Oneindig potentieel: Het leven en de tijd van David Bohm
Fred Pruyn
Boekbespreking: Infinite Potential: The Life and Times of David Bohm, F. David Peat, Addison-Wesley Publishing Company, Inc., 1997; 360 blz., isbn 0201406357, gebonden.
Het moet een ontmoedigende taak zijn geweest om het leven te beschrijven van David Bohm (1917-1992), wetenschapper en mysticus, die dacht dat beelden altijd het vermogen hebben om te misleiden. Deze biografie geschreven door F. David Peat, een vriend en collega van Bohm, is echter niet alleen goed leesbaar maar ook welwillend en betrouwbaar.
David Bohm had een moeilijke jeugd. Hij werd geboren in een joodse familie in Wilkes-Barre, Pennsylvania, en voornamelijk door zijn vader, die de eigenaar was van een meubelzaak en de plaatselijke rabbi assisteerde, opgevoed. Bohm had een negatief beeld van zijn vader en kreeg weinig aanmoediging van zijn moeder, die vaak leed aan een zenuwziekte. Dit had tot gevolg dat hij inspiratie zocht in zijn eigen wereld en al op vroege leeftijd ervan blijk gaf het karakter te hebben van een ware zoeker naar waarheid.
Vanaf het begin van zijn wetenschappelijke carrière had Bohm meer vertrouwen in zijn intuïtie als middel om oplossingen te vinden dan in de meer gebruikelijke wiskundige methode. Toen hij in 1939 in Caltech [California Institute of Technology] aankwam, ontdekte hij tot zijn schrik dat de campus heel anders was dan hij had verwacht. Hij trof een wereld van competitie die weinig ruimte liet voor creatief denken en werkelijke fysica. Peat schrijft dat Bohms kamergenoot dacht dat de studenten aan Caltech fysica leerden door problemen op te lossen. Maar voor Bohm hield het begrijpen altijd in dat hij dieper en dieper doordrong tot de achterliggende veronderstellingen’ (blz. 34). Tegen die tijd was Bohm eraan gewend alle verschijnselen te beschouwen als voortkomend uit een dieper niveau van bestaan en zich periodiek weer terugtrekkend in diezelfde onbekende wereld. Hij bleek bekend te zijn met het Hermetische axioma: zo boven, zo beneden.
Hij geloofde ook dat hij door aandacht te schenken aan zijn eigen gevoelens en intuïties, een dieper begrip zou krijgen van de aard van het heelal waar hij een deel van was. Hij zag dat heelal als oneindig en onuitsprekelijk en ontwikkelde een visie van een oneindig aantal hiërarchieën binnen hiërarchieën; die samen vormden wat hij de impliciete orde noemde. Hij zag een bevestiging van zijn mystieke visie toen hij in de jaren zestig op de televisie een apparaat zag, samengesteld uit twee in elkaar geschoven glazen cilinders, waarvan de tussenliggende ruimte was gevuld met glycerine. De onderzoeker liet een druppel inkt in de kleurloze stof vallen, en draaide vervolgens aan de buitenste cilinder. Het gevolg was dat de druppel werd uitgetrokken tot een draad die geleidelijk dunner en dunner werd tot deze volledig verdween; de inkt was voor het oog verdwenen maar bestond nog steeds in de glycerine. Op het moment dat de cilinder in omgekeerde richting werd gedraaid, verscheen de inkt weer uit zijn opgerolde verborgen bestaan. Bohm zag toen dat er geen wanorde of chaos bestaat, maar eerder een verborgen orde.
