet letterlijk moeten worden genomen. Er zijn te veel tegenstrijdigheden, ongerijmdheden en tegenspraken om het verhaal van Jezus als historisch feit te accepteren. Hierdoor blijven we zitten met de onvermijdelijke vraag: Als het niet werkelijk gebeurde zoals beschreven in de verschillende evangeliën, wat is er dan in feite gebeurd? En als ze als iets anders dan als geschiedenis moeten worden gelezen, hoe moeten we de verslagen in het Nieuwe Testament dan benaderen en interpreteren? Bisschop Spong probeert deze vragen te beantwoorden op een manier die betekenis heeft voor hen die de leringen van Jezus tot een levende kracht in hun leven willen maken.
De auteur begint met te verklaren dat de evangeliën in wezen joodse boeken zijn, geschreven door joodse mensen voor vroege (joodse) christenen die nog steeds hun religieuze plichten in de synagoge vervulden. Zijn stelling, die hij baseert op het werk van bijbelkenner Michael Goulder, is dat het meeste van wat er in de evangeliën is geschreven verwijzingen betreft naar de verschillende religieuze feesten volgens de joodse liturgische kalender. Spong wijst erop dat de ‘evangeliën joodse pogingen zijn om op een joodse manier het leven van een joodse man te verklaren in wie, zo dacht men, de transcendentie van God tijdens een frisse en krachtige ontmoeting was ervaren’ (blz. 20). Die interpretaties waren geen exacte beschrijvingen van wat er historisch was gebeurd of van wat Jezus zei of deed. ‘Verhalen betreffende helden uit het joodse verleden werden versterkt en telkens opnieuw verteld over helden van het huidige moment, niet omdat diezelfde gebeurtenissen zich wéér voordeden, maar omdat de werkelijkheid van God die op die momenten werd onthuld vergelijkbaar was met de werkelijkheid van God zoals die in het verleden was gekend. Tijdens deze reis door de evangeliën zullen we zien dat dit beginsel van de midrasj keer op keer wordt toegepast’ (blz. 36-7).
Dit kan worden bevestigd door de Hebreeuwse bijbel te bestuderen, vooral de Torah, de eerste vijf boeken ervan. Spong schrijft dat ‘we moeten begrijpen hoe de verering door het joodse volk uit de eerste eeuw werd georganiseerd. . . . Vanaf die tijd [van de ballingschap – 6de eeuw vóór Chr.] voelden de joden zich genoodzaakt om de hele Torah in de periode van een jaar volledig te lezen’ (blz. 59-60). Dit betekent dat elke sabbat een deel van de Torah werd gelezen, te beginnen met Genesis en eindigend met Deuteronomium.
De betekenis van Jezus werd dus door de joden van de eerste eeuw beschreven overeenkomstig het beginsel van de midrasj en volgens het liturgische jaar. In feite waren de teksten in de evangeliën zelf liturgische teksten, geschreven door schrijvers die behoorden tot de groep joden die, hoewel ze nog in de synagoge vereerden, Jezus beschouwden als een uitdrukking van God. Spong beweert dat deze groep aanvankelijk werd getolereerd binnen de joodse geloofsgemeenschap. Maar na de joodse oorlog en het desastreuze einde ervan in 70 A.D. met de vernietiging van Jeruzalem en de tempel,
verdween de joodse natie van de wereldkaart, . . . Een ander direct gevolg van deze oorlog was dat het christelijke geloof, dat oorspronkelijk een joodse beweging was geweest, begon met een verschuiving die uiteindelijk het christendom zou herdefiniëren als een verbitterde antisemitische en anti-joodse beweging. Deze oorlog sneed heel letterlijk de hoofdwortel af die het christendom met zijn joodse verleden verbond. . . . ieder boek dat later in het Nieuwe Testament werd opgenomen weerspiegelde óf de spanning die die oorlog teweegbracht óf werd geschreven tegen de achtergrond van die joodse nederlaag en vernietiging. – blz. 39-40
Als gevolg van deze oorlog nam de verdraagzaamheid binnen de joodse gemeenschap af, en de Torah werd het belangrijkste wapen in hun strijd om te overleven. De aanwezigheid van de joodse christenen, met hun nadruk op de betekenis van Jezus, dreigde de gemeenschap en de autoriteit van de Torah te ondermijnen. Ten slotte werden de volgelingen van Jezus niet langer geaccepteerd binnen de joodse maatschappij. Na de oorlog nam in het Romeinse Rijk de vijandigheid tegen joodse zaken ook enorm toe, zodat ‘het politiek gezien heel wijs werd voor joodse christenen om politieke verschillen tussen de verstarde orthodoxie van de traditionele joden en henzelf in het openbaar bekend te maken’ (blz. 49-50).
