Theosophical University Press Agency

Onder de oppervlakte

Geschreven door een oude vrouw in de geriatrische afdeling van London Hospital en na haar dood gevonden door de staf – die dacht dat ze niet kon schrijven.

Wat zie je dan zuster, of zie je het niet?
Wat denk je eigenlijk als je mij ziet,
Een knorrig oud vrouwtje, niet helemaal snik,
Onzekere gewoonten en starende blik.
Die knoeit met haar eten, geen antwoord kan geven
Als je roept ‘Probeer het maar even’.
Wie ben ik die hier zit, gehoorzaam en stil,
Die opstaat als je het zegt en eet als je het wil.
Ik ben een kind van tien, met een ouderpaar,
Met broers en zusters, blij met elkaar.
Een bruidje van twintig, mijn hart staat in vlam.
Ik heb vijf jaar later mijn eigen kroost,
Afhankelijk van mij voor liefde en troost.
Met vijftig, weer kleintjes, die vrolijk spelen
Rond mij en mijn liefste, die die vreugde delen.
Dan wordt het duister, mijn man is dood,
Ik zie naar de toekomst en beef in mijn nood.
Mijn kinderen hebben een druk gezin
Ik denk aan de jaren van liefde, in het begin.
Ik ben nu oud en de natuur is de baas,
En laat voor de grap oud eruitzien als dwaas.
Het lichaam verschrompelt, kracht en gratie zijn heen
Waar eens mijn hart zat, zit nu een steen.
Maar in het oude karkas is nog het kind van weleer,
En soms gaat mijn gehavend hart juichend tekeer.
Ik herinner me de vreugde en denk aan de pijn,
En ik houd weer van allen die in leven zijn.
Ik denk aan de weinige jaren, zo snel vergaan
En aanvaard het feit dat niets blijft bestaan.
Dus zuster, open je ogen en zie van nabij
Niet een knorrig oud vrouwtje, kijk beter, zie mij.

Ouderdom, ziekte en dood


Uit het tijdschrift Sunrise mrt/apr 1995

© 1995 Theosophical University Press Agency