Bohm hield zich diepgaand bezig met de grondslagen van de fysica en de kwantumtheorie; taboes ging hij daarbij niet uit de weg om binnen het veilige gebied van de geaccepteerde wetenschap te blijven, zoals zoveel wetenschappers deden en nog doen. Dit had tot gevolg dat hij geen gemakkelijke loopbaan had. Vele keren werd hij genegeerd; hij publiceerde diverse boeken maar tot zijn teleurstelling besteedden zijn collega’s er geen aandacht aan. Evenmin werd hij een nobelprijswinnaar, hoewel hij een waardige kandidaat was. Bohm ondervond ook veel tegenspoed toen hij in de tijd van McCarthy, in het begin van de jaren 50, werd gedwongen zijn vaderland te verlaten wegens de Marxistische opvattingen die hij toen huldigde. Hij vond een toevlucht in Brazilië, maar had daar een moeilijke tijd ver van huis zonder vrienden en collega’s, en leed onder depressies. Hij werd opnieuw bedreigd, dit keer door een groep nazi-sympathisanten die hem van de campus probeerden te verjagen. De situatie werd zo ernstig dat het hoofd van de faculteit de hulp inriep van een goede vriend van Bohm: Albert Einstein. Einstein schreef aan de gouverneur van de staat São Paulo een brief die voor publicatie was bedoeld:
[Bohm] is diep geïnteresseerd geraakt in de volgende vraagstukken. Is het werkelijk nodig aan te nemen dat de processen op moleculair gebied door toeval worden beheerst? Is het niet mogelijk de huidige theorie op een zodanige manier uit te leggen dat deze erop wijst dat alles noodzakelijk moet plaatsvinden, zodat toeval in beginsel is uitgesloten . . . . Ik heb in het verleden het grootste vertrouwen in dr. Bohm gehad als wetenschapper en als mens, en dat heb ik nog steeds. – blz. 148
Later, toen Bohm in Engeland woonde en werkte, stelde hij zijn studenten voor om te experimenteren met een nieuwe taal die uitsluitend uit werkwoorden bestond, en hij noemde die de rheomode [Gr. rheo = vloeien, stromen], in een poging om recht te doen aan de transcendentale aard van de wereld. Hij besefte dat onze eerste waarnemingen in de wereld transformaties en stromen betreffen, maar dat er iets met ons gebeurt tegen de tijd dat we volwassen worden; volgens hem was taal de boosdoener. Bohms ideeën over de rheomode zijn fascinerend, maar de reactie van veel taalkundigen was ontmoedigend. In zijn laatste levensjaar ontmoette hij echter een groep Amerikaanse indianen (Zwartvoet, Cheyenne, Ojibwa, Micmaq, en Soto) en was verbaasd over hun sterk op werkwoorden gebaseerde talen en hun ‘op processen gebaseerde visie van de wereld’.
In de jaren 70 ontmoette Bohm Krishnamurti en raakte betrokken bij zijn beweging. Ze hadden vele gesprekken, en Bohm werd commissaris van een van zijn scholen. Zijn vertrouwen in Krishnamurti kreeg echter een knauw toen na de dood van laatstgenoemde bleek dat, hoewel hij het celibaat had aanbevolen, hij een maitresse had gehad die diverse keren abortus had laten plegen. Deze onthullingen droegen bij aan de mentale crisis die Bohm op dat moment onderging.
In de tachtiger jaren kwamen David Bohm en zijn vrouw Saral in contact met de Dalai Lama en voerden vele gesprekken. De Dalai Lama maakte eens de grap dat Bohm zijn natuurkundeleraar was geworden, maar ‘als de les voorbij is, ben ik alles vergeten’ (blz. 300). Bij één gelegenheid werd David Bohm ziek en de Dalai Lama liet zijn privé-arts komen, die de diagnose stelde dat het bloed van Bohm te dik was. De dokter zei dat hij medicijnen uit Dharamsala, India, zou laten komen, maar de Dalai Lama drong eropaan dat de behandeling onmiddellijk zou beginnen, en gaf Bohm enkele bijzondere tabletten. Een andere keer liet hij Bohm door zijn privé-arts onderzoeken in zijn huis in Londen.
David Bohm stierf in een taxi toen hij van zijn werk naar huis werd gereden. Hij had zojuist de laatste correcties aangebracht in een boek over kwantumfysica, dat hij samen met zijn medewerker Basil Hiley had geschreven. Dit boek – The Undivided Universe [Het ongedeelde heelal] (1993) – vormt het hoogtepunt van Bohms levenslange poging om een alternatieve interpretatie van de kwantumfysica te geven, één waarin de rol van toeval wordt verworpen; in plaats daarvan poneert hij het bestaan van subtielere krachten die vanuit verborgen, impliciete niveaus van de werkelijkheid werken, om het soms raadselachtige gedrag van de subatomaire wereld te verklaren.1
Infinite Potential: The Life and Times of David Bohm is een inspirerend boek, goed gedocumenteerd en geïllustreerd. Het biedt een fascinerend beeld van een groot wetenschapsman, iemand die de orthodoxie durfde te betwijfelen en nieuwe en radicale denkbeelden in de wetenschap te introduceren, maar die werd genegeerd en verkeerd begrepen, zoals met zoveel werkelijk grote mensen gebeurt.
Verwijzing
- Zie ‘David Bohm en de impliciete orde’, door David Pratt, Sunrise jul/aug 1993.