Beide groepen maakten aanspraak op het eigendom van de joodse geschriften, en de joodse volgelingen van Jezus namen ze eenvoudig met zich mee. ‘De joodse christenen begonnen bloemlezingen samen te stellen waarin ze de schaduwen van Jezus overal identificeerden met de oude heilige geschiedenis van de joden’ (blz. 51). Deze traditie was eerst mondeling, en werd later omgezet in geschreven teksten. De laatste breuk vond laat in de jaren tachtig plaats toen de joodse christenen werden geëxcommuniceerd, wat aanleiding gaf tot veel negativiteit en een weigering om Jezus als joods te zien. ‘Door deze houding . . . raakten onze evangeliën opgesloten in een niet-joodse vorm, en dit leidde ertoe dat aan die boeken een nauwkeurigheid werd toegeschreven over historische feiten en een letterlijkheid van de gebeurtenissen die werden beschreven die geen van de joodse schrijvers van het Nieuwe Testament ooit hadden bedoeld’ (blz. 53).
Spong laat zien hoe de joodse liturgische kalender zowel de verering als het dagelijkse leven van Jezus en de eerste christenen bepaalde. Hij beweert dat deze kalender het schrijven van de evangeliën naar Marcus, Mattheüs en Lucas heeft beïnvloed. Hij neemt de lezer mee op een fantastische reis door de evangeliën, waarin elke tekst wordt bekeken vanuit een joods gezichtspunt. Marcus beschrijft het verhaal van Jezus in verband met de joodse feesten van Rosh Hashanah (Nieuwjaar) via Yom Kippur (Grote Verzoendag) tot het joodse Pasen, ongeveer de helft van het jaar. Het passieverhaal was het christelijke paasverhaal, met Jezus als het nieuwe paaslam. Mattheüs werkt Marcus verder uit zodat het verhaal het hele liturgische jaar omvat. Mattheüs bevat vijf zogenaamde blokken van leringen, en Spong brengt ze in verband met vieringen van joodse feesten; bijvoorbeeld het passieverhaal met Pasen en de bergrede met Pinksteren. Het evangelie van Lucas zou het verhaal van Jezus geven, verteld in de volgorde van de Torah. Men kan bijvoorbeeld Torahteksten van Genesis ontdekken in zijn geboorteverhaal. In Zacharias en Elisabeth, de ouders van Johannes de Doper, zien we een afspiegeling van Abraham en Sarah: ‘Beide stellen ouders werden rechtvaardig genoemd (Genesis 26:5, Lucas 1:6). Zowel Sarah als Elisabeth waren onvruchtbaar (Genesis 11:30, Lucas 1:7). Beiden hadden een hoge leeftijd (Genesis 18:11, Lucas 1:7). In beide verhalen kwam de aankondiging van de engel aan een ongelovige vader (Genesis 18:11, Lucas 1:11). Beide vaders werd verzekerd dat bij God niets onmogelijk was (Genesis 18:14, Lucas 1:37)’ (blz. 132).
Spong vult bladzijde na bladzijde met vergelijkingen van de teksten in het Oude Testament die worden weerspiegeld en (soms letterlijk) opnieuw worden verteld in het Nieuwe Testament. Naast een analyse van de evangeliën zelf, neemt hij ook enkele thema’s of figuren uit de evangeliën om een nadere blik te werpen op het gebruik van het midrasj-beginsel in die verhalen. De figuur Jozef wordt onder de microscoop gelegd en blijkt inderdaad erg schaduwachtig te zijn. Judas Iskariot is misschien ook een gefingeerde figuur, die werd geschapen onder invloed van een toenemende neiging om de schuld voor de dood van Jezus te verschuiven van de Romeinen naar de joden uit Jeruzalem. De maagdelijke geboorte, de kruisiging, en wederopstanding worden onderzocht, en hun tegenhangers in het Oude Testament worden duidelijk aangegeven. De roep aan het kruis ‘Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij mij verlaten?’ die alleen voorkomt in Marcus en Mattheüs, komt rechtstreeks uit Psalm 22:1. Spong verklaart dat deze in de latere evangeliën van Lucas en Johannes werd weggelaten omdat ‘die woorden in strijd werden geacht te zijn met de hogere goddelijke status die in die periode steeds meer aan Jezus werd toegeschreven’ (blz. 249). Als we in Psalm 22 verder lezen, en ook in Psalm 69, wordt duidelijk dat ze hebben voorzien in veel van het materiaal voor het kruisigingsverhaal, waaronder de bespotting, de azijn die Jezus te drinken werd gegeven, het verdelen van zijn kleding, en het loten. Een andere bron voor de gebeurtenissen rond de kruisiging is uit Jesaja’s zogenaamde lijdende dienaar (Jes. 53:3-6). Liberating the Gospels staat vol voorbeelden en bewijzen van de overweldigende invloed van de Hebreeuwse geschriften op de totstandkoming van de verhalen en gebeurtenissen in het Nieuwe Testament. Er zijn te veel voorbeelden om het boek in een recensie recht te doen.
Spong concludeert dat een letterlijke opvatting van de evangeliën onhoudbaar is geworden. Zij die de essentie van hun geloof hebben geïdentificeerd met een letterlijke interpretatie van de evangeliën zullen onvermijdelijk betwijfelen of men nog een christen kan zijn zonder een letterknecht te zijn. Spong geeft daarop als antwoord een duidelijk ja. De conclusie van het boek ‘zou ook zoekende en twijfelende christenen kunnen helpen om de geloofloze wanhoop te vermijden die iemand overspoelt die voelt dat ‘nee’ het enige eerlijke antwoord is op de vraag: ‘Is het werkelijk gebeurd?’’ (blz. 325). De schrijver heeft laten zien dat hij uitstervende tradities achter zich kan laten zonder de levende God in de steek te laten. Hij beweert dat hij een religieus stelsel niet kan vernietigen als dat niet al in verval is. ‘Religieuze ervaring, de tegenwoordigheid van God, is in de kern mystiek, en omdat het mystiek is, zullen geloofsovertuigingen, leringen, geschriften, en heilige verhalen nooit het laatste woord zijn’ (blz. 334). De God die hij vereert kan niet worden bedreigd door geleerdheid of waarheid. Hij schrijft: ‘Jezus is voor mij het kanaal door wie de liefde van God binnenkwam in de geschiedenis van de mens. Jezus belichaamde de liefde van God. Deze liefde was en is liefde die overloopt, liefde die ons in de armen sluit, liefde die ons in zich opneemt. . . . Die liefde van God . . . heeft één doel: Dat is om ons aan te sporen om liefhebbende mensen te zijn en door liefde liefhebbende mensen van ons te maken. . . . Jezus is ook voor mij een menselijke uitdrukking van het ‘Bestaan’ van God’ (blz. 332). In een reeks uitstekende boeken van Spong is dit ongetwijfeld het beste. Het is een zoektocht, die diep ontroerend is.
Boekbespreking: Rescuing the Bible from Fundamentalism, John Shelby Spong